Skip to main content

Auteur: Geerhard Bolte

Organiseer het schrijven van je boek als een project

Wil je zeker weten dat je boek ooit afkomt? Organiseer het schrijven en publiceren van je boek dan als een project. Want dat is het. 

Je kunt het schrijven van een boek natuurlijk aanpakken als een zomerse wandeling over het strand. Je slentert wat langs de waterlijn, je gooit eens een stok weg voor de hond en je ziet wel waar je die dag uitkomt. Later ga je misschien een glas witte wijn drinken in een strandtent. Geen haast, het is mooi weer. 

Je kunt het schrijven van een boek ook aanpakken als een project. Je bedenkt wat er allemaal moet gebeuren en je maakt een planning met strakke deadlines. Je bedenkt wie wat moet doen (jij, jij en jij) en op dag een ga je achter je bureau zitten om te beginnen met hoofdstuk een. Je hebt haast, want je boek moet af.

Persoonlijk heb ik een voorkeur voor de projectmatige aanpak en ik ben niet de enige. Veruit de meeste auteurs van een non-fictieboek die erin slaagden hun manuscript af te ronden, hadden het schrijven van hun boek georganiseerd als een project. De een wat strakker dan de ander maar niettemin allemaal met een verdeling van rollen, taken en werkzaamheden. 

Zeker als er meerdere mensen bij de publicatie van je boek betrokken zijn, is een plan broodnodig. Werk je misschien samen met een co-auteur? Geef je je boek zelf uit en moet je samenwerken met een redacteur, corrector, vormgever en andere professionals? Dan moet je alles dichttimmeren om gedoe te voorkomen. 

Gelukkig kun je tegenwoordig gebruikmaken van online tools waarmee je zo’n plan in een handomdraai in elkaar zet. Mijn favoriet: de Gantt-chart.

Henry

De Gantt-chart is een uitvinding van Henry Gantt, een Amerikaanse ingenieur en managementconsultant. Voor de liefhebbers: als collega van Frederick Taylor was hij mede verantwoordelijk voor de ontwikkeling vanscientific management, de methode waarbij werk systematisch wordt geanalyseerd en geoptimaliseerd om de productiviteit te verhogen. Daarvoor ontwikkelde hij later in zijn carrière de Gantt-chart.

Gantt realiseerde zich dat managers behoefte hadden aan een visueel hulpmiddel om tijdsplanningen beter te begrijpen en te communiceren. Hij bedacht daarvoor een eenvoudig raster dat taken en tijdslijnen weergeeft. Door horizontale balken te gebruiken, kon je in een oogopslag zien welke taken wanneer moesten worden uitgevoerd en hoe ze zich tot elkaar verhielden. Het was al vlug een groot succes. Het werd zelfs gebruikt voor de aanleg van de Hooverdam in de jaren dertig, tot dat moment het grootste bouwproject van de Verenigde Staten.

Tom

Inmiddels zijn er tientallen online aanbieders van Gantt-software. Er zijn enorme verschillen in gebruikersvriendelijkheid, en ook in prijs. Gelukkig zijn veel Gantt-tools gratis voor een gebruiker en een project. Zelf heb ik veel ervaring met TeamGantt en GanttPro, maar als je een even eenvoudige als briljante tool zoekt, zou ik je aanraden om eens te kijken naar Tom’s Planner, ontwikkeld door de Nederlander Thomas Ummels. Als je kunt spelen met Lego, dan kun je ook een project plannen met Tom’s Planner. 

Wel of geen dankwoord in je boek? 

Moet je alle mensen die hebben meegeholpen aan de publicatie van je non-fictieboek persoonlijk bedanken? Alle mensen die onder je werk hebben geleden? Je hond?

In romans heb ik een hekel aan persoonlijke beslommeringen van de auteur. Voor mij zijn de mensen en de gebeurtenissen in een roman levensecht, tot de auteur plotseling mijn kamer binnenstapt en ongevraagd een heel verhaal afsteekt over de tijdrovende research en hoe schattig zijn hond maandenlang aan zijn voeten lag te slapen tijdens het schrijven van zijn boek. ‘Bedankt Foefie, dat jij al die tijd vertrouwen in mij had.’ Dat wil ik helemaal niet weten. Ik heb twintig euro betaald voor een illusie en ik wil niet dat de illusionist mij uitlegt hoe de truc werkt. Dus schrijf je een roman? Dan zou ik het op prijs stellen als je voorwoorden en nawoorden achterwege laat.

Maar schrijf je een non-fictieboek, dan ligt de situatie anders. In een non-fictieboek schrijf je over de werkelijkheid, en met een persoonlijke toelichting verpest je niets, maar kun je juist bijdragen aan de geloofwaardigheid en de aantrekkelijkheid van je verhaal. Als het goed is, spreekt dat verhaal voor zich, maar een persoonlijk voorwoord waaruit je motivatie blijkt en een inleiding waarin je uitlegt wat ik als lezer kan verwachten, dragen bij aan mijn leesplezier. Maar een dankwoord, ik weet het niet.

Een handvol mensen

Op het eerste gezicht past een dankwoord prima bij een non-fictieboek. Wat je hebt beschreven is niet fictief, maar juist waargebeurd of staat aantoonbaar te gebeuren. Je lezer leeft mee met je verhaal, maar leeft niet in een droomwereld vol avontuur, romantiek of geweld. Dan is het maar een kleine stap van jouw betoog naar een dankwoord waarin je meelezers, vrienden en familie bedankt voor hun medewerking. Ik erger me persoonlijk zelden tot nooit aan een dankwoord. Maar tegelijkertijd lees ik nooit een dankwoord dat me boeit, tenzij mijn naam erin voorkomt. En daarin schuilt het probleem met dankwoorden: ze zijn alleen interessant voor het handvol mensen dat je bedankt. Voor alle andere lezers, hopelijk heel veel, is je dankwoord even aantrekkelijk als de tl-buis in het café na sluitingstijd. 

Geen foto

Ik denk dat mijn twijfels over het dankwoord ook te maken hebben met een vaag vooroordeel dat een auteur het dankwoord gebruikt om goede sier te maken. De auteur richt een standbeeld op voor een ander, maar zijn naam staat op de plaquette als de gulle gever. Door zijn partner in het nawoord te bedanken voor zijn opofferingsgezindheid, laat hij zien hoe hard hij heeft gewerkt. Door meelezers te bedanken, laat hij zien hoeveel aandacht hij aan het boek heeft besteed. Door zijn kinderen te bedanken, laat hij zien hoe sociaal hij is. Of ben ik nu te cynisch?

Het is nu moeilijk voorstelbaar, maar het is nog niet zo lang geleden dat de schrijver slechts een bescheiden rol speelde in een boek, of het nou een roman of een non-fictieboek was. Op de omslag stond slechts zijn naam en hooguit een omschrijving van zijn titel en zijn functie. De foto van de auteur is pas eind vorige eeuw op omslagen verschenen. In het boek zelf was een persoonlijk voor- of nawoord ongebruikelijk. Als er al een voorwoord in een boek stond, was het van iemand anders, meestal een autoriteit die geen complimenten uitdeelde maar hooguit het belang van het onderwerp benadrukte of de stelling van de auteur onderschreef. Een profiel van de auteur, pagina’s lang, was al helemaal ondenkbaar. Meestal bevatte een boek slechts een inleiding, die louter over het onderwerp ging. Inmiddels schuift de auteur als een wethouder Hekking steeds nadrukkelijker naar de voorgrond, wat natuurlijk past in onze samenleving waarin we allemaal de held van ons eigen verhaal spelen en we elk succes vieren alsof we een nieuw continent hebben ontdekt. 

Nou ja, als auteurs me vragen of er een dankwoord hoort in hun boek, zeg ik dus: hoeft niet, mag wel. Misschien een bos bloemen en een dankwoord tijdens de boekpresentatie?

Er is altijd tijd om even te schrijven

Download de bingokaart voor schrijvers en begin deze kerstvakantie met het benutten van elk vrij moment. Voortaan mis je geen enkele ingeving. 

De meeste auteurs schrijven hun boek alsof ze naar Santiago de Compostella lopen. Ze beginnen vroeg en stoppen pas met wandelen als ze aan het einde van de dag helemaal uitgeput zijn. Dat is een uitstekende strategie waarmee je heel ver kunt komen. Maar er is nog een manier om veel werk te verzetten: schrijven op elk moment dat je anders zou verspillen aan nietsdoen, kletsen of sociale media. Doe het bijvoorbeeld tijdens de lunchpauze of wachtend op de tandarts. Schrijven tijdens micromomenten is ontzettend effectief. Tijdens het trekken van zo’n sprint heb je niet veel tijd om te schrijven of na te denken, maar het is voldoende voor een slimme alinea of een goed idee. Je mist geen enkele ingeving en je boek is bovendien sneller klaar. 

Het benutten van micromomenten lukt alleen als je twee dingen voor elkaar hebt. In de eerste plaats moet de structuur van je boek kraakhelder zijn. Als je een kwartier wilt benutten, moet je geen tijd verspillen aan nadenken over het onderwerp waarover je wilt nadenken. Je moet direct aan de slag kunnen gaan met paragraaf 4.2.5. In de tweede plaats moet je altijd je telefoon of een aantekenboekje paraat hebben zodat je een briljant idee ter plekke kunt opschrijven. 

Om je op weg te helpen, heb ik een bingokaart met suggesties voor micromomenten voor je gemaakt. Print hem uit, hang hem op de koelkast en begin deze kerstvakantie met het afvinken van verloren momenten. Je kunt de bingokaart hier downloaden. 

Je weet pas of je een boek kunt schrijven als je een boek hebt geschreven

Ga je nou weer een jaar piekeren over het schrijven van je eigen non-fictieboek? Natuurlijk niet, op 1 januari begin je gewoon. 

Enkele jaren geleden las ik voor het eerst de bekende uitspraak van Pippi Langkous: ‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan’. Plotseling las ik het citaat overal. Zoals je overal rode fietsen ziet als je net een rode fiets hebt gekocht. De werkelijkheid past zich aan aan jouw beleving. Het is een geweldige uitspraak die iedere twijfelaar moed geeft. Hij is extra overtuigend omdat hij niet van een blaaskaak komt maar van een negenjarig meisje dat zonder enige pretentie paarden optilt, een luchtballon bestuurt, over een koord loopt en boeven vangt. Ze had dit allemaal nog nooit gedaan, maar dat was voor haar geen reden om het niet te proberen. En het feit dat jij nog nooit een boek hebt geschreven, zou ook geen reden mogen zijn om het niet te proberen. 

Helaas is goede moed geen garantie dat het je ook lukt. Een paard van vijfhonderd kilo optillen valt niet mee zonder magische krachten. Zo lukt het ook alleen om een boek te schrijven als je over de juiste vaardigheden beschikt, een goed onderwerp hebt bedacht, alle benodigde informatie hebt verzameld en stug volhoudt. Dat lijkt veelgevraagd, en dat is het ook. Maar het mooie van een ambacht als schrijven is dat je er beter in wordt naarmate je het vaker doet. Hoe slecht je ook bent als je begint aan het voorwoord, je bent een betere schrijver als je klaar bent met het nawoord. Ik zie elke auteur groeien naarmate zijn manuscript vordert. Sterker nog: ik heb meer dan eens meegemaakt dat een auteur gaandeweg besloot te stoppen om vervolgens overnieuw te beginnen omdat hij besefte dat hij beter was geworden. 

En ja, je eerste boek wordt misschien geen commercieel succes, maar dat is niets om je druk over te maken. Waarschijnlijk is Pippi ook begonnen met het optillen van een schaap voordat ze zich waagde aan een paard. Het schrijven van een boek is als prestatie bovendien al waardevol genoeg omdat je er zo veel van opsteekt, daar kan geen cursus tegenop: terwijl je een boek schrijft over je favoriete onderwerp ben je je eigen docent en schrijf je je eigen studiemateriaal. Kosten: nul euro. Daarom is elk boek een succes, ook al is het een commercieel fiasco en ben jij de enige lezer. 

Over een paar weken begint er weer een nieuw jaar met 365 verse dagen. Als je van plan bent om een boek te schrijven, en dat ben je, dan moet je je dus door niets laten weerhouden. Als je op 1 januari begint en elk vrij uur besteedt aan je boek, zou je over precies een jaar weleens heel ver kunnen zijn. Misschien, heel misschien is je eerste boek dan af. Ga maar na: als je elke week een tekst schrijf met de omvang van dit blog, heb je aan het einde van het jaar een manuscript van 35.509 woorden, voldoende voor een boek.

Kort geleden heb ik ontdekt dat de uitspraak van Pippi Langkous helemaal nooit is geschreven door Astrid Lindgren en in geen enkel boek en in geen enkele film over Pippi Langkous voorkomt. Wat ze wél heeft gezegd, past eigenlijk veel beter bij haar karakter. Als ze een piano wil kopen raadt Tommy het af, ze kan toch niet pianospelen? Dan zegt ze in alle bescheidenheid: ‘Hoe kan ik dat nou weten als ik het nog nooit geprobeerd heb?’ Dus stop met piekeren en ga gewoon aan de slag. Het kan hooguit mislukken. 

Heeft iemand anders jouw boek al geschreven?

Doe onderzoek naar je concurrenten voordat je een non-fictieboek gaat schrijven. Het is zonde om er later achter te komen dat iemand anders al een boek over hetzelfde onderwerp heeft geschreven.

Ooit gehoord van Elisha Gray? Waarschijnlijk niet. Op 14 februari 1876 diende deze Gray in Washington een patentaanvraag in voor de uitvinding van de telefoon. Helaas was de advocaat van Graham Bell hem net voor. Twee uur eerder diende deze een patent in voor dezelfde uitvinding, en sindsdien wordt Bell gezien als de uitvinder van de telefoon. Ze hebben er nog jaren ruzie over gehad. 

Tweede worden is geen aanrader. De sporter die als eerste over de finish komt, krijgt een gouden medaille en thuis een heldenontvangst. Wie een paar honderdste van een seconde later over de finish komt, wordt vergeten. Het is een universele wet, die ook geldt voor schrijvers. Als je als eerste over een onderwerp schrijft, dan is de kans een stuk groter dat je boek succesvol wordt. 

Veel auteurs die mij een manuscript sturen zijn ervan overtuigd dat ze de eerste zijn en een origineel boek hebben geschreven. Ik moet ze vaak teleurstellen omdat het niet zo origineel is als ze denken. Na een paar minuten googelen vind ik moeiteloos een aantal verblijkbare titels. Ik neem het niemand kwalijk, het is ook niet makkelijk om origineel te zijn: over vrijwel elk onderwerp is inmiddels een boek geschreven, en zelfs een originele invalshoek is nog maar moelijk te vinden. 

In de afgelopen paar weken ontving ik bijvoorbeeld manuscripten over uiteenlopende onderwerpen als interim-management in de zorg, gokverslaving, psychologische veiligheid op de werkplek, de werking van het brein en ChatGPT. Belangrijke onderwerpen, waarover helaas al veel boeken zijn geschreven. Als ik ze dat meld, reageren ze niet zelden verbaasd en soms zelfs verbolgen. Ze kunnen zich amper voorstellen dat ik gelijk heb. Zelfs als ik ze wijs op vijf of tien concurrerende titels, blijven ze ontkennen: ‘Mijn boek is echt anders!’. Dat is het ook, maar alleen in hun eigen ogen, niet in die van de lezer. De lezer zoekt een boek over ChatGPT en ziet weinig onderscheid tussen de tientallen titels die hij vindt. Ik begrijp het wel, de auteurs hebben een baby op hun arm die uniek voor hen is. Ze weten hoe hij huilt, hoe hij eet en hoe lief hij zijn mond tuit als hij slaapt. Maar voor een buitenstaander is het gewoon de zoveelste baby. 

Zorg ervoor dat je geen tweede wordt en ga in een (online) boekwinkel op zoek naar concurrerende titels van andere auteurs. Ik weet het, het is niet makkelijk om dat te doen. Je ervaart misschien nieuwsgierigheid en bewondering, maar zeker zoveel jaloezie over hun voorsprong, frustratie over de noodzaak om op zoek te moeten gaan naar een nieuwe invalshoek en twijfel over je eigen kunnen. Geef echter niet op. Het feit dat meer mensen met hetzelfde onderwerp bezig zijn is op het eerste gezicht demotiverend, maar het is ook een teken dat het onderwerp blijkbaar populair is. De kunst is alleen om die ene briljante invalshoek te bedenken waarmee je opvalt, ondanks de concurrentie. 

Kan een peuter van twee jaar al boeken schrijven?

ChatGPT is twee jaar oud. Kan deze peuter al boeken schrijven, of moet hij eerst nog groeien? 

Eind jaren tachtig had ik regelmatig een college van wijlen psycholoog Piet Vroon. Dat waren hoogtepunten in je academische carrière; met één college van Vroon had je je collegegeld terugverdiend. Voor de vuist weg strooide deze intellectuele goochelaar met feiten, anekdotes en verbanden terwijl we ademloos zaten te luisteren. In die tijd had Vroon met Douwe Draaisma net het boek De mens als metafoor gepubliceerd. Metaforen speelden volgens het duo een belangrijke rol in de manier waarop de mens zichzelf begrijpt. In de collegezaal beschreef Vroon de verschillende metaforen, zoals die van de klok, de stoommachine en natuurlijk de computer. In die tijd was de computer nog relatief nieuw maar de kunsten van het apparaat waren zo indrukwekkend dat mensen hem in al hun overmoed direct hadden omarmd als de ideale metafoor voor de werking van de hersenen. Vroon had daarbij zijn twijfels. Hij vond de computer niet geniaal, maar de menselijke geest evenmin (in zijn boek over metaforen noemde hij het geheugen een ‘onbetrouwbare fabriek van herinneringen’). Ik herinner me van een college dat hij zich best voor kon stellen dat computers op een dag slimmer zouden zijn dan mensen, waarmee de mens hooguit nog een metafoor voor de computer zou zijn. En daar denk ik nog wel eens aan als ik iets vraag aan ChatGPT. Zijn we al zover dat de computer slimmer is dan wij? Kun je met AI al een aantrekkelijk en origineel boek schrijven? 

Ik denk het niet. In het afgelopen jaar heb ik ChatGPT regelmatig geraadpleegd en bij herhaling bleken de antwoorden stommer dan ik verwachtte.

Praten met een baby

Bij de introductie van ChatGPT was ik verbijsterd. Het was alsof je een volwassen gesprek kon voeren met een baby. Het maakte niet uit waar je mee kwam, een ingewikkelde rekensom of een vraag over kledingtrends in de veertiende eeuw: er kwam altijd een indrukwekkend antwoord. Maar toen ik AI serieus probeerde toe te passen in mijn dagelijks werk begon ik me te ergeren aan de kwaliteit van de antwoorden. 

ChatGPT is ontworpen om menselijke taal te begrijpen en te genereren. Ik had dan ook verwacht dat het bijvoorbeeld in staat zou zijn om manuscripten foutloos te corrigeren. Niets is minder waar. ChatGPT en concurrerende systemen bakken er weinig van. Simpele fouten blijven staan en correcte teksten worden aangepast. Enkele dagen geleden raadpleegde ik ChatGPT voor een rijmwoord, en ik kreeg maar liefst tien rijmwoorden, waarvan er exact nul rijmden. Na drie keer doorvragen (‘Je hebt helemaal gelijk, excuses voor de onzin. Hier zijn tien woorden die wél echt rijmen…‘) heb ik het opgegeven. De taalmodellen zijn helaas niet zo goed in taal. 

ChatGPT is niet alleen een onbetrouwbare corrector, maar ook een onbetrouwbare onderzoeker. Ik snap dat het moeilijk is om in de enorme grabbelton die internet heet de juiste feiten te vinden, maar zelfs in een beperkte tekst kan het niet altijd vinden wat ik zoek. Laatst deelde ik een manuscript met de vraag om er tien aantrekkelijke citaten uit te halen. De citaten waren indrukwekkend, maar helaas had ChatGPT ze uit zijn duim gezogen. ChatGPT zal nooit zeggen dat het iets niet kan vinden, maar presenteert opgewekt alternatieve informatie, waarmee het zich een onbetrouwbare fabriek van herinneringen toont. Dat is heel menselijk, maar daarmee niet minder vervelend. Het is inmiddels zo vaak misgegaan, dat ik ChatGPT nog maar sporadisch gebruik voor het opzoeken van feiten, en alles wat het voorstelt dubbelcheck. 

Minder verbazingwekkend is het gebrek aan creativiteit. ChatGPT kiest nooit een verrassend woord en bedenkt nooit een originele invalshoek. Je denkt dat je in een sterrenrestaurant zit, maar je krijgt aardappelen, spruitjes en een gehakbal. En ChatGPT is niet alleen een saaie copywriter, maar ook nog eens chronisch politiek correct. ChatGPT is het braafste jongetje van de klas dat je nooit kunt betrappen op vloeken, valsspelen of te laat komen. 

Die kleine groeit snel

ChatGPT kan prima een boek schrijven. Het kost weinig tijd om de hoofdstukken van een boek te laten schrijven, het boek op te maken en te publiceren. Dankzij self-publishingplatforms als Brave New Books in Nederland en Amazon KDP in de Verenigde Staten wordt de markt dan ook overspoeld met automatisch gegenereerde boeken. De Groene Amsterdammer deed er deze zomer onderzoek naar en concludeerde dat nu al een op de dertig non-fictieboeken met AI is geschreven. Maar iedereen die deze boeken leest, klaagt dat de kwaliteit erbarmelijk is, en niet zelden dat de inhoud is gepikt van andere boeken. 

ChatGPT kan een boek schrijven, maar nog niet met evenveel eruditie en stijl zoals Piet Vroon. Geen wonder, we hebben het over een peuter van net twee jaar. Maar die kleine groeit snel, en ik ben benieuwd of ik bij zijn derde verjaardag nog even cynisch ben. 

Wanneer is je boek af?

Wanneer moet je stoppen met schrijven als je bezig bent met een non-fictieboek? Hoeveel woorden moet je schrijven? Hoe uitgebreid moet je uitleg zijn? Hoeveel voorbeelden moet je geven? De gulden snede helpt. 

De meeste schrijvers houden zich in en zetten na zo’n vijftig- tot honderdduizend woorden hun laatste punt. Maar er zijn schrijvers die dan pas net zijn opgewarmd. De Amerikaanse schrijver Mark Leach heeft de twijfelachtige status als de auteur van het dikste boek ter wereld. Zijn magnum opus heet Marienbad My Love. Die titel is trouwens de ingekorte versie, de formele titel telt zevenduizend woorden. Het gehele boek telt 17,8 miljoen woorden. Het boek gaat over een filmmaker die een apocalyptische science-fictionfilm produceert om daarmee het einde der tijden te voorspellen en te bespoedigen. Ik heb het niet gelezen, maar er komen blijkbaar ufo’s, buitenaardse wezens en overheidscomplotten aan te pas – die je natuurlijk hard nodig hebt als je zo’n dikke pil wilt schrijven. Het zou je 991 uur kosten om het boek te lezen. 

Dat het korter kan, is bewezen met het tragische verhaal dat slechts zes woorden telt: ‘For sale. Baby shoes. Never worn’. Het wordt toegeschreven aan schrijver Ernest Hemingway, die er een weddenschap mee won, maar hij speelde vals, want versies ervan circuleerden al tientallen jaren. 

Wat wordt het, 17,8 miljoen woorden of zes woorden? Hoe weet je wanneer je manuscript af is? Hoe weet je wanneer een paragraaf of een hoofdstuk is afgerond? 

Grabbelton

Ik spreek regelmatig auteurs die vergevorderd zijn met het manuscript van hun non-fictieboek en plotseling nerveus worden: hebben ze alles verteld wat ze moeten vertellen? Ze zijn keurig begonnen met een scherpe invalshoek en een doortimmerde structuur, maar al schrijvende ontdekken ze steeds meer informatie. Ze graven in hun eigen geheugen en in de grabbelton die internet heeft, en zo dijen hun manuscript en hun ambitie steeds verder uit. Ze worden geconfronteerd met de paradox van kennis: hoe meer je weet, hoe meer je beseft hoe weinig je weet. Dat is vervelend, maar het is straks nog vervelender voor de lezer die terechtkomt in een ondoordringbaar woud waarin hij geheid gaat verdwalen. 

Er is helaas geen simpele manier om de grenzen van je boek te bepalen. Integendeel: kennis is nu eenmaal van nature verbonden met andere kennis. Als je schrijft over slaap struikel je vroeg of laat over het onderwerp stress, want stress kan slaap verstoren. Dat leidt je vervolgens naar hormonen zoals cortisol, die een grote rol spelen bij zowel stress als slaap. Hormonen brengen je bij de biologische klok, die weer gekoppeld is aan licht en onze moderne levensstijl. Die levensstijl leidt naar technologie, zoals smartphones, die ons slaappatroon beïnvloeden. En voor je het weet, schrijf je over sociale media, kunstmatige intelligentie en politieke polarisatie. Nog even doorschrijven en er komen ufo’s en buitenaardse wezens aan te pas.

Je hebt geen keuze: als je jezelf en je lezer wilt beschermen, dan zul je zelf piketpaaltjes moeten slaan. Maar waar zet je ze dan?

Gulden snede

Misschien dat de gulden snede je kan helpen. Dat is een wiskundige verhouding die vaak wordt beschouwd als esthetisch perfect. De waarde komt voort uit een wiskundig raadsel: hoe kun je een lijn zo verdelen dat de verhouding tussen de twee delen dezelfde is als tussen de gehele lijn en het langste deel? De uitkomst is afgerond 1,6. Je kunt deze verhouding overal in de natuur zien. De lengte van het onderste kootje van een vinger verhoudt zich met dezelfde waarde tot de twee bovenste. In het hart van een zonnebloem zijn 21 spiralen linksom te zien, en 34 rechtsom; opnieuw volgens dezelfde verhouding. Google het maar, de voorbeelden zijn indrukwekkend. 

Veel kunstenaars hebben de gulden snede dankbaar toegepast, zoals Leonardo da Vinci, die het onder andere gebruikte in zijn beroemde tekening De Vitruviusman, waarin hij de proporties van het menselijk lichaam vastlegde. En jij zou dat ook kunnen doen. Gebruik de gulden snede bijvoorbeeld als filter om te beslissen hoeveel informatie echt cruciaal is. Vraag jezelf af: wat is het ‘lange stuk’ dat de kern raakt? En wat is het ‘korte stuk’ dat meer ter aanvulling dient, maar niet per se nodig is? In een hoofdstuk van tien pagina’s zou je zes pagina’s kunnen gebruiken om een concept helder te maken en vier pagina’s besteden aan praktijkvoorbeelden. En als je boek tien hoofdstukken telt, zou je de eerste vijf hoofdstukken kunnen gebruiken voor de argumenten en je conclusie presenteren in het zesde hoofdstuk. 

Je bevindt je als schrijver in goed gezelschap. James Joyce heeft de structuur van zijn beroemde roman Ulysses deels gebaseerd op de gulden snede. De verdeling van het boek in hoofdstukken en belangrijke gebeurtenissen volgen het patroon van de gulden snede, waarbij de climax van het verhaal (Leopold Blooms ontmoeting met Stephen Dedalus) bijvoorbeeld op 62 procent van de tekst plaatsvindt. Om ervoor te zorgen dat bepaalde gebeurtenissen op de juiste pagina zouden plaatsvinden, schreef Joyce extra teksten tijdens de opmaak van het boek. 

Ik zou de rekenmachine er niet bij pakken als ik aan het schrijven was, maar zelf denk ik weleens aan de gulden snede om mezelf eraan te herinneren dat verhoudingen ertoe doen, zowel qua vorm als inhoud.

Tussenkop over 18 kilometer

Van alle manieren om je lezer de weg te wijzen in je non-fictieboek is de tussenkop de opvallendste. Waarom werkt een tussenkop zo goed en welke soorten kun je inzetten?

De meeste mensen willen graag weten wat ze kunnen verwachten. Daarom doen ze elke dag hetzelfde werk, kijken ze naar dezelfde televisieprogramma’s en reizen ze elke zomer naar dezelfde camping. Ze voelen geen enkele aandrang om op Antarctica onderzoek te doen naar microalgen, een eigen escape-room te ontwerpen of een pop-up restaurant te beginnen in Delfzijl. Dat noemen sommigen saai, maar de Amerikaans-Canadese psycholoog Albert Bandura zou dat slim hebben genoemd. In de jaren zeventig maakte hij furore met experimenten waarmee hij aantoonde dat mensen meer zin hebben in taken als ze weten wat hen te wachten staat. Bandura slaagde er bijvoorbeeld in om mensen met een slangenfobie zover te krijgen dat ze een slang aanraakten, louter door ze stap voor stap voor te bereiden op wat hen te wachten stond. 

Mensen houden van voorspelbaarheid en structuur, en daar kun je als schrijver van een non-fictieboek dankbaar gebruik van maken. Een slimme manier is het inzetten van tussenkoppen in je tekst.

Plaatsnaambord

Een goed boek heeft natuurlijk al een structuur. Je betoogt bijvoorbeeld in een hoofdstuk dat wielrenners gevaarlijke verkeersdeelnemers zijn. Om dat aan te tonen wil je drie argumenten gebruiken. Iedere lezer snapt zo’n structuur, maar toch helpt het als je die duidelijk maakt. Dat kun je op een inhoudelijke manier doen, bijvoorbeeld door de structuur letterlijk aan te kondigen: ‘Wielrenners zijn levensgevaarlijke verkeersdeelnemers. Om dat aan te tonen gebruik ik drie argumenten. Het eerste argument is…’ Je kunt de structuur ook op een meer visuele manier duidelijk maken. Zo zou je de drie argumenten bijvoorbeeld in een opsomming kunnen plaatsen. Een andere visuele truc is het gebruik van tussenkoppen. 

De charme van een tussenkop is dat hij uit tekst bestaat, maar toch opvalt omdat hij net als een plaatsnaambord in het verkeer een bijzondere plek heeft: boven de tekst, veelal in een opvallend lettertype. 

De traditionele tussenkop verwoordt braaf waar de tekst over gaat. Boven de paragraaf waarin je beschrijft dat veel wielrenners geen fietsbel hebben omdat een gewicht van 26 gram het verschil kan betekenen tussen winnen en verliezen, kun je dan bijvoorbeeld kiezen voor een informatieve tussenkop als ‘Argument 1’ of ‘Fietsbel’. Heel saai, maar heel helder. 

Reclamebord

Een tussenkop kan echter meer zijn dan een verkeersbord dat lezers de weg wijst in een tekst. Een tussenkop kan mensen ook uitnodigen om verder te lezen. 

De meeste automobilisten zijn bewust op weg naar een doel. Ze rijden bijvoorbeeld naar Deventer, want daar moeten ze een racefiets ophalen. Dan is het handig als de weg naar Deventer staat aangegeven. De kans is klein dat automobilisten zich onderweg laten verleiden om naar Maastricht te rijden omdat de Limburgers zulke originele naamborden hebben ontworpen. Lezers in een boek zijn echter wel makkelijk afgeleid. De hond wil wandelen, de kinderen willen Monopoly spelen en het gras wil gemaaid worden. Dan helpt het als er een tussenkop staat die zo aantrekkelijk is dat de lezer het niet kan laten om verder te lezen. Een effectieve tussenkop lijkt dan ook meer op een reclamebord dan op een naambord. Boven de paragraaf over het fietsbelargument zou je daarom ook kunnen kiezen voor de tussenkop ‘Een fietsbel is te zwaar’ of nog spannender: ‘Wielrenners rijden je dood voor 26 gram’. 

Tussenkoppen zijn door hun functie niet alleen handig voor lezers, maar ook voor jou als schrijver. Door koppen consequent te gebruiken voor hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen dwing je jezelf ook om gestructureerd te denken en te schrijven. Reken op extra werk, want het is niet makkelijk om goede tussenkoppen te bedenken. Ik heb wel een tip. Ben je net begonnen met een tekst? Gebruik dan brave, informatieve tussenkoppen, zoals ‘Fietsbel’. Bewaar het bedenken van een spannende tussenkop tot een later moment, als je de tijd hebt om erover te piekeren. 

Ben jij een ster of een groupie?

Hoeveel eer moet je jouw helden geven in je non-fictieboek? Het is netjes om je bronnen te vermelden, maar pas op dat je zelf niet ondersneeuwt. 

Als je schrijft over psychoanalyse, dan is het wel netjes om de naam van Sigmund Freud te noemen. En als je een wetenschappelijk boek schrijft, dan is de titel van het boek waarin hij dat begrip introduceerde onmisbaar. Eerlijk vertellen waar je ideeën vandaan komen is waardevol, maar je kunt het ook overdrijven. 

Ik lees regelmatig boeken en manuscripten waarin de auteur een enkele bron uitgebreid in het zonnetje zet, soms tientallen keren. Dat is niet zonder risico’s. 

Niet zo origineel

Ik maak me direct zorgen over de vakkennis van een auteur als hij in zijn boek slechts een, twee of drie experts in het zonnetje zet. En ik ga serieus twijfelen als ik vervolgens niet meer bronnen in de literatuurlijst kan vinden (als er al een literatuurlijst is). 

Mijn zorgen worden nog groter als de bronnen overbekend zijn. Zo kom ik aan de lopende band namen tegen uit het volgende rijtje: Yuval Noah Harari, Brené Brown, Simon Sinek, Daniel Kahneman, Steven Covey en Eckart Tolle. Hun gedachtegoed is al bekend bij veel lezers, waarom zou de auteur het nog eens uitgebreid beschrijven? 

Het werk van deze goeroes is niet alleen bekend, maar soms ook niet zo origineel. Neem Simon Sinek. Zijn werk is misschien inspirerend, maar andere managementdenkers hebben over dezelfde onderwerpen eerder en meer diepgang geschreven, denk aan Edgar Schein, Peter Drucker, Abraham Maslow, Edward Demming, Jim Collins, Michael Porter, Manfred Kets de Vries, en Hamel en Prahalad. Waarom worden zij niet genoemd? Vind de auteur hun werk niet belangrijk? Of heeft hij nog nooit iets van ze gelezen?

Stappen met Max en Monica

Ik denk dat veel auteurs het werk van hun helden niet alleen vermelden omdat ze ervan onder de indruk zijn en denken dat het daarom gepast is om ze zoveel aandacht te geven. Ik denk dat ze het ook doen omdat ze bewust of onbewust denken dat het succes van de sterren ook afstraalt op henzelf. Het werkt volgens mij averechts. Als ik een boek lees waarin Sinek tien keer wordt geprezen, dan denk ik bij mezelf: misschien kan ik beter Start with Why lezen, per slot van rekening lijkt het hele manuscript gebaseerd op zijn werk. 

Als je jouw helden in het zonnetje zet, dan sta jij zelf in de schaduw. Hoe origineel jouw ideeën misschien ook zijn, ze lijken tweedehands omdat je ze lijkt toe te schrijven aan een ander. Als je naar de kroeg gaat met Max Verstappen of Monica Geuze, dan voel je je ook beroemd, maar de volgende dag gaat het op sociale media alleen over Max en Monica. 

Geef niet alleen je helden de plek die ze verdienen, maar ook jezelf.