Skip to main content

Auteur: Geerhard Bolte

Een slimme schrijver is niet bang om te bluffen

Als auteur van een non-fictieboek doe je je lezer een groot plezier door veel te BLUF-fen. Begin altijd met je belangrijkste boodschap: Bottom Line Up Front. Een klassieke militaire doctrine die ook in vredestijd van pas komt. 

Als Tom Cruise zegt dat iedereen moet bukken omdat er een bom aankomt, dan sta ik zorgeloos op om nog wat popcorn te pakken. Maar als een soldaat te horen krijgt dat hij moet bukken omdat er een bom aankomt, dan bukt hij zonder vragen te stellen. Voor militairen, of ze nou als soldaat in de loopgraven staan of als generaal op het hoofdkwartier zitten, is informatie nu eenmaal van levensbelang. Dat feit heeft in de loop van de eeuwen waardevolle militaire denkwijzen opgeleverd. Eén ervan is BLUF, een acroniem van Bottom Line Up Front. Vrij vertaald: begin je communicatie met je belangrijkste boodschap. 

‘Ga de Pruisen tot 18:00 uur dwarsliggen’

Er zijn genoeg historische voorbeelden waarin gebrekkige communicatie veel mensenlevens kostte. Een schoolvoorbeeld is de slag bij Waterloo. Napoleon rekende op de inzet van de troepen van zijn maarschalk Grouchy, die echter niet goed wist wat hij zijn mannen moest laten doen. Terwijl Napoleon dacht dat Grouchy met zijn manschappen de Pruisen zou ophouden om hem daarna te komen helpen, marcheerden de Pruisen ongehinderd richting Waterloo. 

Vage communicatie tussen Napoleon en Grouchy was volgens veel historici een doorslaggevende oorzaak van de nederlaag. Wat Napoleon had moeten zeggen was: ‘Ga de Pruisen tot 18:00 uur dwarsliggen en kom mij dan helpen.’ Napoleon had nog nooit van BLUF gehoord.

‘Action this day’

BLUF is een Amerikaanse militaire communicatiestandaard, onderdeel van een dik rapport met de titel ‘Army Regulation 25-50: Information Management: Records Management: Preparing and Managing Correspondence’. Op pagina zes staat: ‘Army writing will be concise, organized, and to the point.’ Gezien de uitlatingen van de huidige bevelhebber van de Amerikaanse strijdkrachten lijkt dit principe weer losgelaten te worden, maar dat doet niets af aan de waarde van het advies. Een advies dat natuurlijk niet nieuw is. Sun Tzu schreef 2.500 jaar geleden al: ‘Als bevelen niet duidelijk zijn, dan is dat de schuld van de generaal; als ze duidelijk zijn maar niet worden uitgevoerd, dan is het de schuld van de soldaten.’ En Churchill had de gewoonte om memo’s die urgent waren te voorzien van een rode sticker met de tekst ‘Action this day’. Zo kon er geen twijfel zijn over zijn bedoeling. 

Vertel wat je gaat vertellen

Als auteur van een boek doe je je lezers een groot plezier door ook te bluffen. Dat doe je eigenlijk al door het gebruik van een titel en een ondertitel, die in een of enkele woorden beschrijven waar je boek over gaat. De flaptekst van je boek is een synopsis van wat de lezer te wachten staat. Maar daarna gaat het vaak mis. 

De neiging van de meeste mensen is om een betoog langzaam op te bouwen. Ik denk dat het komt doordat wij mensen van nature denken van klein naar groot. Een kind groeit van klein naar groot. Voor een huis begin je met een fundament voordat je aan het dak begint. Dingen zijn pas als af als ze zijn volgroeid. Maar een boodschap hoeft helemaal niet te ‘groeien’, je kunt gewoon met de deur in huis vallen en beginnen met je belangrijkste boodschap. 

Ik ben een groot fan van het adagium ‘Vertel wat je gaat vertellen, vertel het en vertel daarna wat je hebt verteld.’ Als je dit principe elk hoofdstuk en elke paragraaf toepast en je lezer zo bluffend door het boek leidt, zal je lezer niets missen. 

Het IKEA-effect: waarom jij je eigen boek overschat

Auteurs zijn vaak verliefd op hun eigen boekidee. Dat is begrijpelijk, maar gevaarlijk: het IKEA-effect zorgt ervoor dat je jouw boek waardevoller vindt dan een lezer ooit zal doen. Hoe voorkom je dat je jezelf voor de gek houdt?

De gedragswetenschappers Michael Norton, Daniel Mochon en Dan Ariely noemden de neiging om te overschatten wat je zelf hebt bedacht het IKEA-effect. De term komt van IKEA-meubels: omdat je ze zelf in elkaar zet, vind je ze waardevoller dan een kant-en-klaar product. Het is een even begrijpelijk als risicovol psychologisch fenomeen voor auteurs: je boekidee voelt waardevoller dan concurrerende boeken omdat het idee van jou is, maar de lezer ziet dat heel anders.

Een onzekere tiener

De meeste auteurs houden van hun boek zoals een ouder van zijn kind. Als auteurs hun boek bij mij aanprijzen, komen ze woorden tekort om uit te leggen hoe knap, slim en aardig hun kind is. Sommige auteurs hebben inderdaad een aantrekkelijke visie en kunnen zelfs goed schrijven. Maar dat wil niet zeggen dat lezers straks in slaapzakken voor de boekwinkel gaan liggen om een exemplaar van de eerste druk te kunnen kopen. In een markt waar zoveel concurrentie is, is knap, slim en aardig niet goed genoeg.

Want jij ziet een knap, slim en aardig kind, maar de lezer ziet gewoon een onzekere tiener met bruin haar en groene ogen. Het is onuitstaanbaar; hoe kan de lezer nou niet zien hoe bijzonder jouw kind is. Hij heeft laatst een etude van Chopin uit zijn hoofd gespeeld! Hij laat elke dag zonder te klagen de hond uit! Hij ruimt zelfs zijn eigen kamer op, kom daar nog eens om.

Eric koopt een boek

Stel je een lezer voor die op dinsdagavond een ingeving krijgt en besluit om een boek te kopen. Laten we hem Eric noemen. Eric pakt zijn telefoon, kijkt op zijn bankrekening en ziet dat hij nog precies dertig euro heeft, ruim voldoende voor de meeste titels. Vervolgens gaat hij naar zijn favoriete webshop.

Eric is beleidsmedewerker bij een middelgrote gemeente en wil graag carrière maken. Hij gaat daarom op zoek naar boeken die hem daarbij kunnen helpen. Hij denkt aan onderwerpen als persoonlijke ontwikkeling, leiderschap, verandermanagement, timemanagement, teamdynamiek, burgerparticipatie, besluitvorming, interculturele communicatie, duurzaamheid, maatschappelijke verantwoordelijkheid, netwerken, onderhandelen en ethiek in het openbaar bestuur. En nog een paar thema’s, maar die schieten hem even niet te binnen.

Eric kan dus kiezen uit vele duizenden boeken. En waarom zou hij dan in hemelsnaam jouw boek kiezen?

Dat doet hij dus ook niet. Hij scrollt anderhalf uur, maar kiest uiteindelijk een boek uit de top tien dat hem wel interessant lijkt en een paar goede aanbevelingen heeft. Het kost 22,99 euro en omdat hij het voor tien uur bestelt, komt het morgen al binnen. 

Het is pijnlijk maar waar: de meeste lezers hebben nooit van jouw boek gehoord. Zelfs als ze uren gaan scrollen, is er een kans dat ze jouw boek niet tegenkomen. En als ze het wel tegenkomen, vergelijken ze het schaamteloos met andere boeken. Oh, denkt Eric dan: een boek over leiderschap van een auteur die betoogt je met positieve psychologie veel invloed kunt uitoefenen. Interessant. En hij scrollt gedachteloos verder.

Verdedig je concurrent

Tijdens trainingen geef ik deelnemers weleens de opdracht om een concurrerend boek te verdedigen alsof ze het zelf hebben geschreven. Ze krijgen een kwartier de tijd om zich te verdiepen in het boek en moeten het dan aanprijzen bij andere deelnemers. Dat valt ze zwaar. Ze beseffen plotseling dat er concurrentie is en dat de auteurs van concurrerende boeken even overtuigd zijn van de waarde van hun boek. Vervolgens laat ik de andere deelnemers stemmen. Welk boek zouden ze kiezen: dat van de deelnemer of dat van de concurrent? De stemming pakt niet altijd uit in het voordeel van de deelnemer.

Het IKEA-effect maakt dat je eigen boek leuker, origineler en belangrijker lijkt dan het in werkelijkheid is. Daar kun je als auteur rekening mee houden door tijdig afstand te nemen. Aan je eigen kind kun je niets meer veranderen, maar aan je boekidee kun je nog schaven tot het beter is. 

Ben jij een beeldschrijver of een toetsenbordschrijver?

Ik heb een schokkende ontdekking gedaan. Anders dan ik kijken de meeste mensen naar hun toetsenbord als ze typen. Wat zegt dat over mij? Wat zegt dat over andere mensen? 

Ik zag het een paar weken geleden voor het eerst. Iemand zat te typen en ik besefte plotseling dat hij alleen naar zijn toetsenbord keek. Daarmee besefte ik ook dat ik alleen naar het beeldscherm kijk als ik typ. Ik ben dus een beeldschrijver. Wat ben jij, een beeldschrijver of een toetsenbordschrijver?

Inmiddels heb ik de wortels van mijn bestaan als beeldschrijver kunnen terugvoeren op mijn typcursus bij het Manhattan Instituut in de jaren zeventig. Maandenlang zeulde ik als twaalfjarig jongetje elke week mijn glimmend witte Olympia SM9 naar de andere kant van het dorp. Daar leerde ik van een charmante dame blind typen met tien vingers. Er was een goede reden om in de jaren zeventig blind te kunnen typen. Dat was nodig zodat je als secretaresse snel geschreven teksten kon overtypen. Terwijl je keek naar de brief van meneer de directeur deden je vingers gedachtenloos hun werk. Op 13 oktober 1977 besloot de eksamenkommissie (sic) van het instituut dat ik had voldaan aan de gestelde vaardigheidseisen en reikte mij het diploma uit. 

Mijn hele middelbare schooltijd keek ik niet meer om naar de Olympia, tot ik besloot om naar de School voor de Journalistiek te gaan. Al na de eerste les moest ik een nieuwsbericht typen, en wonderbaarlijk genoeg bleek ’s avonds op mijn studentenkamer dat ik het nog kon. Links keek ik naar mijn geschreven aantekeningen en rechts typten mijn vingers braaf wat hen was opgedragen. 

Ingehaald door de evolutie

Andere mensen moeten hun vingers goed in de gaten houden, anders schrijven ze zomaar iets wat niet de bedoeling is. Gelukkig heb ik als beeldschrijver heel gehoorzame vingers. Ik kan ze blindelings vertrouwen, net als mijn benen, die mij ook overal naartoe brengen zonder dat ik ze de hele tijd moet controleren. 

Het is ongetwijfeld veelzeggend dat ik een beeldschrijver ben, maar ik weet niet precies wat het dan zegt. Kunnen traditionele indelingen van mensen naar bijvoorbeeld geslacht, etniciteit en persoonlijkheid nu in de prullenbak? Kunnen we onze ideeën over blond en zwart haar, introvert en extravert nu samen met de DSM V rechtstreeks naar het archief van het Meertens Instituut sturen? 

Ik was stiekem best een beetje trots op mijn zelfbedachte reputatie als beeldschrijver, tot ik een van mijn kinderen op zijn mobiele telefoon zag appen. Ineens besefte ik dat ik in de evolutie al was ingehaald, in niet meer dan een generatie. En nu zit ik in een identiteitscrisis: wat zegt het nog dat ik blind kan typen met tien vingers, als een puber met een paar vingers sneller kan communiceren – terwijl hij tegelijkertijd naar muziek luistert en een verhaal vertelt. Ik wil mijn cursusgeld terug. 

Hoe haal je de rem van je toetsenbord als je een boek schrijft?

Zou je graag vol gas willen schrijven aan je manuscript? Geen last hebben van dat duiveltje op je schouder dat de hele tijd zit te zeuren dat het beter kan? Lees dan niet verder, want ik denk dat zelfkritiek onmisbaar is.

Een auto kan niet zonder motor, maar ook niet zonder rem. Zo is het ook met het schrijven van een boek. Je hebt ideeën, tijd en zin nodig om de motor draaiende te houden. Maar als je geen rem zou hebben, zou je al vlug uit de bocht vliegen of erger: ergens tegenaan botsen. Auteurs die ongeremd leeglopen, leveren meestal manuscripten af met gammele argumenten, twijfelachtige feiten en kromme zinnen. 

De literaire rem bestaat uit een mengsel van interne en externe kennis en ervaring. Intern is dat jouw eigen kritische stem – gevormd door alles wat je eerder hebt gelezen, geschreven en gedacht. Extern zijn het de stemmen van vakgenoten, redacteuren, lezers, en soms zelfs van die ene zure recensent die je ongewild toch iets waardevols meegaf. Samen vormen ze dat duiveltje op je schouder dat fluistert dat een redenering nog niet klopt of dat je stijl nog wat te bombastisch is. Dat duiveltje is niet bezig om je werk te saboteren maar om het scherper, geloofwaardiger en leesbaarder te maken. Zonder die rem zou je als een dolle door het manuscript razen – en pas aan het eind ontdekken dat je iets hebt geschreven dat je zelf niet eens zou willen lezen.

Net zoals rijden vereist schrijven continu een beetje gas geven en een beetje remmen. Soms moet je vaart maken: dóórschrijven, ideeën uitwerken en twijfels parkeren. Op andere momenten moet je juist vertragen: afstand nemen, herlezen, schrappen. Wie alleen maar op het gaspedaal duwt, produceert een tekst zonder nuance, zonder reflectie. Maar wie voortdurend op de rem trapt, komt nergens. De kunst is om te schakelen. Schrijf vrijuit als je begint, rem af zodra je redigeert. Geef gas bij het verzamelen van ideeën, rem af als je voelt dat je afdwaalt. De kunst is om aan te voelen wat je op een bepaald moment moet doen; in het ideale geval wordt het een intuïtief proces. Je haalt dan zelden de maximum snelheid, maar je komt waarschijnlijk eerder aan op je bestemming.

Juist onder non-fictieauteurs tref ik veel snelheidsduivels aan. Ik denk dat het komt doordat ze denken dat ze een klus te klaren hebben. Ze hebben een boodschap, en zodra ze hun stelling hebben onderbouwd, beginnen ze aan het dankwoord. De gemiddelde romanschrijver realiseert dat de aantrekkelijkheid van een boek niet zozeer draait om de afronden van een plot, maar om de aantrekkelijkheid van de stijl. En dat kost nu eenmaal moeite; zoals de Amerikaanse schrijver en diplomaat Nathaniel Hawthorne zei: ‘Easy reading is damn hard writing.’

Welk boek schrijf jij deze zomer niet?

Elke zomer worden veel boeken niet geschreven. Ik snap het wel. Als je eindelijk een paar weken vrij hebt, breng je die liever door met je geliefden, dan eenzaam achter een toetsenbord om een boek te schrijven over de opmars van Russische hybride oorlogsvoering in Europa of de aftocht van de huisvlieg op ons continent. Jammer, maar misschien heb je wel tijd om erover na te denken.

In films en romans ligt in de zomer altijd iemand met een grashalm in zijn mond naar de wolken te staren. Ik heb dat zelf nog nooit gedaan en ik heb het nog nooit iemand zien doen, maar het is een prachtig beeld van de eindeloze, warme zomer waarin je eindelijk tijd hebt om te ontspannen. Ik ben zelf ook erg voor ontspannen, maar helemaal gedachteloos lukt mij dat niet. Ik ben meestal vlug klaar met luieren, vakantie of niet. Zit jij zo ook in elkaar? Mooi zo, dan houd je voldoende tijd over om na te denken over je boek. 

Ideeën voor een boek lijken in het begin veel op voorbij stromende wolken. Ze hebben wel een vorm maar ze zijn nog niet herkenbaar. De kunst is om dan niet meteen in actie te komen maar te blijven piekeren. Ideeën moeten rijpen en je zult merken dat ze langzaam maar zeker van vorm veranderen. Als je het onderwerp van alle kanten bekijkt, krijg je na verloop van tijd een beter beeld van de invalshoek van je boek. Van de stijl. De voorbeelden die erin thuishoren. De kunst is om na te blijven denken tot je bent uitgedacht. En je weet dat dat moment is aangebroken als het moment is aangebroken. 

Schrijven is eigenlijk maar een bescheiden deel van het werk van een auteur. Het grootste deel bestaat uit nadenken, malen, filosoferen, afwegen, peinzen, reflecteren, analyseren en soms besluiten. De beste boeken zijn het werk van jarenlang tobben en zijn soms al helemaal uitgedacht voordat de auteur een letter op papier zet. 

Piekeren is maatschappelijk niet geaccepteerd. Als je tijdens kantooruren je benen op het bureau legt en naar het plafond staart om eens rustig ergens over na te denken, kun je al vlug een telefoontje van human resources verwachten. Je wordt niet betaald om te denken maar om te doen. Maar een boek is een denkding, geen doeding. Dus neem in je eigen tijd de vrijheid om na te denken voordat je wat gaat doen. Schrijven kan altijd nog.