Skip to main content

Tag: schrijftaal

‘Ken ik jou niet ergens van?’

Een ijzersterke openingszin is niet alleen belangrijk voor een roman, maar ook voor een non-fictieboek. Het is je belofte aan de lezer dat je boek de moeite waard is. 

Ken ik jou niet ergens van? Dit is ongeveer het niveau van de gemiddelde openingszin in een non-fictieboek. Doodzonde, want zo’n triviale zin nodigt de lezer niet echt uit om kennis te maken met jouw boek. Als je slim bent, val je met de deur in huis en open je je boek met een verrassende zin die je lezer belooft dat het de moeite waard is om verder te lezen. Wat de eerste zin ook is – uitdagend, vreemd, grappig, intelligent of triest – hij moet de lezer raken. 

In de wereldliteratuur zijn veel openingszinnen die klassiekers zijn geworden: 

A Tale of Two Cities, Charles Dickens
‘It was the best of times, it was the worst of times, it was the age of wisdom, it was the age of foolishness, it was the epoch of belief, it was the epoch of incredulity, it was the season of Light, it was the season of Darkness, it was the spring of hope, it was the winter of despair.’

Nineteen Eighty-Four, George Orwell 
‘It was a bright cold day in April, and the clocks were striking thirteen.’

The Catcher in the Rye, J. D. Salinger
‘If you really want to hear about it, the first thing you’ll probably want to know is where I was born, and what my lousy childhood was like, and how my parents were occupied and all before they had me, and all that David Copperfield kind of crap, but I don’t feel like going into it, if you want to know the truth.’

Die Leiden des jungen Werthers, Johann Wolfgang von Goethe
‘Wie froh bin ich, dass ich weg bin! Bester Freund, was ist das Herz des Menschen!’

L’Étranger, Albert Camus
‘Aujourd’hui, maman est morte. Ou peut-être hier, je ne sais pas.’

Anna Karenina, Leo Tolstoy
‘Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.’

Kijk, dat zijn pas binnenkomers. Deze boeken eindigen niet met een cliffhanger, ze beginnen met een cliffhanger. Je wilt direct verder lezen. 

Geen recept

Er is natuurlijk geen recept voor het schrijven van de perfecte binnenkomer. Maar ik denk dat er wel een paar randvoorwaarden en trucs zijn. De eerste randvoorwaarde is dat je kiest voor een stijl en/of een inhoudelijke boodschap die de lezer direct wakker schudt. In de openingszin van Nineteen Eighty-Four slaat de klok dertien keer. Dertien keer, wat is daar aan de hand? De tweede randvoorwaarde is dat je goed weet waar je manuscript over gaat. Het is namelijk aantrekkelijk als de centrale thema’s van je boek zich weerspiegelen in je openingszin, zoals in die van Anna Karenina, waarin de woordkeuze en de kerngedachte een voorbode vormen voor het leed dat volgt. 

Lukt het niet om de ideale openingszin te bedenken? Dan zijn er gelukkig trucs om toch aantrekkelijk te beginnen. Tip een: ga in je manuscript op zoek naar zinnen die je mogelijk naar voren kunt schuiven. Tip twee: een aantrekkelijke openingsalinea is een mooi alternatief voor een openingszin. In zijn boek Goede moedbeschrijft auteur Tim Hofman hoe hij de dag voor de befaamde uitzending van Boos over vermeend seksueel grensoverschrijdend gedrag en machtsmisbruik rondom The Voice of Holland in het toilet staat en niet kan plassen. Een even menselijke als begrijpelijke situatie die een prachtig symbolisch beeld vormt als opening voor het boek. Tip drie: gebruik een citaat. Hoe tweedehands zo’n zin ook is, als hij werkt, heb je je doel toch bereikt. Tip vier: begin met een onverwacht feit. Als je een non-fictieboek hebt geschreven, dan zal het ongetwijfeld data bevatten die hiervoor geschikt zijn. Tip vijf: spreek de lezer rechtstreeks aan. Als je een boek schrijft over angststoornissen zou je kunnen schrijven: ‘Hoe zou jouw leven eruitzien als je ’s ochtends je bed niet uit durft te komen omdat…’ Tip zes: stel een intrigerende vraag. Een boek over mantelzorg zou kunnen beginnen met de zin: ‘Heeft iedereen recht op mantelzorg van familie en vrienden, of moet de overheid daarvoor zorgen?’ Tip zeven: gebruik een metafoor. Een boek over ons DNA zou kunnen beginnen met de zin: ‘DNA is de barcodesticker van het leven, een microscopisch kleine streepjescode die de geheimen van onze afkomst, onze gezondheid en ons potentieel bevat.’

En dan ga ik nu snel een nieuwe openingszin voor mijn eigen boek Waarom schrijf je geen boek? bedenken. Die begint met zo’n nietszeggende flutzin dat het een wonder is dat er mensen zijn die het boek ooit hebben uitgelezen. Ik beloof dat de volgende druk met meer vuurwerk begint. 

Gezonde friet en de denkfout van spreektaalfans

Trek je niets aan van het advies om meer spreektaal te gebruiken als je een non-fictieboek schrijft. Het werkt averechts. Een pleidooi voor schrijftaal (met een vleugje spreektaal). 

Veel schrijfcoaches en marketingadviseurs roepen enthousiast dat spreektaal een geschreven tekst veel aantrekkelijker maakt: ‘Schrijf in spreektaal en win klanten’, ‘ Grijp de lezer met informeel taalgebruik’, ‘Schrijf zoals je praat, want schrijven is niet meer dan praten met een scherm ertussen.’ Wat een onzin. Wie schrijftaal achteloos wegzet als een oubollige en onleesbare stijl en spreektaal aanprijst als de ideale communicatievorm voor geschreven teksten maakt een denkfout. 

Wat is spreektaal eigenlijk? Het eerste kenmerk van spreektaal is volgens mij de spontane, rommelige structuur van je verhaal. Je let amper op de volgorde van de woorden in je zinnen, en evenmin op de volgorde van je zinnen. Je springt van de hak op de tak en je valt regelmatig in herhaling. Het tweede kenmerk is het gebruik van non-verbale communicatie: de intonatie van je stem, de mimiek van je gezicht en de bewegingen van je armen dragen bij aan de betekenis van je verhaal. Het derde kenmerk is het bewuste gebruik van woorden die je gesprekspartner begrijpt. Het vierde kenmerk is de continue wisselwerking tussen jou en de luisteraar: je valt elkaar in de rede en je vult elkaar aan. 

Schrijven met deze vier kenmerken werkt echter niet in een non-fictieboek: rommelige zinnen en rommelige alinea’s zijn vermoeiend om te lezen, non-verbale communicatie is niet mogelijk, makkelijke woorden zijn niet voorbehouden aan spreektaal en van een directe wisselwerking tussen schrijver en lezer kan natuurlijk geen sprake zijn in een boek. 

Gezonde friet

De denkfout die spreektaalfans maken is dat zij gesproken taal louter identificeren met begrijpelijk taalgebruik. Dat is even kortzichtig als friet als gezond aanprijzen omdat het calorierijk voedsel is. Dat is friet natuurlijk ook, maar het heeft ook enkele belangrijke nadelen in een gezond dieet. 

Ik ben een schrijftaalfan en ik vind laagdrempelig taalgebruik ook aantrekkelijk. Maar ik heb tegelijkertijd een hekel aan rommelige zinnen en alinea’s. Daarom zou ik niemand aanraden om te schrijven zoals hij spreekt. Integendeel: doe je lezer een plezier en kies voor schrijftaal. 

Wat is schrijftaal? Het eerste kenmerk is een goed georganiseerde en daardoor begrijpelijke structuur. Het tweede kenmerk is een eenduidige betekenis, zodat er bij de lezer geen twijfel kan zijn over die betekenis; per slot van rekening kan hij niet even aan de schrijver vragen wat er wordt bedoeld. Het derde kenmerk is het gebruik van taal die de doelgroep begrijpt: bestaat de doelgroep uit vakgenoten, dan kun je complex jargon gebruiken; is je doelgroep breed, dan moet je moeilijke taal vermijden. Goede schrijftaal bevat daarmee aspecten van spreektaal, en meer niet. 

Is echte spreektaal daarmee onbruikbaar in een non-fictieboek? Natuurlijk niet. Het kan een effectief stijlmiddel zijn, net als tal van andere stijlmiddelen. Als je wilt beschrijven hoe iemand spreekt, dan is het letterlijk beschrijven van zijn of haar spreektaal heel effectief. Ook kan een rommelige spreektaalzin hier en daar verfrissend werken in een verder keurig schrijftaalboek. Maar volgens mij werkt spreektaal in een non-fictieboek alleen als je het met mate doet.