Skip to main content

Tag: publiceren

Reken af met de plofburger

We zijn plofburgers geworden, lui en vetgemest door het gemak van onze democratie. We hebben gisteren onze verantwoordelijkheid gedelegeerd, maar eigenlijk kunnen we natuurlijk elke dag stemmen met onze portemonnee, onze gesprekken en ons gedrag. 

Eind jaren negentig startte een SIRE-campagne met de pay-off: ‘De maatschappij, dat ben jij’. Een advertentie toonde een zwart-wit-foto van een eenzame man in een rolstoel met de tekst: ‘Uw hond komt vaker buiten’. Een indrukwekkende campagne, die volgens mij dringend herhaald moet worden. Het besef dat wij burgers ook verantwoordelijkheid dragen voor onze samenleving lijkt de afgelopen jaren verder uit beeld geraakt. We mopperen massaal over wat er mis is met ons land, wijzen naar onze volksvertegenwoordigers en leunen dan achterover. We zijn plofburgers geworden, lui en vetgemest door het gemak van onze democratie. 

Niet mijn probleem

De meeste mensen denken dat we onze democratie een-op-een hebben gekopieerd van de oude Grieken. Dat is een misverstand. 

Wij Nederlanders hebben een representatieve democratie. Gisteren hebben we vertegenwoordigers gekozen waarvan we hopen dat ze gaan doen wat wij willen. Een voordeel van deze vorm van democratie is dat we er onze problemen mee kunnen delegeren, en daarna kunnen overgaan tot de orde van de dag. Woningbouw, migratie, klimaatverandering? Niet mijn probleem. 

De Grieken in Athene hadden echter een directe democratie. Volksvertegenwoordigers en bestuurders waren gewone burgers, die uitgeloot werden om een taak uit te voeren. Ze moesten bijvoorbeeld stemmen over oorlogen, belastingen en verdragen. Ze moesten in dienst, oordelen over rechtszaken of de lokale groentemarkt beheren. Als je niet bereid was om mee te betalen aan een nieuw oorlogsschip of een lokale toneelvoorstelling werd je met de nek aangekeken. 

De Griekse democratie was bepaald niet perfect. Hij was direct, maar bijvoorbeeld ook exclusief – vrouwen, slaven en vreemdelingen deden niet mee. Hij had echter één groot voordeel: hij legde de verantwoordelijkheid voor een geoliede samenleving bij alle burgers. Wij hebben onze democratie anders georganiseerd, maar dat wil niet zeggen dat wij niet de vrijheid hebben om als individu invloed uit te oefenen. Integendeel: wat wij doen heeft wel degelijk invloed. 

Bont en de plofkip

Er zijn genoeg voorbeelden van ontwikkelingen die niet zijn begonnen door Den Haag, maar bij gewone burgers zoals jij en ik. De afkeer van bont en de plofkip, het afscheid van Zwarte Piet, de populariteit van tweedehands kleding, de doorbraak van deelinitiatieven, de groei van biologische voeding, de acceptatie van homoseksualiteit, de normalisering van het belang van mentale gezondheid, de schaamte over ons koloniale verleden en de steun voor Oekraïne en het verzet tegen de genocide in Israël. 

Ook wat ik doe heeft invloed. Ik ben nu eenmaal een schrijver en uitgever van boeken, en daarom schreef ik dit voorjaar samen met een groep andere enthousiaste auteurs het boek Stemmen met je portemonnee, waarin we beschreven wat je als individu allemaal kunt doen voor een betere wereld. 

Elke verjaardag is een verkiezingsbijeenkomst

We kunnen stemmen op de Partij voor de Dieren om dieren te beschermen, maar we kunnen ook besluiten om geen vlees te eten. We kunnen stemmen op D66 om de bouw van tien nieuwe steden te bevorderen, maar we kunnen ook een kamer verhuren aan een student. We kunnen stemmen op PvdA-GroenLinks om klimaatverandering tegen te gaan, maar we kunnen ook de fiets pakken als we boodschappen gaan doen. Als burgers kunnen we geen wetsvoorstel indienen, maar we hebben wel degelijk invloed. Elke dag, want eigenlijk is elke zakenlunch, elke verjaardag en elk buurtfeest een verkiezingsbijeenkomst. 

Waarom ik deze vijf boeken heb uitgegeven

Wat vinden uitgevers aantrekkelijk aan een manuscript? Om deze vraag eerlijk te beantwoorden, beschrijf ik hier waarom ik vijf non-fictieboeken heb uitgegeven.

Ik beschrijf in mijn blogs regelmatig wat ik als uitgever van non-fictieboeken aantrekkelijk vind aan manuscripten. Maar dat is theorie. Wat doe ik in de praktijk? Om een indruk te geven van de keuzes die ik elke dag maak, beschrijf ik hier vijf actuele boeken en de redenen waarom ik ze dit jaar heb uitgegeven. Volgende week beschrijf ik vijf manuscripten die ik níet heb uitgegeven…

Ga toch gamen (Nils Vermeire)

Waar gaat dit boek over? Veel ouders denken dat gamen vooral verslavend, gewelddadig of nutteloos is. Tijd voor een reality check, stelt de auteur. Gaming helpt kids om strategisch en logisch na te denken, beter samen te werken, emoties te reguleren en hun doorzettingsvermogen op de proef te stellen. Voer daarom geen strijd over schermtijd, is zijn advies aan ouders, maar wees nieuwsgierig en ga samen met je kind gamen. Verschenen in juli 2025.

Waarom heb ik het uitgegeven? Gamen is een populair onderwerp, en de invalshoek van de auteur is even origineel als eigenwijs: gamen is helemaal niet ongezond. De auteur had bovendien al een goede titel bedacht, wat onmisbaar is als je wilt dat een boek kans maakt op succes. Het manuscript was uitstekend geschreven, mede dankzij de samenwerking tussen Nils en redacteur Ellen den Hollander. Tenslotte was en is de auteur ontzettend actief met podcasts en sociale media als LinkedIn. Wat wil je nog meer. 

Prikkeldingen (Willem Beekhuizen)

Waar gaat dit boek over? Je leest hoe je prikkelende voorwerpen kunt bedenken en inzetten in je dagelijks werk als bijvoorbeeld coach, leidinggevende of docent. Mensen zullen je boodschap beter begrijpen – en nooit meer vergeten. Is je patiënt humeurig? Geef haar een potje Doeniezozuur-pillen. Verschenen in april 2025.

Waarom heb ik het uitgegeven? In de categorie originele invalshoeken scoort dit boek heel hoog. Er zijn duizend-en-een boeken geschreven over communicatie, maar vrijwel geen enkel boek over prikkelende voorwerpen. Gelukkig is de schrijfstijl even leuk als het onderwerp, wat de boodschap versterkt. Het boek bevat veel concrete voorbeelden waardoor je als lezer goed begrijpt hoe je zelf ‘prikkeldingen’ kunt bedenken en inzetten. Willem was online altijd al actief, maar na de publicatie ging hij in een hogere versnelling: hij schrijft aan de lopende band berichten die steeds even prikkelend zijn als zijn boek. 

Privéstress op de werkvloer (Annemie Webers)

Waar gaat dit boek over? Niet werkdruk, maar privéproblemen zijn de belangrijkste oorzaak van stress en burn-out. In haar boek legt de auteur uit wat je als werkgever en manager kunt doen om medewerkers te helpen als ze kampen met geldproblemen, relatieproblemen, mantelzorg of andere problemen die hun weerslag hebben tussen negen en vijf. Verschenen in mei 2025.

Waarom heb ik het uitgegeven? Er zijn talloze boeken geschreven over stress en burn-out, maar de belangrijkste oorzaak wordt structureel onderbelicht. Annemie weet waar ze het over heeft, dankzij jarenlang praktijkervaring als consultant en keiharde cijfers die haar stelling onderbouwen. Bovendien heeft ze een fijn pennetje, waardoor haar verhaal extra overtuigend is. 

Opgelicht (Peter Van Welden)

Waar gaat dit boek over? Dit is het rauwe, waargebeurde verhaal van de auteur die in drie maanden 300.000 euro, zijn partner en zijn zelfvertrouwen verliest na online oplichting. De auteur beschrijft de berichten die hij uitwisselt en zijn overwegingen om in te gaan op de uitdaging om te investeren in bitcoin. De gevolgen zijn desastreus. Het boek verschijnt in oktober 2025.

Waarom heb ik het uitgegeven? Er worden online aan de lopende band mensen opgelicht. De meeste mensen schamen zich ervoor en praten er niet over. De auteur schaamde zich ook, maar vond het belangrijker om te voorkomen dat het anderen ook zou overkomen. Zijn boek is aantrekkelijk geschreven, hoe pijnlijk zijn verhaal ook is. Peter heeft vanaf de eerste dag ontzettend zijn best gedaan om het boek onder de aandacht te brengen bij lotgenoten, de media en het brede publiek. 

Volgende week ben ik er weer (Amber Hackmann)

Waar gaat dit boek over? In dit boek vind je alles wat je wilt weten over ziek zijn en werk in de eerste twee jaar van je arbeidsongeschiktheid. Met veel praktische tips en persoonlijke ervaringen van mensen die dit ook hebben meegemaakt: wat vonden zij moeilijk? Wat hielp hen in deze periode? Verschijnt in november 2025.

Waarom heb ik het uitgegeven? Soms ben ik zelf verbaasd dat over een onderwerp nog geen boek is geschreven. Amber bleek de eerste te zijn die bedacht dat het handig zou zijn als arbeidsongeschikte werknemers in een handboek alles zouden kunnen lezen wat ze moeten weten. Er valt niets te lachen in dit boek, maar veel praktischer wordt het niet en het is bovendien toegankelijk beschreven. Hoe actief de auteur na de publicatie gaat worden, moet nog blijken, maar gezien haar actieve aanwezigheid op LinkedIn en de positieve reacties op haar berichten denk ik dat ik me geen zorgen hoef te maken. 

Kortom

Als ik mijn eigen overwegingen bij de publicatie van deze vijf titels op een rij zet, zijn de overeenkomsten simpel. Blijkbaar zoek ik relevante onderwerpen waarbij de auteur een originele invalshoek belicht. De boeken moeten goed geschreven zijn. En de auteur moet actief bijdragen aan de promotie. 

Afbeelding bij blog Maak je boek even spannend als een serie

Maak je boek even spannend als een serie

Zet je non-fictieboek even geraffineerd in elkaar als een Netflixserie. Hoe doe je dat, je lezer op het puntje van zijn stoel houden?

Het is nog maar kort geleden dat series als oubollig werden gezien. Niemand nam een serie als Goede tijden, slechte tijden serieus. Series hadden tot ver in de jaren negentig een stoffig imago: ze waren goedkoop gemaakt, voorspelbaar en vooral bedoeld als licht televisie-amusement. De lancering van The Sopranos betekende een doorbraak. Plotseling besefte iedereen van Hollywood tot Hilversum dat ’televisieseries’ even diepgaand en complex konden zijn als films. Toen streamingdiensten als Netflix series actief gingen promoten, en zelfs produceren, gingen we massaal bingewatchen. 

Aan moderne series werkt tegenwoordig een heel leger professionals: schrijvers, regisseurs, editors, decorbouwers, geluidstechnici. Een aflevering van een gemiddelde serie kan zomaar tien miljoen euro kosten. Afleveringen van de serie The Lord of The Rings zouden zelfs 58 miljoen dollar hebben gekost. Ter vergelijking: een aflevering van Goede tijden, slechte tijden kost volgens een recente schatting van oud-zenderbaas Tina Nijkamp van SBS 6 slechts 65 duizend euro. 

En daar zit jij dan op je zolderkamer, eenzaam te sleutelen aan je boek. Je hebt geen creative writing gestudeerd, je hebt geen collega’s die je helpen en je hebt geen budget. Je hebt alleen een goed idee en een laptop. Maar omdat je ongetwijfeld al veel series hebt gezien, kun je allerlei trucs toepassen die in boeken net zo goed werken als in series. Niet in de laatste plaats omdat je net als in een serie de tijd hebt om je lezer in te pakken. Het lezen van een boek kost nu eenmaal evenveel tijd als het kijken van een serie. Dit zijn de twee belangrijkste trucs die je kunt toepassen. 

Spanning

De cliffhanger is ongetwijfeld het opvallendste kenmerk van series. De cliffhanger ontstond in de Verenigde Staten door alle reclameonderbrekingen. Schrijvers moesten kijkers vasthouden tijdens de commercials, zodat ze niet weg zouden zappen. Dat deden ze door vlak voor de pauze de spanning op te voeren met de aankondiging van een onthulling of een pistoolschot. Later eindigde elke aflevering met een cliffhanger, niet om reclame te overleven, maar om kijkers te stimuleren om de volgende aflevering te bekijken. 

Het is niet zo moeilijk om spanningsbogen te verwerken in je non-fictieboek. Bedenk bij het structureren van een hoofdstuk of een paragraaf hoe je de spanning kunt opbouwen, en ontladen. Geef in een paragraaf bijvoorbeeld drie goede redenen waarom iets niet kan werken, en geef aan het einde van de paragraaf ‘plotseling’ een overtuigend argument waarom het wél kan werken. Toegegeven, daar zal geen lezer opgewonden van raken, maar je houdt hem wel bij de les. En een even simpele als effectieve truc: stel aan het einde van elk hoofdstuk een vraag, die je vervolgens in het volgende hoofdstuk beantwoordt. 

Herkenbaarheid

Series danken hun succes niet alleen aan spanning, maar ook aan herkenbaarheid. Neem de serie Suits. Elk van de 134 afleveringen speelt zich grotendeels af binnen een kleine, afgebakende wereld: een advocatenkantoor met enkele vaste ruimtes, zoals de vergaderkamer, Harvey’s kantoor en de gang met glaswanden. Elke aflevering schept een gevoel van thuiskomen. Ook de vaste personages versterken dat effect. Harvey, de charmante winnaar; Mike, het briljante geweten zonder papieren; Louis, de neurotische buitenstaander; Donna de intuïtieve spil en Jessica de strategische machtsfactor die alles bij elkaar houdt. Hun karakters zijn even voorspelbaar als hun gedrag. De spanning zit niet in wie ze zijn, maar in hoe ze met elkaar botsen.

Ook jij kunt zorgen voor herkenbaarheid in je non-fictieboek. Begin elk hoofdstuk bijvoorbeeld met een historisch voorbeeld. Voeg kaders toe waarin (steeds dezelfde) ervaringsdeskundigen vertellen wat hen is overkomen. Of verwerk in elk hoofdstuk jouw persoonlijke ervaringen. 

De Amerikaanse film- en televisiemaker Jason Blum vatte de formule van succesvolle series bondig samen, vrij vertaald: ‘Beschrijf herkenbare situaties en laat de boel dan ontsporen.’

En ja, ik zou mijn blog nu natuurlijk moeten afsluiten met een cliffhanger, maar ik heb eerlijk gezegd nog geen idee waar ik volgende week over ga schrijven. 

Een slimme schrijver is niet bang om te bluffen

Als auteur van een non-fictieboek doe je je lezer een groot plezier door veel te BLUF-fen. Begin altijd met je belangrijkste boodschap: Bottom Line Up Front. Een klassieke militaire doctrine die ook in vredestijd van pas komt. 

Als Tom Cruise zegt dat iedereen moet bukken omdat er een bom aankomt, dan sta ik zorgeloos op om nog wat popcorn te pakken. Maar als een soldaat te horen krijgt dat hij moet bukken omdat er een bom aankomt, dan bukt hij zonder vragen te stellen. Voor militairen, of ze nou als soldaat in de loopgraven staan of als generaal op het hoofdkwartier zitten, is informatie nu eenmaal van levensbelang. Dat feit heeft in de loop van de eeuwen waardevolle militaire denkwijzen opgeleverd. Eén ervan is BLUF, een acroniem van Bottom Line Up Front. Vrij vertaald: begin je communicatie met je belangrijkste boodschap. 

‘Ga de Pruisen tot 18:00 uur dwarsliggen’

Er zijn genoeg historische voorbeelden waarin gebrekkige communicatie veel mensenlevens kostte. Een schoolvoorbeeld is de slag bij Waterloo. Napoleon rekende op de inzet van de troepen van zijn maarschalk Grouchy, die echter niet goed wist wat hij zijn mannen moest laten doen. Terwijl Napoleon dacht dat Grouchy met zijn manschappen de Pruisen zou ophouden om hem daarna te komen helpen, marcheerden de Pruisen ongehinderd richting Waterloo. 

Vage communicatie tussen Napoleon en Grouchy was volgens veel historici een doorslaggevende oorzaak van de nederlaag. Wat Napoleon had moeten zeggen was: ‘Ga de Pruisen tot 18:00 uur dwarsliggen en kom mij dan helpen.’ Napoleon had nog nooit van BLUF gehoord.

‘Action this day’

BLUF is een Amerikaanse militaire communicatiestandaard, onderdeel van een dik rapport met de titel ‘Army Regulation 25-50: Information Management: Records Management: Preparing and Managing Correspondence’. Op pagina zes staat: ‘Army writing will be concise, organized, and to the point.’ Gezien de uitlatingen van de huidige bevelhebber van de Amerikaanse strijdkrachten lijkt dit principe weer losgelaten te worden, maar dat doet niets af aan de waarde van het advies. Een advies dat natuurlijk niet nieuw is. Sun Tzu schreef 2.500 jaar geleden al: ‘Als bevelen niet duidelijk zijn, dan is dat de schuld van de generaal; als ze duidelijk zijn maar niet worden uitgevoerd, dan is het de schuld van de soldaten.’ En Churchill had de gewoonte om memo’s die urgent waren te voorzien van een rode sticker met de tekst ‘Action this day’. Zo kon er geen twijfel zijn over zijn bedoeling. 

Vertel wat je gaat vertellen

Als auteur van een boek doe je je lezers een groot plezier door ook te bluffen. Dat doe je eigenlijk al door het gebruik van een titel en een ondertitel, die in een of enkele woorden beschrijven waar je boek over gaat. De flaptekst van je boek is een synopsis van wat de lezer te wachten staat. Maar daarna gaat het vaak mis. 

De neiging van de meeste mensen is om een betoog langzaam op te bouwen. Ik denk dat het komt doordat wij mensen van nature denken van klein naar groot. Een kind groeit van klein naar groot. Voor een huis begin je met een fundament voordat je aan het dak begint. Dingen zijn pas als af als ze zijn volgroeid. Maar een boodschap hoeft helemaal niet te ‘groeien’, je kunt gewoon met de deur in huis vallen en beginnen met je belangrijkste boodschap. 

Ik ben een groot fan van het adagium ‘Vertel wat je gaat vertellen, vertel het en vertel daarna wat je hebt verteld.’ Als je dit principe elk hoofdstuk en elke paragraaf toepast en je lezer zo bluffend door het boek leidt, zal je lezer niets missen. 

Het IKEA-effect: waarom jij je eigen boek overschat

Auteurs zijn vaak verliefd op hun eigen boekidee. Dat is begrijpelijk, maar gevaarlijk: het IKEA-effect zorgt ervoor dat je jouw boek waardevoller vindt dan een lezer ooit zal doen. Hoe voorkom je dat je jezelf voor de gek houdt?

De gedragswetenschappers Michael Norton, Daniel Mochon en Dan Ariely noemden de neiging om te overschatten wat je zelf hebt bedacht het IKEA-effect. De term komt van IKEA-meubels: omdat je ze zelf in elkaar zet, vind je ze waardevoller dan een kant-en-klaar product. Het is een even begrijpelijk als risicovol psychologisch fenomeen voor auteurs: je boekidee voelt waardevoller dan concurrerende boeken omdat het idee van jou is, maar de lezer ziet dat heel anders.

Een onzekere tiener

De meeste auteurs houden van hun boek zoals een ouder van zijn kind. Als auteurs hun boek bij mij aanprijzen, komen ze woorden tekort om uit te leggen hoe knap, slim en aardig hun kind is. Sommige auteurs hebben inderdaad een aantrekkelijke visie en kunnen zelfs goed schrijven. Maar dat wil niet zeggen dat lezers straks in slaapzakken voor de boekwinkel gaan liggen om een exemplaar van de eerste druk te kunnen kopen. In een markt waar zoveel concurrentie is, is knap, slim en aardig niet goed genoeg.

Want jij ziet een knap, slim en aardig kind, maar de lezer ziet gewoon een onzekere tiener met bruin haar en groene ogen. Het is onuitstaanbaar; hoe kan de lezer nou niet zien hoe bijzonder jouw kind is. Hij heeft laatst een etude van Chopin uit zijn hoofd gespeeld! Hij laat elke dag zonder te klagen de hond uit! Hij ruimt zelfs zijn eigen kamer op, kom daar nog eens om.

Eric koopt een boek

Stel je een lezer voor die op dinsdagavond een ingeving krijgt en besluit om een boek te kopen. Laten we hem Eric noemen. Eric pakt zijn telefoon, kijkt op zijn bankrekening en ziet dat hij nog precies dertig euro heeft, ruim voldoende voor de meeste titels. Vervolgens gaat hij naar zijn favoriete webshop.

Eric is beleidsmedewerker bij een middelgrote gemeente en wil graag carrière maken. Hij gaat daarom op zoek naar boeken die hem daarbij kunnen helpen. Hij denkt aan onderwerpen als persoonlijke ontwikkeling, leiderschap, verandermanagement, timemanagement, teamdynamiek, burgerparticipatie, besluitvorming, interculturele communicatie, duurzaamheid, maatschappelijke verantwoordelijkheid, netwerken, onderhandelen en ethiek in het openbaar bestuur. En nog een paar thema’s, maar die schieten hem even niet te binnen.

Eric kan dus kiezen uit vele duizenden boeken. En waarom zou hij dan in hemelsnaam jouw boek kiezen?

Dat doet hij dus ook niet. Hij scrollt anderhalf uur, maar kiest uiteindelijk een boek uit de top tien dat hem wel interessant lijkt en een paar goede aanbevelingen heeft. Het kost 22,99 euro en omdat hij het voor tien uur bestelt, komt het morgen al binnen. 

Het is pijnlijk maar waar: de meeste lezers hebben nooit van jouw boek gehoord. Zelfs als ze uren gaan scrollen, is er een kans dat ze jouw boek niet tegenkomen. En als ze het wel tegenkomen, vergelijken ze het schaamteloos met andere boeken. Oh, denkt Eric dan: een boek over leiderschap van een auteur die betoogt je met positieve psychologie veel invloed kunt uitoefenen. Interessant. En hij scrollt gedachteloos verder.

Verdedig je concurrent

Tijdens trainingen geef ik deelnemers weleens de opdracht om een concurrerend boek te verdedigen alsof ze het zelf hebben geschreven. Ze krijgen een kwartier de tijd om zich te verdiepen in het boek en moeten het dan aanprijzen bij andere deelnemers. Dat valt ze zwaar. Ze beseffen plotseling dat er concurrentie is en dat de auteurs van concurrerende boeken even overtuigd zijn van de waarde van hun boek. Vervolgens laat ik de andere deelnemers stemmen. Welk boek zouden ze kiezen: dat van de deelnemer of dat van de concurrent? De stemming pakt niet altijd uit in het voordeel van de deelnemer.

Het IKEA-effect maakt dat je eigen boek leuker, origineler en belangrijker lijkt dan het in werkelijkheid is. Daar kun je als auteur rekening mee houden door tijdig afstand te nemen. Aan je eigen kind kun je niets meer veranderen, maar aan je boekidee kun je nog schaven tot het beter is. 

Ben jij een beeldschrijver of een toetsenbordschrijver?

Ik heb een schokkende ontdekking gedaan. Anders dan ik kijken de meeste mensen naar hun toetsenbord als ze typen. Wat zegt dat over mij? Wat zegt dat over andere mensen? 

Ik zag het een paar weken geleden voor het eerst. Iemand zat te typen en ik besefte plotseling dat hij alleen naar zijn toetsenbord keek. Daarmee besefte ik ook dat ik alleen naar het beeldscherm kijk als ik typ. Ik ben dus een beeldschrijver. Wat ben jij, een beeldschrijver of een toetsenbordschrijver?

Inmiddels heb ik de wortels van mijn bestaan als beeldschrijver kunnen terugvoeren op mijn typcursus bij het Manhattan Instituut in de jaren zeventig. Maandenlang zeulde ik als twaalfjarig jongetje elke week mijn glimmend witte Olympia SM9 naar de andere kant van het dorp. Daar leerde ik van een charmante dame blind typen met tien vingers. Er was een goede reden om in de jaren zeventig blind te kunnen typen. Dat was nodig zodat je als secretaresse snel geschreven teksten kon overtypen. Terwijl je keek naar de brief van meneer de directeur deden je vingers gedachtenloos hun werk. Op 13 oktober 1977 besloot de eksamenkommissie (sic) van het instituut dat ik had voldaan aan de gestelde vaardigheidseisen en reikte mij het diploma uit. 

Mijn hele middelbare schooltijd keek ik niet meer om naar de Olympia, tot ik besloot om naar de School voor de Journalistiek te gaan. Al na de eerste les moest ik een nieuwsbericht typen, en wonderbaarlijk genoeg bleek ’s avonds op mijn studentenkamer dat ik het nog kon. Links keek ik naar mijn geschreven aantekeningen en rechts typten mijn vingers braaf wat hen was opgedragen. 

Ingehaald door de evolutie

Andere mensen moeten hun vingers goed in de gaten houden, anders schrijven ze zomaar iets wat niet de bedoeling is. Gelukkig heb ik als beeldschrijver heel gehoorzame vingers. Ik kan ze blindelings vertrouwen, net als mijn benen, die mij ook overal naartoe brengen zonder dat ik ze de hele tijd moet controleren. 

Het is ongetwijfeld veelzeggend dat ik een beeldschrijver ben, maar ik weet niet precies wat het dan zegt. Kunnen traditionele indelingen van mensen naar bijvoorbeeld geslacht, etniciteit en persoonlijkheid nu in de prullenbak? Kunnen we onze ideeën over blond en zwart haar, introvert en extravert nu samen met de DSM V rechtstreeks naar het archief van het Meertens Instituut sturen? 

Ik was stiekem best een beetje trots op mijn zelfbedachte reputatie als beeldschrijver, tot ik een van mijn kinderen op zijn mobiele telefoon zag appen. Ineens besefte ik dat ik in de evolutie al was ingehaald, in niet meer dan een generatie. En nu zit ik in een identiteitscrisis: wat zegt het nog dat ik blind kan typen met tien vingers, als een puber met een paar vingers sneller kan communiceren – terwijl hij tegelijkertijd naar muziek luistert en een verhaal vertelt. Ik wil mijn cursusgeld terug. 

Welk boek schrijf jij deze zomer niet?

Elke zomer worden veel boeken niet geschreven. Ik snap het wel. Als je eindelijk een paar weken vrij hebt, breng je die liever door met je geliefden, dan eenzaam achter een toetsenbord om een boek te schrijven over de opmars van Russische hybride oorlogsvoering in Europa of de aftocht van de huisvlieg op ons continent. Jammer, maar misschien heb je wel tijd om erover na te denken.

In films en romans ligt in de zomer altijd iemand met een grashalm in zijn mond naar de wolken te staren. Ik heb dat zelf nog nooit gedaan en ik heb het nog nooit iemand zien doen, maar het is een prachtig beeld van de eindeloze, warme zomer waarin je eindelijk tijd hebt om te ontspannen. Ik ben zelf ook erg voor ontspannen, maar helemaal gedachteloos lukt mij dat niet. Ik ben meestal vlug klaar met luieren, vakantie of niet. Zit jij zo ook in elkaar? Mooi zo, dan houd je voldoende tijd over om na te denken over je boek. 

Ideeën voor een boek lijken in het begin veel op voorbij stromende wolken. Ze hebben wel een vorm maar ze zijn nog niet herkenbaar. De kunst is om dan niet meteen in actie te komen maar te blijven piekeren. Ideeën moeten rijpen en je zult merken dat ze langzaam maar zeker van vorm veranderen. Als je het onderwerp van alle kanten bekijkt, krijg je na verloop van tijd een beter beeld van de invalshoek van je boek. Van de stijl. De voorbeelden die erin thuishoren. De kunst is om na te blijven denken tot je bent uitgedacht. En je weet dat dat moment is aangebroken als het moment is aangebroken. 

Schrijven is eigenlijk maar een bescheiden deel van het werk van een auteur. Het grootste deel bestaat uit nadenken, malen, filosoferen, afwegen, peinzen, reflecteren, analyseren en soms besluiten. De beste boeken zijn het werk van jarenlang tobben en zijn soms al helemaal uitgedacht voordat de auteur een letter op papier zet. 

Piekeren is maatschappelijk niet geaccepteerd. Als je tijdens kantooruren je benen op het bureau legt en naar het plafond staart om eens rustig ergens over na te denken, kun je al vlug een telefoontje van human resources verwachten. Je wordt niet betaald om te denken maar om te doen. Maar een boek is een denkding, geen doeding. Dus neem in je eigen tijd de vrijheid om na te denken voordat je wat gaat doen. Schrijven kan altijd nog. 

Heb je een BN’er nodig voor het voorwoord van je boek?

Helpt het als een bekende Nederlander het voorwoord van je non-fictieboek schrijft? Misschien niet, maar je weet maar nooit.

Wat trek je aan voor een feest: die oude versleten trui of dat leuke nieuwe jasje van Prada? Dat jasje natuurlijk. En waarom? Een oude versleten trui straalt onverschilligheid en een lage sociale status uit; leuk voor pubers maar niet voor volwassen volwassenen. Dat jasje van Prada doet het tegenovergestelde: je laat zien dat je erbij hoort en dat je serieus genomen mag worden. Jouw jasje is smaakvol, dus jij hebt ook smaak. Van dezelfde psychologie kun je gebruikmaken als je moet kiezen wie het voorwoord van je boek schrijft. Wordt het een oude trui of een nieuw jasje? 

Ik durf te wedden dat je bij het lezen van de vorige alinea je wenkbrauwen hebt gefronst. Prada, is dat niet wat overdreven? Opscheppen met een jasje dat duizenden euro’s kost? Met die ergernis heb je direct het probleem te pakken met het inzetten van een BN’er voor je boek: niet iedereen zal gecharmeerd zijn van je keuze. John de Mol voor je boek over de mosselcultuur in de Zeelandse Oosterschelde, is dat niet een beetje overdreven? Hoe kies je de juiste schrijver voor je voorwoord? En wat is het eigenlijk, een voorwoord? 

Wie je bent

Als je een voorwoord zelf schrijft, kun je er beknopt in uitleggen wie je bent en waarom je het boek hebt geschreven. In de inleiding kun je vervolgens ingaan op de essentie van het boek. De lezer kan dus aan het voorwoord afleiden met welke autoriteit hij te maken heeft. Ben jij bijvoorbeeld een beginner of een expert op jouw vakgebied? Ook zal hij eruit afleiden waarom je het boek hebt geschreven. Zijn jouw motivatie en enthousiasme aanstekelijk, of heeft de lezer hier te maken met een boodschapper die het alleen voor de poen doet? En bovendien: is het voorwoord aantrekkelijk geschreven? Het is per slot van rekening de eerste tekst van het boek, dus wordt dit een boek waar ze zich met moeite doorheen moeten worstelen of kunnen ze verwachten er plezier aan te beleven? 

Als je het voorwoord van je boek door iemand anders laat schrijven, worden deze drie vragen niet per definitie beantwoord. De lezer kan uit het voorwoord van de BN’er alleen afleiden dat het met jouw autoriteit wel snor zit, als de lezer die BN’er tenminste in staat acht om jouw autoriteit te beoordelen. Een bekende professor in jouw vakgebied die jou aanprijst, dat klinkt geloofwaardig. Een televisiepresentator die alleen spelletjesprogramma’s presenteert en geen verstand heeft van jouw vakgebied, dat klinkt ongeloofwaardig. En kan de lezer op basis van de tekst en de bekendheid van de BN’er afleiden dat jij goed kunt schrijven? Kan hij jouw motivatie beoordelen? Als je een voorwoord door iemand anders laat schrijven, zul je dus rekening moeten houden met de uitstraling van die persoon. 

Kies dus niet voor een BN’er omdat je hem toevallig kent. Kies hem omdat hij perfect past bij jou en je boek. En dat valt niet mee. 

Te elitair, te dominant, te activistisch

Stel, je bent net gepromoveerd als econoom en je hebt een wetenschappelijk boek geschreven over armoede in Nederland. Je zus woont naast John Williams, de presentator van het televisieprogramma Uit de schulden. Ze heeft hem gepolst en hij wil het wel schrijven. Maar past hij wel bij een wetenschappelijk boek? Wie moet het dan schrijven? Klaas Knot van De Nederlandsche Bank? Geen tijd. Sander Schimmelpenninck? Schrijft veel over ongelijkheid, maar te elitair. Rutger Bregman? Veel expertise, maar zo dominant in het debat dat hij het boek kan overschaduwen. Tim Hofman? Interessant, maar misschien te activistisch. Lilian Marijnissen? Heel betrokken, maar te politiek beladen naam. Quinty Trustfull? Betrokken bij armoedebestrijding maar wordt toch teveel geassocieerd met lifestyle en glamour. Zo ga je urenlang allerlei namen af, en met veel moeite lukt het om een shortlist te maken van drie namen. En nu maar hopen dat ze willen. 

En als je niemand kunt vinden, geen probleem. Er is geen bewijs dat het inzetten van bekende mensen voor een voorwoord de verkoop van een boek substantieel bevordert. Doe het gewoon zelf, en geef de lezer een voorproefje van het leukste, slimste, spannendste boek dat ze ooit hebben gelezen. 

Geen hogere btw op boeken goed nieuws voor schatkist

De verhoging van de btw op boeken is definitief van tafel. Niet alleen een opsteker voor schrijvers en uitgevers, maar voor de hele Nederlandse economie. 

De Trumpiaanse mens heeft een helder beeld van de motor van de economie: hij denkt dan aan vrijheid voor ondernemers om te produceren wat ze willen, zonder bemoeizuchtige overheden, vakbonden of milieuregels. Voor onze welvaart zijn we in zijn ogen afhankelijk van mensen als Elon Musk in zijn meest libertarische bui: gefocust op technologische productie en marktwerking, wars van enige regulering. Een begrijpelijke redenering, maar er zit een kleine maar belangrijke weeffout in. Natuurlijk is ondernemerschap belangrijk, maar het is creativiteit dat de sleutel vormt voor economische welvaart. 

Dit oorzakelijke verband is overtuigend aangetoond door de Amerikaanse socioloog Richard Florida in zijn baanbrekende boek The rise of the creative class in 2002. Steden en landen die ruimte geven aan creatievelingen – of het nu kunstenaars, programmeurs of ondernemers zijn – stimuleren direct en indirect de vooruitgang. Vrijheid van expressie, kunst en identiteit is niet alleen een moreel of sociaal goed, maar ook een directe motor voor economische groei en concurrentievermogen. Tolerantie blijkt daarmee geen bijzaak, maar een motor voor welvaart. Florida is ook de bedenker van de Gay-index: als je wilt weten hoe welvarend een land is, moet je niet kijken naar het aantal fabrieken of kantoren, maar naar het aantal LHBTIQ+’ers dat er vrij kan leven. Want steden en landen met vrijheid voor mensen met een alternatieve levensstijl zijn ook aantrekkelijk voor creatievelingen.

Schrijvers en hun boeken spelen een cruciale rol in het stimuleren en delen van creativiteit. Boeken zijn kunstmest voor de geest, zowel die van de schrijver als die van de lezer. Als je de prijs van die kunstmest verhoogt, benadeel je niet alleen de schrijver en de lezer, maar de hele Nederlandse economie. Nu het kabinet heeft besloten dat de beoogde verhoging van de btw niet doorgaat, betekent dat op termijn dus hogere belastinginkomsten. En ik kan weer even rustiger ademhalen. Al merk ik aan mezelf dat mijn ademhaling door alle (geo)politieke ontwikkelingen vooralsnog wat hoger blijft dat gebruikelijk. 

Wat moet je doen als je manuscript is afgewezen?

Geef niet op als je manuscript wordt afgewezen. Blijf werken aan je boek tot het (nog) beter is en ga op zoek naar die ene uitgeverij die inziet dat ze goud in handen hebben. 

Een keer in de week neem ik de tijd om te reageren op de manuscripten die wij als uitgeverij hebben ontvangen. Ik reageer altijd beknopt en neutraal, en niet alleen omdat ik niet genoeg tijd heb om uitgebreid te reageren op alle voorstellen en manuscripten. Ik ben ook terughoudend omdat niet alle auteurs een eerlijke reactie op prijs stellen. Sommigen reageren bijvoorbeeld verbolgen als ik uitleg dat er al heel veel boeken over hetzelfde onderwerp zijn geschreven en dat ik daarom te weinig commerciële mogelijkheden zie. Niet waar, antwoorden ze dan. Ik snap het wel, ze zitten niet te wachten op een kerel die boven het wiegje van hun kindje komt hangen en meldt dat het niets bijzonders is.  

Wat moet je doen als je idee of manuscript door een uitgeverij is afgewezen? Dit is wat ik zou doen als ik auteur was.

Organiseer kritiek

Ten eerste zou ik geen genoegen nemen met de vriendelijke maar nietszeggende reactie van een uitgever of een redacteur: ‘Uw manuscript past niet in ons fonds’. Zelfs als het waar is, heb je daar geen bal aan. Ik zou erachter proberen te komen wat de zwakke kanten van mijn manuscript zijn: is het onderwerp uitgemolken? Is de invalshoek niet actueel of origineel genoeg? Is het slecht geschreven? Ben ik als auteur geen geloofwaardige of kansrijke ambassadeur van mijn eigen boek? Als ik dit soort kritiek niet van een uitgeverij zou kunnen krijgen, dan zou ik iemand inhuren om die kritiek alsnog te bemachtigen. 

Doe wat met de kritiek

Ten tweede zou ik wat met de kritiek doen. Een betere invalshoek kiezen, meer research doen, beter leren schrijven: als je de ambitie hebt om een boek te publiceren, dan geef je natuurlijk niet op na een eerste mislukte poging. Bedenk dat de meeste muzikanten jarenlang hebben geoefend om goed te worden in hun vak, dus het is heel normaal om niet na een half manuscript al een volleerd schrijver te zijn. Ga meer schrijven en lezen, volg cursussen en laat je helpen door professionals.

Blijf leuren

Ten derde: als je zeker weet dat er weinig tot niets meer aan je manuscript verbeterd kan worden, dan zou ik doorgaan met het benaderen van uitgeverijen. Er zijn meer dan vierduizend uitgeverijen in Nederland, waaronder honderden professionale partijen, en in elk genre tientallen die mogelijk geïnteresseerd zijn. Geef niet zomaar op. Sommige auteurs hebben jarenlang met een manuscript geleurd voordat ze een uitgever vonden die inzag dat hij goud in handen had. Geen uitgever was geïnteresseerd in Hoe haal ik mijn tentamens, 30 tips, het eerste boek van Rutger Bregman. En toen hij uiteindelijk een uitgever vond, werd het een fiasco. Zijn boek De meeste mensen deugen werd een hit. Hetzelfde overkwam Brené Brown, nu bekend van onder andere De kracht van kwetsbaarheid. Het lukte haar niet om haar eerste boek I Thought It was Just Me gepubliceerd te krijgen, daarom deed ze het maar zelf. Haar doorbraak kwam pas na haar TED-talk The Power of Vulnerability die een van de meest bekeken TED-talks werd. Dit leidde tot de publicatie en het wereldwijde succes van haar boeken.

Geef het zelf uit

Lukt het niet? Overweeg dan serieus om je boek zelf uit te geven. Dat kan veel tijd en geld kosten als je het goed wilt doen, omdat je nu eenmaal moet betalen voor de redactie, de vormgeving, het drukwerk en de promotie, maar je zou niet de eerste zijn die succesvol is met een zelf uitgegeven boek. Neem Michael Pilarczyk, die van zijn boek Master your mindset een groot succes maakte. Er zijn naar eigen zeggen al meer dan 350.000 exemplaren van dit boek verkocht. Een grote internationale uitgever gaat het nu vertalen en uitgeven in het Engels. 

Dus slik je teleurstelling snel weg als je een afwijzing hebt ontvangen en geef niet zomaar op. Sleutel aan je manuscript tot het nóg beter is en stuur het naar de volgende uitgever. 

In welk hoofdstuk staat het toilet in jouw boek?

Schrijf je boek niet als een hamsteraar maar als een architect. Een aantrekkelijk boek is even logisch ingericht als een huis.

Worstel je met de structuur van je non-fictieboek? Ziet de inhoudsopgave eruit als de schuur in mijn tuin: volgepropt met gereedschap, fietsen, speelgoed en tuinmeubels? Waarschijnlijk ben je heel druk geweest met het verzamelen van informatie, maar nog niet met structureren. Hoe doe je dat? Probeer je boek in te richten als een huis. 

Veel huizen zijn hetzelfde ingericht; met een hal, een woonkamer, een keuken, een badkamer, slaapkamers en een garage. Als ik je nu vraag om de volgende objecten te verdelen over die ruimtes, kost dat je weinig moeite: gasfornuis, bed, douche, auto en kapstok. Zie je wel, dat was makkelijk, omdat het doel van elke ruimte in je huis duidelijk is. Iedereen weet hoe je de kamers in een huis inricht en gebruikt. Zo helder moet de structuur van je boek ook zijn.

Een voorbeeld. Je schrijft een boek over het gevaar van slecht rekenonderwijs. In het voorwoord vertel je waarom je dit onderwerp belangrijk vindt. In de inleiding geef je een korte schets van de dalende rekenvaardigheid en de gevolgen daarvan.

In het eerste hoofdstuk beschrijf je de staat van het rekenonderwijs: hoe slecht wordt er gerekend en hoe verhoudt Nederland zich tot andere landen? In het tweede hoofdstuk leg je uit waarom moderne rekenmethodes, zoals realistisch rekenen, averechts werken. In het derde hoofdstuk toon je aan dat rekenproblemen niet vanzelf verdwijnen, maar zich opstapelen in verdere studie en werk.

Daarna volgen de bredere gevolgen. In hoofdstuk vier en vijf laat je zien hoe rekenzwakte leidt tot economische en maatschappelijke problemen: minder goed opgeleide werknemers, financiële ongeletterdheid en een samenleving die makkelijker misleid wordt. In hoofdstuk zes zoek je uit hoe het zo ver heeft kunnen komen, van beleidsfouten tot zwakke lesmethodes. 

In de laatste hoofdstukken bied je oplossingen. In hoofdstuk zeven beschrijf je hoe het rekenonderwijs weer kan verbeteren, met sterkere didactiek en een herwaardering van basisvaardigheden. In de conclusie benadruk je waarom we nu actie moeten ondernemen – voordat de schade niet meer te herstellen is.

Dit boek heeft hoofdstukken die even helder afgebakend zijn als de kamers in je huis. Denk dus niet als een hamsteraar als je boek indeelt, maar als een architect. Als je weet welke ruimtes waarvoor nodig zijn, is het niet moeilijk meer om alle informatie te verdelen, en om hiaten en overlap te voorkomen. Hoort die wc in de huiskamer of in het toilet? Toilet. Zet je de eettafel in de slaapkamer of in de keuken? Keuken. Schrijf je je boek in de gang of op de werkkamer op zolder? Werkkamer. 

Wat is het motto van jouw boek?

Vergeet niet om een motto te bedenken voor je boek. Grijp de kans om je lezer te laten zien hoe ongelooflijk belezen en intelligent je bent.  

Onze smartphones en computers krijgen elk jaar frisse updates, maar de vormgeving van boeken blijft al honderden jaren onveranderd. Een boek begint meestal met een zogenaamde franse titelpagina, die nog stamt uit de tijd dat boeken zonder omslagen werden verkocht. Als je die pagina omslaat, tref je een lege pagina aan met een korte tekst, het motto van het boek, ook wel epigraaf genoemd. Het gebruik van een motto is al heel oud. Zowel de Grieken als de Romeinen openden hun werk al met citaten of verwijzingen. In de achttiende eeuw raakte het motto ingeburgerd; niet zelden kreeg elk hoofdstuk er een. Dat het motto onuitroeibaar lijkt is niet vreemd want het is een uitgelezen kans om je werk te typeren en een goede beurt te maken bij de lezer. 

Met het motto laat je zien wie je bent en waar je voor staat. Heb je een Rolex, een Casio of een smartwatch om je pols? Draag je sneakers of klassieke veterschoenen? Geef je een hand of een boks? De beelden en teksten op de omslag geven je lezer al een eerste indruk van je boek, maar een omslag is natuurlijk een vorm van reclame. Het motto daarentegen is de eerste, onbezoedelde tekst waarvan de lezer weet dat jij hem hebt geschreven. En omdat je boek ermee opent, gaat hij ervan uit dat je goed over dat motto hebt nagedacht. De gedachte of het citaat is de amuse die de lezer een voorproefje geeft van wat hij kan verwachten in jouw boek. 

De belangrijkste functie van het motto is het typeren van je boek. Waar gaat het over? In welke traditie staat je boek? Wat is je boodschap? Wat is de diepere betekenis van je boodschap? De tweede functie is het versterken van de autoriteit van de auteur. Met het motto slaat de auteur een stevige heipaal onder zijn status. Een motto bevat dan ook zelden een uitspraak van een onbekende denker, maar vaker die van een bekende filosoof.

Ik ben altijd nieuwsgierig naar de motto’s die onze auteurs bedenken. Ik zie soms motto’s die vrij lukraak uit een citatendatabase gevist zijn, maar soms zitten er ook bumperstickerwaardige juweeltjes tussen die naadloos aansluiten bij het boek. Een greep uit de boekenkast van Haystack:

‘Hij is de Ander voor mij, maar ik ben ook de ander voor hem’
Dit is een citaat van Ryszard Kapuściński, een Poolse journalist, schrijver en dichter. Auteur Jan Vincent Meertens gebruikte het citaat in zijn boek Do we have a deal, over onderhandelen in andere culturen.

‘Alles wat je kunt verbeelden, is echt’
Dit is een citaat van kunstenaar Pablo Picasso. Auteur Oeds-Jan Postma gebruikt het voor zijn boek Miljonair met een gewone baan.

Reclame is als een eerste date. Als je alleen maar over jezelf praat, komt er geen tweede date’
Dit is een citaat van David Beebe, de wereldwijde reclamebaas van hotelketen Marriot International. Auteur Erwin Wijman gebruikte het voor zijn boek Wat je verkoopt ben je zelf.

‘Als je nergens vóór bent, word je waar je tégen was’
Dit is een citaat van zanger Stef Bos, gebruikt door auteur Jeanine Mies in haar boek Magneetwoorden, over de aantrekkingskracht van positieve taal. 

‘Makkelijk lezen is verdomd hard schrijven’ 
Ten slotte een citaat van schrijver en diplomaat Nathaniel Hawthorne, uit mijn eigen boek Waarom schrijf je geen boek?

Voor het motto van je boek moet je op zoek gaan naar een tekst die de energie heeft van een zwart gat. Welk citaat, welk gedicht, welke gedachte verwoordt de essentie van jouw boek? Welke uitspraak raakt jou in het hart? Welke uitspraak raakt de lezer in zijn hart? Alles mag, maar leg de lat niet te laag. Wat je nodig hebt, is een doordenker die de lezer verrast naar zijn stoelleuning doet grijpen, wakker geschud door zoveel inzicht.