Skip to main content

Plak je boek aan elkaar met topische zinnen

Geen non-fictieboek kan zonder topische zinnen. Ze vormen de lijm waarmee je alle informatie aan elkaar plakt. Wat zijn het en hoe gebruik je ze?

Waar een romanschrijver de hele dag druk is met de vorm van de tekst ben jij als schrijver van non-fictie vooral bezig met de inhoud van de tekst. Het risico is dat je daardoor te weinig aandacht hebt voor het leesgemak van je publiek. Een veelvoorkomend probleem is dat je alle informatie niet aan elkaar hebt gepraat. Alle feiten, anekdotes en argumenten liggen in hoopjes op de pagina. De lezer moet als loodgieter Mario van de ene berg informatie naar de ander springen. Als Mario valt, gaat hij fluitend verder omdat hij meerdere levens heeft. Als jouw lezer valt, loop je het risico dat hij het boek dicht doet en wat anders gaat doen. Gamen, bijvoorbeeld.

Het lijkt kinderachtig om alle informatie aan elkaar te praten. Je kunt het gevoel hebben dat je de lezer betuttelt. Het tegenovergestelde is waar. Door informatie niet aan elkaar te praten, zeg je eigenlijk tegen de lezer: ‘Hier heb je wat informatie, zoek het zelf maar uit’. Alsof je iemand op weg stuurt naar Middelburg zonder kaart of navigatiesysteem. Schaam je niet om informatie zo hapklaar mogelijk te presenteren. De lezer wil graag bij de hand worden genomen. Dat is namelijk de reden dat hij een boek heeft gekocht. Als hij alles zelf bij elkaar had willen sprokkelen, was hij het wel gaan googelen. 

Hoe dan?

Hoe doe je dat, informatie aan elkaar praten? De sleutel tot een soepel lezende tekst is de topische zin. Een topische zin is de eerste zin van een tekst waarin je het onderwerp introduceert. Door de openingszin weet je wat je kunt verwachten in de alinea of de paragraaf die erop volgt. 

Er zijn allerlei varianten van de topische zin. De vorige alinea begon met een klassieker: een vragende topische zin (Hoe doe je dat, informatie aan elkaar praten?). Je stelt de vraag en in de rest van de tekst beantwoord je die vraag. Hierop kun je natuurlijk eindeloos variëren, bijvoorbeeld door gewoon met het antwoord te beginnen (Een topische zin is onmisbaar voor een goed lopende tekst) of met een analogie (Neem je lezer bij de hand door aan het begin van een alinea of een paragraaf een routebord te plaatsen). 

Er zijn meer manieren om de lezer duidelijk te maken wat het verband is tussen onderdelen van je tekst. Een simpele manier is het gebruik van voegwoorden (maar, en, want, omdat, hoewel, als, terwijl).  Ook handig: signaalwoorden (vervolgens, ten slotte, echter, daarentegen). 

Eigenlijk is alles goed, als je maar structuur aanbrengt, dus leef je uit als je in een creatieve bui bent. Begin bijvoorbeeld drie opeenvolgende alinea’s met dezelfde soort zin (Zal ik eens wat grappigs vertellen/Zal ik nog wat grappigs vertellen/Heb je tijd voor nog een grappig verhaal?). Of kondig niets aan, maar begin met een historisch feit (Het begon allemaal in 1923), dan bedenkt de lezer zelf wel dat je daarna gaat vertellen wat er nu speelt. Ben je in een brutale bui? Begin met een verrassende tekst. Als deze namelijk verrassend genoeg is, zal de lezer doorlezen om erachter te komen wat de reden is van de tekst (In verzorgingstehuis Lievendael overleden in een week acht mensen. De artsen stonden voor een raadsel). 

Plakt niet

Werkt het altijd? Helaas niet. Topische zinnen (of woorden) plakken niet als er geen relatie is tussen de informatie. Voordat je gaat schrijven, moet je eerst de structuur van je verhaal voorbereiden en alle onderdelen logisch ordenen. Pas dan kun je gaan plakken.

Maar als je het goed doet, bladert je lezer moeiteloos van het ene naar het andere onderwerp zonder dat hij ergens de weg kwijtraakt. Hij begrijpt hoe alles verband houdt met elkaar. 

Geef je boek geen zijwieltjes

Verveel je lezer niet met kennis die hij al heeft. Alles wat je schrijft in je non-fictieboek moet splinternieuw zijn. 

Als ik manuscripten van nieuwe auteurs lees, heb ik soms het gevoel dat ze in herhaling vallen. Wat zij schrijven, heb ik al ergens anders gelezen. Ik dacht ooit dat het mijn schuld was; ik had vast last van metaalmoeheid. Maar ik hoor het ook van andere lezers: ook zij ergeren zich aan boeken waarin ze verhoudingsgewijs weinig nieuwe informatie vinden. Nou spreek ik als uitgever veel auteurs, en ik ben ervan overtuigd dat auteurs dat niet met kwade opzet doen. Integendeel: ze doen het met de beste bedoelingen, onder andere omdat ze ervan overtuigd zijn dat de lezer hun visie beter kan plaatsen als ze ook de context beschrijven. Maar die lezer kent de context al. Het is alsof je zijwieltjes geeft aan een volwassene die al zijn hele leven fietst.

Sam

Laten we jouw gemiddelde lezer Sam noemen. Sam is 47, heeft een hbo-opleiding en werkt als medisch assistent op de afdeling oncologie van een academisch ziekenhuis. Sam leest al dertig jaar de krant, kijkt naar het journaal, praatprogramma’s en documentaires, luistert naar Radio 1, BNR en podcasts. Sam is coördinator en leest daarom zo nu en dan een managementboek – en leest hierin zelden wat nieuws. Sam weet al dat luisteren belangrijker is dan zenden, dat je medewerkers moet waarderen, dat vertrouwen de basis is van goed leiderschap, dat je fouten moet durven toegeven, dat vergaderingen korter mogen, dat je duidelijk moet communiceren over verwachtingen en dat controle loslaten niet hetzelfde is als je verantwoordelijkheid ontlopen. Sam raakt niet opgewonden als je deze kennis verpakt in Engelse termen, gelardeerd met kleurrijke matrixen en succesverhalen. Sam wil wat nieuws, iets verrassends, iets waardevols.

Rood potlood

Wat te doen? Als je je lezer serieus neemt, staat je maar een ding te doen: geef je boek geen zijwieltjes. Als je nog moet beginnen aan je boek, moet je vanaf dag een rekening houden met een lezer als Sam. Plak een foto van Sam op de muur boven je beeldscherm. En schrijf vervolgens niets wat Sam waarschijnlijk al weet. Heb je al een manuscript geschreven? Pak dan een rood potlood en streep alles door waarvan je verwacht dat de gemiddelde lezer het al weet.

Ja maar

Ja maar, zul je zeggen: we kijken toch ook de hele tijd naar Scandinavische thrillers die allemaal hetzelfde zijn – maar waar we toch van genieten? Klopt, maar van die boeken, films en series is het niet de inhoud die telt, maar de vorm. Of Tom Cruise nou in Jack Reacher of Mission: impossible een knokpartij wint, maakt niet uit. Hoe hij het doet, is het enige wat telt. Dus ja, je hebt gelijk: het is niet erg om hetzelfde te vertellen als andere auteurs, maar in dat geval zul je Sam voor je moeten winnen met een onweerstaanbare schrijfstijl. Dat is een nog grotere uitdaging.

Je weet pas of je een boek kunt schrijven als je een boek hebt geschreven

Ga je nou weer een jaar piekeren over het schrijven van je eigen non-fictieboek? Natuurlijk niet, op 1 januari begin je gewoon. 

Enkele jaren geleden las ik voor het eerst de bekende uitspraak van Pippi Langkous: ‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan’. Plotseling las ik het citaat overal. Zoals je overal rode fietsen ziet als je net een rode fiets hebt gekocht. De werkelijkheid past zich aan aan jouw beleving. Het is een geweldige uitspraak die iedere twijfelaar moed geeft. Hij is extra overtuigend omdat hij niet van een blaaskaak komt maar van een negenjarig meisje dat zonder enige pretentie paarden optilt, een luchtballon bestuurt, over een koord loopt en boeven vangt. Ze had dit allemaal nog nooit gedaan, maar dat was voor haar geen reden om het niet te proberen. En het feit dat jij nog nooit een boek hebt geschreven, zou ook geen reden mogen zijn om het niet te proberen. 

Helaas is goede moed geen garantie dat het je ook lukt. Een paard van vijfhonderd kilo optillen valt niet mee zonder magische krachten. Zo lukt het ook alleen om een boek te schrijven als je over de juiste vaardigheden beschikt, een goed onderwerp hebt bedacht, alle benodigde informatie hebt verzameld en stug volhoudt. Dat lijkt veelgevraagd, en dat is het ook. Maar het mooie van een ambacht als schrijven is dat je er beter in wordt naarmate je het vaker doet. Hoe slecht je ook bent als je begint aan het voorwoord, je bent een betere schrijver als je klaar bent met het nawoord. Ik zie elke auteur groeien naarmate zijn manuscript vordert. Sterker nog: ik heb meer dan eens meegemaakt dat een auteur gaandeweg besloot te stoppen om vervolgens overnieuw te beginnen omdat hij besefte dat hij beter was geworden. 

En ja, je eerste boek wordt misschien geen commercieel succes, maar dat is niets om je druk over te maken. Waarschijnlijk is Pippi ook begonnen met het optillen van een schaap voordat ze zich waagde aan een paard. Het schrijven van een boek is als prestatie bovendien al waardevol genoeg omdat je er zo veel van opsteekt, daar kan geen cursus tegenop: terwijl je een boek schrijft over je favoriete onderwerp ben je je eigen docent en schrijf je je eigen studiemateriaal. Kosten: nul euro. Daarom is elk boek een succes, ook al is het een commercieel fiasco en ben jij de enige lezer. 

Over een paar weken begint er weer een nieuw jaar met 365 verse dagen. Als je van plan bent om een boek te schrijven, en dat ben je, dan moet je je dus door niets laten weerhouden. Als je op 1 januari begint en elk vrij uur besteedt aan je boek, zou je over precies een jaar weleens heel ver kunnen zijn. Misschien, heel misschien is je eerste boek dan af. Ga maar na: als je elke week een tekst schrijf met de omvang van dit blog, heb je aan het einde van het jaar een manuscript van 35.509 woorden, voldoende voor een boek.

Kort geleden heb ik ontdekt dat de uitspraak van Pippi Langkous helemaal nooit is geschreven door Astrid Lindgren en in geen enkel boek en in geen enkele film over Pippi Langkous voorkomt. Wat ze wél heeft gezegd, past eigenlijk veel beter bij haar karakter. Als ze een piano wil kopen raadt Tommy het af, ze kan toch niet pianospelen? Dan zegt ze in alle bescheidenheid: ‘Hoe kan ik dat nou weten als ik het nog nooit geprobeerd heb?’ Dus stop met piekeren en ga gewoon aan de slag. Het kan hooguit mislukken.