Skip to main content

Auteur: Geerhard Bolte

Plak je boek aan elkaar met topische zinnen

Geen non-fictieboek kan zonder topische zinnen. Ze vormen de lijm waarmee je alle informatie aan elkaar plakt. Wat zijn het en hoe gebruik je ze?

Waar een romanschrijver de hele dag druk is met de vorm van de tekst ben jij als schrijver van non-fictie vooral bezig met de inhoud van de tekst. Het risico is dat je daardoor te weinig aandacht hebt voor het leesgemak van je publiek. Een veelvoorkomend probleem is dat je alle informatie niet aan elkaar hebt gepraat. Alle feiten, anekdotes en argumenten liggen in hoopjes op de pagina. De lezer moet als loodgieter Mario van de ene berg informatie naar de ander springen. Als Mario valt, gaat hij fluitend verder omdat hij meerdere levens heeft. Als jouw lezer valt, loop je het risico dat hij het boek dicht doet en wat anders gaat doen. Gamen, bijvoorbeeld.

Het lijkt kinderachtig om alle informatie aan elkaar te praten. Je kunt het gevoel hebben dat je de lezer betuttelt. Het tegenovergestelde is waar. Door informatie niet aan elkaar te praten, zeg je eigenlijk tegen de lezer: ‘Hier heb je wat informatie, zoek het zelf maar uit’. Alsof je iemand op weg stuurt naar Middelburg zonder kaart of navigatiesysteem. Schaam je niet om informatie zo hapklaar mogelijk te presenteren. De lezer wil graag bij de hand worden genomen. Dat is namelijk de reden dat hij een boek heeft gekocht. Als hij alles zelf bij elkaar had willen sprokkelen, was hij het wel gaan googelen. 

Hoe dan?

Hoe doe je dat, informatie aan elkaar praten? De sleutel tot een soepel lezende tekst is de topische zin. Een topische zin is de eerste zin van een tekst waarin je het onderwerp introduceert. Door de openingszin weet je wat je kunt verwachten in de alinea of de paragraaf die erop volgt. 

Er zijn allerlei varianten van de topische zin. De vorige alinea begon met een klassieker: een vragende topische zin (Hoe doe je dat, informatie aan elkaar praten?). Je stelt de vraag en in de rest van de tekst beantwoord je die vraag. Hierop kun je natuurlijk eindeloos variëren, bijvoorbeeld door gewoon met het antwoord te beginnen (Een topische zin is onmisbaar voor een goed lopende tekst) of met een analogie (Neem je lezer bij de hand door aan het begin van een alinea of een paragraaf een routebord te plaatsen). 

Er zijn meer manieren om de lezer duidelijk te maken wat het verband is tussen onderdelen van je tekst. Een simpele manier is het gebruik van voegwoorden (maar, en, want, omdat, hoewel, als, terwijl).  Ook handig: signaalwoorden (vervolgens, ten slotte, echter, daarentegen). 

Eigenlijk is alles goed, als je maar structuur aanbrengt, dus leef je uit als je in een creatieve bui bent. Begin bijvoorbeeld drie opeenvolgende alinea’s met dezelfde soort zin (Zal ik eens wat grappigs vertellen/Zal ik nog wat grappigs vertellen/Heb je tijd voor nog een grappig verhaal?). Of kondig niets aan, maar begin met een historisch feit (Het begon allemaal in 1923), dan bedenkt de lezer zelf wel dat je daarna gaat vertellen wat er nu speelt. Ben je in een brutale bui? Begin met een verrassende tekst. Als deze namelijk verrassend genoeg is, zal de lezer doorlezen om erachter te komen wat de reden is van de tekst (In verzorgingstehuis Lievendael overleden in een week acht mensen. De artsen stonden voor een raadsel). 

Plakt niet

Werkt het altijd? Helaas niet. Topische zinnen (of woorden) plakken niet als er geen relatie is tussen de informatie. Voordat je gaat schrijven, moet je eerst de structuur van je verhaal voorbereiden en alle onderdelen logisch ordenen. Pas dan kun je gaan plakken.

Maar als je het goed doet, bladert je lezer moeiteloos van het ene naar het andere onderwerp zonder dat hij ergens de weg kwijtraakt. Hij begrijpt hoe alles verband houdt met elkaar. 

Geef je boek uit met crowdfunding

Kun je geen uitgeverij overtuigen met je manuscript? Geef je boek dan zelf uit met behulp van crowdfunding. 

Daar ligt het dan, je ongepubliceerde manuscript. Je hebt de volledige versie uitgeprint en op je werktafel gelegd. Het is af, maar het is nog geen boek. Het is slechts een stapel A4’tjes. Je hebt je manuscript aan verschillende uitgeverijen gemaild, maar niemand wilde het uitgeven. Het paste niet in hun fonds, ze vonden het niet vernieuwend genoeg of ze zagen geen commerciële mogelijkheden. Je levenswerk, afgekeurd als een verliefde puber. Wat moet je doen? 

Nobelprijs

Zoals met alles in het leven heb je drie keuzes: accepteren, weglopen of vechten. Het zijn alle drie uitstekende keuzes. Accepteren is prima als je tot de slotsom komt dat je veel hebt geleerd van het schrijven van het boek, maar dat het voor anderen blijkbaar onvoldoende waarde heeft. Je gaat maar eens wat anders doen, parachutespringen of een studie filosofie. Weglopen is heel populair. Je besluit dat je boek niet wordt uitgegeven omdat anderen niet het inzicht hebben om de kwaliteiten van jouw geweldige boek te herkennen. Je denkt aan al die beroemde schrijvers die ook tientallen keren werden afgewezen, tot ze werden ontdekt en Nobelprijzen wonnen. De derde optie is vechten. Dat is mijn favoriet.

Vechten begint ook met accepteren: beseffen dat je boek misschien nog niet af is. Je hebt hulp nodig van professionals die je kunnen helpen om er een beter boek van te maken. Je bedenkt dat dat eigenlijk heel normaal is. Aan een muziekalbum werken al vlug tientallen mensen. Aan een documentaire, een serie of een film werken soms honderden mensen. Maar je kijkt eens naar je spaarrekening en je vraagt je af: hoe ga ik de schrijfcoaches, de vormgevers en het drukwerk in hemelsnaam betalen? 

Er is gelukkig een even praktische als aantrekkelijke oplossing voor dit probleem: organiseer een crowdfundingcampagne. Vraag je familie, vrienden, relaties en ieder ander die maar geïnteresseerd kan zijn om een donatie te doen. 

Bedelen of helpen

Veel mensen schamen zich voor het inzetten van crowdfunding omdat ze niet willen bedelen, maar ik vind dat een eenzijdige en onnodig negatieve kijk op het vragen van hulp. De meeste mensen zouden jouw boek normaal nooit kopen, maar als je ze vraagt om te helpen bij de publicatie geven ze je met alle plezier een paar tientjes. Het boek dat ze daarvoor krijgen, geven ze desnoods weer weg op een verjaardag. De meeste donateurs zijn niet zozeer betrokken bij jouw boek, maar bij jou en jouw inzet om er een geweldig boek van te maken. 

Een crowdfundingcampagne heeft nog twee grote voordelen naast de financiering. Door vroeg in het proces aandacht te vragen voor je boek, begin je op tijd met de marketing. En je kunt bovendien tijdig peilen hoe er wordt gereageerd op je boek. In de campagne omschrijf je waar je boek over gaat en laat je mogelijk al een deel lezen. Wat vinden lezers van de eerste teksten? Als je met je donateurs in gesprek gaat, kun je nu waardevolle tips verzamelen waarmee je vervolgens een beter boek kunt schrijven. 

Heb je een BN’er nodig voor het voorwoord van je boek?

Helpt het als een bekende Nederlander het voorwoord van je non-fictieboek schrijft? Misschien niet, maar je weet maar nooit.

Wat trek je aan voor een feest: die oude versleten trui of dat leuke nieuwe jasje van Prada? Dat jasje natuurlijk. En waarom? Een oude versleten trui straalt onverschilligheid en een lage sociale status uit; leuk voor pubers maar niet voor volwassen volwassenen. Dat jasje van Prada doet het tegenovergestelde: je laat zien dat je erbij hoort en dat je serieus genomen mag worden. Jouw jasje is smaakvol, dus jij hebt ook smaak. Van dezelfde psychologie kun je gebruikmaken als je moet kiezen wie het voorwoord van je boek schrijft. Wordt het een oude trui of een nieuw jasje? 

Ik durf te wedden dat je bij het lezen van de vorige alinea je wenkbrauwen hebt gefronst. Prada, is dat niet wat overdreven? Opscheppen met een jasje dat duizenden euro’s kost? Met die ergernis heb je direct het probleem te pakken met het inzetten van een BN’er voor je boek: niet iedereen zal gecharmeerd zijn van je keuze. John de Mol voor je boek over de mosselcultuur in de Zeelandse Oosterschelde, is dat niet een beetje overdreven? Hoe kies je de juiste schrijver voor je voorwoord? En wat is het eigenlijk, een voorwoord? 

Wie je bent

Als je een voorwoord zelf schrijft, kun je er beknopt in uitleggen wie je bent en waarom je het boek hebt geschreven. In de inleiding kun je vervolgens ingaan op de essentie van het boek. De lezer kan dus aan het voorwoord afleiden met welke autoriteit hij te maken heeft. Ben jij bijvoorbeeld een beginner of een expert op jouw vakgebied? Ook zal hij eruit afleiden waarom je het boek hebt geschreven. Zijn jouw motivatie en enthousiasme aanstekelijk, of heeft de lezer hier te maken met een boodschapper die het alleen voor de poen doet? En bovendien: is het voorwoord aantrekkelijk geschreven? Het is per slot van rekening de eerste tekst van het boek, dus wordt dit een boek waar ze zich met moeite doorheen moeten worstelen of kunnen ze verwachten er plezier aan te beleven? 

Als je het voorwoord van je boek door iemand anders laat schrijven, worden deze drie vragen niet per definitie beantwoord. De lezer kan uit het voorwoord van de BN’er alleen afleiden dat het met jouw autoriteit wel snor zit, als de lezer die BN’er tenminste in staat acht om jouw autoriteit te beoordelen. Een bekende professor in jouw vakgebied die jou aanprijst, dat klinkt geloofwaardig. Een televisiepresentator die alleen spelletjesprogramma’s presenteert en geen verstand heeft van jouw vakgebied, dat klinkt ongeloofwaardig. En kan de lezer op basis van de tekst en de bekendheid van de BN’er afleiden dat jij goed kunt schrijven? Kan hij jouw motivatie beoordelen? Als je een voorwoord door iemand anders laat schrijven, zul je dus rekening moeten houden met de uitstraling van die persoon. 

Kies dus niet voor een BN’er omdat je hem toevallig kent. Kies hem omdat hij perfect past bij jou en je boek. En dat valt niet mee. 

Te elitair, te dominant, te activistisch

Stel, je bent net gepromoveerd als econoom en je hebt een wetenschappelijk boek geschreven over armoede in Nederland. Je zus woont naast John Williams, de presentator van het televisieprogramma Uit de schulden. Ze heeft hem gepolst en hij wil het wel schrijven. Maar past hij wel bij een wetenschappelijk boek? Wie moet het dan schrijven? Klaas Knot van De Nederlandsche Bank? Geen tijd. Sander Schimmelpenninck? Schrijft veel over ongelijkheid, maar te elitair. Rutger Bregman? Veel expertise, maar zo dominant in het debat dat hij het boek kan overschaduwen. Tim Hofman? Interessant, maar misschien te activistisch. Lilian Marijnissen? Heel betrokken, maar te politiek beladen naam. Quinty Trustfull? Betrokken bij armoedebestrijding maar wordt toch teveel geassocieerd met lifestyle en glamour. Zo ga je urenlang allerlei namen af, en met veel moeite lukt het om een shortlist te maken van drie namen. En nu maar hopen dat ze willen. 

En als je niemand kunt vinden, geen probleem. Er is geen bewijs dat het inzetten van bekende mensen voor een voorwoord de verkoop van een boek substantieel bevordert. Doe het gewoon zelf, en geef de lezer een voorproefje van het leukste, slimste, spannendste boek dat ze ooit hebben gelezen. 

Geef je boek geen zijwieltjes

Verveel je lezer niet met kennis die hij al heeft. Alles wat je schrijft in je non-fictieboek moet splinternieuw zijn. 

Als ik manuscripten van nieuwe auteurs lees, heb ik soms het gevoel dat ze in herhaling vallen. Wat zij schrijven, heb ik al ergens anders gelezen. Ik dacht ooit dat het mijn schuld was; ik had vast last van metaalmoeheid. Maar ik hoor het ook van andere lezers: ook zij ergeren zich aan boeken waarin ze verhoudingsgewijs weinig nieuwe informatie vinden. Nou spreek ik als uitgever veel auteurs, en ik ben ervan overtuigd dat auteurs dat niet met kwade opzet doen. Integendeel: ze doen het met de beste bedoelingen, onder andere omdat ze ervan overtuigd zijn dat de lezer hun visie beter kan plaatsen als ze ook de context beschrijven. Maar die lezer kent de context al. Het is alsof je zijwieltjes geeft aan een volwassene die al zijn hele leven fietst.

Sam

Laten we jouw gemiddelde lezer Sam noemen. Sam is 47, heeft een hbo-opleiding en werkt als medisch assistent op de afdeling oncologie van een academisch ziekenhuis. Sam leest al dertig jaar de krant, kijkt naar het journaal, praatprogramma’s en documentaires, luistert naar Radio 1, BNR en podcasts. Sam is coördinator en leest daarom zo nu en dan een managementboek – en leest hierin zelden wat nieuws. Sam weet al dat luisteren belangrijker is dan zenden, dat je medewerkers moet waarderen, dat vertrouwen de basis is van goed leiderschap, dat je fouten moet durven toegeven, dat vergaderingen korter mogen, dat je duidelijk moet communiceren over verwachtingen en dat controle loslaten niet hetzelfde is als je verantwoordelijkheid ontlopen. Sam raakt niet opgewonden als je deze kennis verpakt in Engelse termen, gelardeerd met kleurrijke matrixen en succesverhalen. Sam wil wat nieuws, iets verrassends, iets waardevols.

Rood potlood

Wat te doen? Als je je lezer serieus neemt, staat je maar een ding te doen: geef je boek geen zijwieltjes. Als je nog moet beginnen aan je boek, moet je vanaf dag een rekening houden met een lezer als Sam. Plak een foto van Sam op de muur boven je beeldscherm. En schrijf vervolgens niets wat Sam waarschijnlijk al weet. Heb je al een manuscript geschreven? Pak dan een rood potlood en streep alles door waarvan je verwacht dat de gemiddelde lezer het al weet.

Ja maar

Ja maar, zul je zeggen: we kijken toch ook de hele tijd naar Scandinavische thrillers die allemaal hetzelfde zijn – maar waar we toch van genieten? Klopt, maar van die boeken, films en series is het niet de inhoud die telt, maar de vorm. Of Tom Cruise nou in Jack Reacher of Mission: impossible een knokpartij wint, maakt niet uit. Hoe hij het doet, is het enige wat telt. Dus ja, je hebt gelijk: het is niet erg om hetzelfde te vertellen als andere auteurs, maar in dat geval zul je Sam voor je moeten winnen met een onweerstaanbare schrijfstijl. Dat is een nog grotere uitdaging.

Geen hogere btw op boeken goed nieuws voor schatkist

De verhoging van de btw op boeken is definitief van tafel. Niet alleen een opsteker voor schrijvers en uitgevers, maar voor de hele Nederlandse economie. 

De Trumpiaanse mens heeft een helder beeld van de motor van de economie: hij denkt dan aan vrijheid voor ondernemers om te produceren wat ze willen, zonder bemoeizuchtige overheden, vakbonden of milieuregels. Voor onze welvaart zijn we in zijn ogen afhankelijk van mensen als Elon Musk in zijn meest libertarische bui: gefocust op technologische productie en marktwerking, wars van enige regulering. Een begrijpelijke redenering, maar er zit een kleine maar belangrijke weeffout in. Natuurlijk is ondernemerschap belangrijk, maar het is creativiteit dat de sleutel vormt voor economische welvaart. 

Dit oorzakelijke verband is overtuigend aangetoond door de Amerikaanse socioloog Richard Florida in zijn baanbrekende boek The rise of the creative class in 2002. Steden en landen die ruimte geven aan creatievelingen – of het nu kunstenaars, programmeurs of ondernemers zijn – stimuleren direct en indirect de vooruitgang. Vrijheid van expressie, kunst en identiteit is niet alleen een moreel of sociaal goed, maar ook een directe motor voor economische groei en concurrentievermogen. Tolerantie blijkt daarmee geen bijzaak, maar een motor voor welvaart. Florida is ook de bedenker van de Gay-index: als je wilt weten hoe welvarend een land is, moet je niet kijken naar het aantal fabrieken of kantoren, maar naar het aantal LHBTIQ+’ers dat er vrij kan leven. Want steden en landen met vrijheid voor mensen met een alternatieve levensstijl zijn ook aantrekkelijk voor creatievelingen.

Schrijvers en hun boeken spelen een cruciale rol in het stimuleren en delen van creativiteit. Boeken zijn kunstmest voor de geest, zowel die van de schrijver als die van de lezer. Als je de prijs van die kunstmest verhoogt, benadeel je niet alleen de schrijver en de lezer, maar de hele Nederlandse economie. Nu het kabinet heeft besloten dat de beoogde verhoging van de btw niet doorgaat, betekent dat op termijn dus hogere belastinginkomsten. En ik kan weer even rustiger ademhalen. Al merk ik aan mezelf dat mijn ademhaling door alle (geo)politieke ontwikkelingen vooralsnog wat hoger blijft dat gebruikelijk. 

Jouw boek is uniek (maar weet de lezer dat wel?)

Elke lezer is op zoek naar een uniek verhaal. Jij hebt een uniek verhaal, dus wat kan er misgaan? Best veel, tenzij je jouw boodschap prominent in je boek verwerkt.

Stel je voor, je verkoopt gebruikte spijkerbroeken en je opent een winkel in de hoofdstraat van een grote stad. Wat presenteer je dan in de etalage? Prachtige spijkerbroeken natuurlijk! Nee, natuurlijk niet. Als je net als elke concurrent gewoon spijkerbroeken in de etalage hangt, zul je maar weinig mensen aanspreken die tot jouw unieke doelgroep behoren. Je zult op de tien vierkante meter die je tot je beschikking hebt de potentiële klant recht in zijn consumentenhart moeten raken. En de mensen die niet tot je doelgroep behoren, mogen geërgerd hun blik afwenden. 

Hoe ik het zou aanpakken? Ik zou drie wasmachines in de etalage zetten waarin voorbijgangers de spijkerbroeken zien draaien die vandaag nog van hen kan zijn: ‘Gisteren van Bram, vandaag voor jou: brandschone Levi’s voor slechts € 49,95.’ En het moet niet bij de etalage blijven. De klant die de winkel binnenloopt, met verkopers spreekt of broeken past, moet steeds dezelfde boodschap krijgen: wij verkopen gebruikte spijkerbroeken, dat is goedkoper en beter voor het milieu. 

Maar hoe doe je dat in een boek? Het slechte nieuws is dat het niet makkelijk is, want een originele boodschap verpakken in een boek vergt veel creativiteit. Het goede nieuws is dat een boek veel plekken biedt voor het tonen van jouw unieke boodschap. Als je die allemaal benut, vergroot je je kans op nieuwsgierige lezers aanzienlijk. 

Ontdek je plekje

De eerste en belangrijkste plek voor je boodschap is de titel. Als alles meezit, lukt het om in die titel precies te vertellen waar je boek over gaat, en dan ook nog eens op een opvallende manier. Dat valt natuurlijk niet mee, maar gelukkig heb je ook nog de ondertitel. Met de combinatie van titel en ondertitel moet het lukken om duidelijk te maken dat jouw boek geen dertien-in-een-dozijn-boek is. De derde plek voor je boodschap is het omslagbeeld. Probeer ervoor te zorgen dat er een cover wordt gekozen die jouw unieke boodschap perfect verbeeldt. Ook dat is natuurlijk ontzettend moeilijk, maar goede illustratoren en vormgevers zijn tot meer in staat dan je denkt. De vierde plek voor je boodschap is de flaptekst. In niet meer dan honderdvijftig woorden moet je uitleggen wat er bijzonder is aan je boek. Dat is meer dan genoeg ruimte, maar veel auteurs verspillen die ruimte aan nietszeggende reclamepraat. De vijfde plek voor je boodschap bestaat uit de eerste teksten die je in een preview deelt. Veruit de meeste boeken worden tegenwoordig online gekocht en veel lezers bladeren eerst door de preview om een indruk te krijgen van de inhoud en de vorm van het boek. Als ze geïnteresseerd zijn door de informatie op de omslag, kunnen ze alsnog afhaken als ze in een voorwoord of een inleiding terechtkomen in een slaapverwekkend betoog. 

Rode knop

Als auteur werk je samen met anderen, of je je boek nou zelf uitgeeft of samenwerkt met een uitgeverij. Het is niettemin aan jou als auteur om ervoor te zorgen dat iedereen probeert om deze vijf plekken optimaal te benutten. Jij bent de chef van het restaurant, en als de leveranciers, de vormgever van het menu of de obers niet communiceren wat jij hebt bedacht, dan moet je keihard op de grote rode knop slaan. 

Wat moet je doen als je manuscript is afgewezen?

Geef niet op als je manuscript wordt afgewezen. Blijf werken aan je boek tot het (nog) beter is en ga op zoek naar die ene uitgeverij die inziet dat ze goud in handen hebben. 

Een keer in de week neem ik de tijd om te reageren op de manuscripten die wij als uitgeverij hebben ontvangen. Ik reageer altijd beknopt en neutraal, en niet alleen omdat ik niet genoeg tijd heb om uitgebreid te reageren op alle voorstellen en manuscripten. Ik ben ook terughoudend omdat niet alle auteurs een eerlijke reactie op prijs stellen. Sommigen reageren bijvoorbeeld verbolgen als ik uitleg dat er al heel veel boeken over hetzelfde onderwerp zijn geschreven en dat ik daarom te weinig commerciële mogelijkheden zie. Niet waar, antwoorden ze dan. Ik snap het wel, ze zitten niet te wachten op een kerel die boven het wiegje van hun kindje komt hangen en meldt dat het niets bijzonders is.  

Wat moet je doen als je idee of manuscript door een uitgeverij is afgewezen? Dit is wat ik zou doen als ik auteur was.

Organiseer kritiek

Ten eerste zou ik geen genoegen nemen met de vriendelijke maar nietszeggende reactie van een uitgever of een redacteur: ‘Uw manuscript past niet in ons fonds’. Zelfs als het waar is, heb je daar geen bal aan. Ik zou erachter proberen te komen wat de zwakke kanten van mijn manuscript zijn: is het onderwerp uitgemolken? Is de invalshoek niet actueel of origineel genoeg? Is het slecht geschreven? Ben ik als auteur geen geloofwaardige of kansrijke ambassadeur van mijn eigen boek? Als ik dit soort kritiek niet van een uitgeverij zou kunnen krijgen, dan zou ik iemand inhuren om die kritiek alsnog te bemachtigen. 

Doe wat met de kritiek

Ten tweede zou ik wat met de kritiek doen. Een betere invalshoek kiezen, meer research doen, beter leren schrijven: als je de ambitie hebt om een boek te publiceren, dan geef je natuurlijk niet op na een eerste mislukte poging. Bedenk dat de meeste muzikanten jarenlang hebben geoefend om goed te worden in hun vak, dus het is heel normaal om niet na een half manuscript al een volleerd schrijver te zijn. Ga meer schrijven en lezen, volg cursussen en laat je helpen door professionals.

Blijf leuren

Ten derde: als je zeker weet dat er weinig tot niets meer aan je manuscript verbeterd kan worden, dan zou ik doorgaan met het benaderen van uitgeverijen. Er zijn meer dan vierduizend uitgeverijen in Nederland, waaronder honderden professionale partijen, en in elk genre tientallen die mogelijk geïnteresseerd zijn. Geef niet zomaar op. Sommige auteurs hebben jarenlang met een manuscript geleurd voordat ze een uitgever vonden die inzag dat hij goud in handen had. Geen uitgever was geïnteresseerd in Hoe haal ik mijn tentamens, 30 tips, het eerste boek van Rutger Bregman. En toen hij uiteindelijk een uitgever vond, werd het een fiasco. Zijn boek De meeste mensen deugen werd een hit. Hetzelfde overkwam Brené Brown, nu bekend van onder andere De kracht van kwetsbaarheid. Het lukte haar niet om haar eerste boek I Thought It was Just Me gepubliceerd te krijgen, daarom deed ze het maar zelf. Haar doorbraak kwam pas na haar TED-talk The Power of Vulnerability die een van de meest bekeken TED-talks werd. Dit leidde tot de publicatie en het wereldwijde succes van haar boeken.

Geef het zelf uit

Lukt het niet? Overweeg dan serieus om je boek zelf uit te geven. Dat kan veel tijd en geld kosten als je het goed wilt doen, omdat je nu eenmaal moet betalen voor de redactie, de vormgeving, het drukwerk en de promotie, maar je zou niet de eerste zijn die succesvol is met een zelf uitgegeven boek. Neem Michael Pilarczyk, die van zijn boek Master your mindset een groot succes maakte. Er zijn naar eigen zeggen al meer dan 350.000 exemplaren van dit boek verkocht. Een grote internationale uitgever gaat het nu vertalen en uitgeven in het Engels. 

Dus slik je teleurstelling snel weg als je een afwijzing hebt ontvangen en geef niet zomaar op. Sleutel aan je manuscript tot het nóg beter is en stuur het naar de volgende uitgever. 

In welk hoofdstuk staat het toilet in jouw boek?

Schrijf je boek niet als een hamsteraar maar als een architect. Een aantrekkelijk boek is even logisch ingericht als een huis.

Worstel je met de structuur van je non-fictieboek? Ziet de inhoudsopgave eruit als de schuur in mijn tuin: volgepropt met gereedschap, fietsen, speelgoed en tuinmeubels? Waarschijnlijk ben je heel druk geweest met het verzamelen van informatie, maar nog niet met structureren. Hoe doe je dat? Probeer je boek in te richten als een huis. 

Veel huizen zijn hetzelfde ingericht; met een hal, een woonkamer, een keuken, een badkamer, slaapkamers en een garage. Als ik je nu vraag om de volgende objecten te verdelen over die ruimtes, kost dat je weinig moeite: gasfornuis, bed, douche, auto en kapstok. Zie je wel, dat was makkelijk, omdat het doel van elke ruimte in je huis duidelijk is. Iedereen weet hoe je de kamers in een huis inricht en gebruikt. Zo helder moet de structuur van je boek ook zijn.

Een voorbeeld. Je schrijft een boek over het gevaar van slecht rekenonderwijs. In het voorwoord vertel je waarom je dit onderwerp belangrijk vindt. In de inleiding geef je een korte schets van de dalende rekenvaardigheid en de gevolgen daarvan.

In het eerste hoofdstuk beschrijf je de staat van het rekenonderwijs: hoe slecht wordt er gerekend en hoe verhoudt Nederland zich tot andere landen? In het tweede hoofdstuk leg je uit waarom moderne rekenmethodes, zoals realistisch rekenen, averechts werken. In het derde hoofdstuk toon je aan dat rekenproblemen niet vanzelf verdwijnen, maar zich opstapelen in verdere studie en werk.

Daarna volgen de bredere gevolgen. In hoofdstuk vier en vijf laat je zien hoe rekenzwakte leidt tot economische en maatschappelijke problemen: minder goed opgeleide werknemers, financiële ongeletterdheid en een samenleving die makkelijker misleid wordt. In hoofdstuk zes zoek je uit hoe het zo ver heeft kunnen komen, van beleidsfouten tot zwakke lesmethodes. 

In de laatste hoofdstukken bied je oplossingen. In hoofdstuk zeven beschrijf je hoe het rekenonderwijs weer kan verbeteren, met sterkere didactiek en een herwaardering van basisvaardigheden. In de conclusie benadruk je waarom we nu actie moeten ondernemen – voordat de schade niet meer te herstellen is.

Dit boek heeft hoofdstukken die even helder afgebakend zijn als de kamers in je huis. Denk dus niet als een hamsteraar als je boek indeelt, maar als een architect. Als je weet welke ruimtes waarvoor nodig zijn, is het niet moeilijk meer om alle informatie te verdelen, en om hiaten en overlap te voorkomen. Hoort die wc in de huiskamer of in het toilet? Toilet. Zet je de eettafel in de slaapkamer of in de keuken? Keuken. Schrijf je je boek in de gang of op de werkkamer op zolder? Werkkamer.