Skip to main content

Tag: Bloggen

Kan een peuter van twee jaar al boeken schrijven?

ChatGPT is twee jaar oud. Kan deze peuter al boeken schrijven, of moet hij eerst nog groeien? 

Eind jaren tachtig had ik regelmatig een college van wijlen psycholoog Piet Vroon. Dat waren hoogtepunten in je academische carrière; met één college van Vroon had je je collegegeld terugverdiend. Voor de vuist weg strooide deze intellectuele goochelaar met feiten, anekdotes en verbanden terwijl we ademloos zaten te luisteren. In die tijd had Vroon met Douwe Draaisma net het boek De mens als metafoor gepubliceerd. Metaforen speelden volgens het duo een belangrijke rol in de manier waarop de mens zichzelf begrijpt. In de collegezaal beschreef Vroon de verschillende metaforen, zoals die van de klok, de stoommachine en natuurlijk de computer. In die tijd was de computer nog relatief nieuw maar de kunsten van het apparaat waren zo indrukwekkend dat mensen hem in al hun overmoed direct hadden omarmd als de ideale metafoor voor de werking van de hersenen. Vroon had daarbij zijn twijfels. Hij vond de computer niet geniaal, maar de menselijke geest evenmin (in zijn boek over metaforen noemde hij het geheugen een ‘onbetrouwbare fabriek van herinneringen’). Ik herinner me van een college dat hij zich best voor kon stellen dat computers op een dag slimmer zouden zijn dan mensen, waarmee de mens hooguit nog een metafoor voor de computer zou zijn. En daar denk ik nog wel eens aan als ik iets vraag aan ChatGPT. Zijn we al zover dat de computer slimmer is dan wij? Kun je met AI al een aantrekkelijk en origineel boek schrijven? 

Ik denk het niet. In het afgelopen jaar heb ik ChatGPT regelmatig geraadpleegd en bij herhaling bleken de antwoorden stommer dan ik verwachtte.

Praten met een baby

Bij de introductie van ChatGPT was ik verbijsterd. Het was alsof je een volwassen gesprek kon voeren met een baby. Het maakte niet uit waar je mee kwam, een ingewikkelde rekensom of een vraag over kledingtrends in de veertiende eeuw: er kwam altijd een indrukwekkend antwoord. Maar toen ik AI serieus probeerde toe te passen in mijn dagelijks werk begon ik me te ergeren aan de kwaliteit van de antwoorden. 

ChatGPT is ontworpen om menselijke taal te begrijpen en te genereren. Ik had dan ook verwacht dat het bijvoorbeeld in staat zou zijn om manuscripten foutloos te corrigeren. Niets is minder waar. ChatGPT en concurrerende systemen bakken er weinig van. Simpele fouten blijven staan en correcte teksten worden aangepast. Enkele dagen geleden raadpleegde ik ChatGPT voor een rijmwoord, en ik kreeg maar liefst tien rijmwoorden, waarvan er exact nul rijmden. Na drie keer doorvragen (‘Je hebt helemaal gelijk, excuses voor de onzin. Hier zijn tien woorden die wél echt rijmen…‘) heb ik het opgegeven. De taalmodellen zijn helaas niet zo goed in taal. 

ChatGPT is niet alleen een onbetrouwbare corrector, maar ook een onbetrouwbare onderzoeker. Ik snap dat het moeilijk is om in de enorme grabbelton die internet heet de juiste feiten te vinden, maar zelfs in een beperkte tekst kan het niet altijd vinden wat ik zoek. Laatst deelde ik een manuscript met de vraag om er tien aantrekkelijke citaten uit te halen. De citaten waren indrukwekkend, maar helaas had ChatGPT ze uit zijn duim gezogen. ChatGPT zal nooit zeggen dat het iets niet kan vinden, maar presenteert opgewekt alternatieve informatie, waarmee het zich een onbetrouwbare fabriek van herinneringen toont. Dat is heel menselijk, maar daarmee niet minder vervelend. Het is inmiddels zo vaak misgegaan, dat ik ChatGPT nog maar sporadisch gebruik voor het opzoeken van feiten, en alles wat het voorstelt dubbelcheck. 

Minder verbazingwekkend is het gebrek aan creativiteit. ChatGPT kiest nooit een verrassend woord en bedenkt nooit een originele invalshoek. Je denkt dat je in een sterrenrestaurant zit, maar je krijgt aardappelen, spruitjes en een gehakbal. En ChatGPT is niet alleen een saaie copywriter, maar ook nog eens chronisch politiek correct. ChatGPT is het braafste jongetje van de klas dat je nooit kunt betrappen op vloeken, valsspelen of te laat komen. 

Die kleine groeit snel

ChatGPT kan prima een boek schrijven. Het kost weinig tijd om de hoofdstukken van een boek te laten schrijven, het boek op te maken en te publiceren. Dankzij self-publishingplatforms als Brave New Books in Nederland en Amazon KDP in de Verenigde Staten wordt de markt dan ook overspoeld met automatisch gegenereerde boeken. De Groene Amsterdammer deed er deze zomer onderzoek naar en concludeerde dat nu al een op de dertig non-fictieboeken met AI is geschreven. Maar iedereen die deze boeken leest, klaagt dat de kwaliteit erbarmelijk is, en niet zelden dat de inhoud is gepikt van andere boeken. 

ChatGPT kan een boek schrijven, maar nog niet met evenveel eruditie en stijl zoals Piet Vroon. Geen wonder, we hebben het over een peuter van net twee jaar. Maar die kleine groeit snel, en ik ben benieuwd of ik bij zijn derde verjaardag nog even cynisch ben. 

Wanneer is je boek af?

Wanneer moet je stoppen met schrijven als je bezig bent met een non-fictieboek? Hoeveel woorden moet je schrijven? Hoe uitgebreid moet je uitleg zijn? Hoeveel voorbeelden moet je geven? De gulden snede helpt. 

De meeste schrijvers houden zich in en zetten na zo’n vijftig- tot honderdduizend woorden hun laatste punt. Maar er zijn schrijvers die dan pas net zijn opgewarmd. De Amerikaanse schrijver Mark Leach heeft de twijfelachtige status als de auteur van het dikste boek ter wereld. Zijn magnum opus heet Marienbad My Love. Die titel is trouwens de ingekorte versie, de formele titel telt zevenduizend woorden. Het gehele boek telt 17,8 miljoen woorden. Het boek gaat over een filmmaker die een apocalyptische science-fictionfilm produceert om daarmee het einde der tijden te voorspellen en te bespoedigen. Ik heb het niet gelezen, maar er komen blijkbaar ufo’s, buitenaardse wezens en overheidscomplotten aan te pas – die je natuurlijk hard nodig hebt als je zo’n dikke pil wilt schrijven. Het zou je 991 uur kosten om het boek te lezen. 

Dat het korter kan, is bewezen met het tragische verhaal dat slechts zes woorden telt: ‘For sale. Baby shoes. Never worn’. Het wordt toegeschreven aan schrijver Ernest Hemingway, die er een weddenschap mee won, maar hij speelde vals, want versies ervan circuleerden al tientallen jaren. 

Wat wordt het, 17,8 miljoen woorden of zes woorden? Hoe weet je wanneer je manuscript af is? Hoe weet je wanneer een paragraaf of een hoofdstuk is afgerond? 

Grabbelton

Ik spreek regelmatig auteurs die vergevorderd zijn met het manuscript van hun non-fictieboek en plotseling nerveus worden: hebben ze alles verteld wat ze moeten vertellen? Ze zijn keurig begonnen met een scherpe invalshoek en een doortimmerde structuur, maar al schrijvende ontdekken ze steeds meer informatie. Ze graven in hun eigen geheugen en in de grabbelton die internet heeft, en zo dijen hun manuscript en hun ambitie steeds verder uit. Ze worden geconfronteerd met de paradox van kennis: hoe meer je weet, hoe meer je beseft hoe weinig je weet. Dat is vervelend, maar het is straks nog vervelender voor de lezer die terechtkomt in een ondoordringbaar woud waarin hij geheid gaat verdwalen. 

Er is helaas geen simpele manier om de grenzen van je boek te bepalen. Integendeel: kennis is nu eenmaal van nature verbonden met andere kennis. Als je schrijft over slaap struikel je vroeg of laat over het onderwerp stress, want stress kan slaap verstoren. Dat leidt je vervolgens naar hormonen zoals cortisol, die een grote rol spelen bij zowel stress als slaap. Hormonen brengen je bij de biologische klok, die weer gekoppeld is aan licht en onze moderne levensstijl. Die levensstijl leidt naar technologie, zoals smartphones, die ons slaappatroon beïnvloeden. En voor je het weet, schrijf je over sociale media, kunstmatige intelligentie en politieke polarisatie. Nog even doorschrijven en er komen ufo’s en buitenaardse wezens aan te pas.

Je hebt geen keuze: als je jezelf en je lezer wilt beschermen, dan zul je zelf piketpaaltjes moeten slaan. Maar waar zet je ze dan?

Gulden snede

Misschien dat de gulden snede je kan helpen. Dat is een wiskundige verhouding die vaak wordt beschouwd als esthetisch perfect. De waarde komt voort uit een wiskundig raadsel: hoe kun je een lijn zo verdelen dat de verhouding tussen de twee delen dezelfde is als tussen de gehele lijn en het langste deel? De uitkomst is afgerond 1,6. Je kunt deze verhouding overal in de natuur zien. De lengte van het onderste kootje van een vinger verhoudt zich met dezelfde waarde tot de twee bovenste. In het hart van een zonnebloem zijn 21 spiralen linksom te zien, en 34 rechtsom; opnieuw volgens dezelfde verhouding. Google het maar, de voorbeelden zijn indrukwekkend. 

Veel kunstenaars hebben de gulden snede dankbaar toegepast, zoals Leonardo da Vinci, die het onder andere gebruikte in zijn beroemde tekening De Vitruviusman, waarin hij de proporties van het menselijk lichaam vastlegde. En jij zou dat ook kunnen doen. Gebruik de gulden snede bijvoorbeeld als filter om te beslissen hoeveel informatie echt cruciaal is. Vraag jezelf af: wat is het ‘lange stuk’ dat de kern raakt? En wat is het ‘korte stuk’ dat meer ter aanvulling dient, maar niet per se nodig is? In een hoofdstuk van tien pagina’s zou je zes pagina’s kunnen gebruiken om een concept helder te maken en vier pagina’s besteden aan praktijkvoorbeelden. En als je boek tien hoofdstukken telt, zou je de eerste vijf hoofdstukken kunnen gebruiken voor de argumenten en je conclusie presenteren in het zesde hoofdstuk. 

Je bevindt je als schrijver in goed gezelschap. James Joyce heeft de structuur van zijn beroemde roman Ulysses deels gebaseerd op de gulden snede. De verdeling van het boek in hoofdstukken en belangrijke gebeurtenissen volgen het patroon van de gulden snede, waarbij de climax van het verhaal (Leopold Blooms ontmoeting met Stephen Dedalus) bijvoorbeeld op 62 procent van de tekst plaatsvindt. Om ervoor te zorgen dat bepaalde gebeurtenissen op de juiste pagina zouden plaatsvinden, schreef Joyce extra teksten tijdens de opmaak van het boek. 

Ik zou de rekenmachine er niet bij pakken als ik aan het schrijven was, maar zelf denk ik weleens aan de gulden snede om mezelf eraan te herinneren dat verhoudingen ertoe doen, zowel qua vorm als inhoud.

Tussenkop over 18 kilometer

Van alle manieren om je lezer de weg te wijzen in je non-fictieboek is de tussenkop de opvallendste. Waarom werkt een tussenkop zo goed en welke soorten kun je inzetten?

De meeste mensen willen graag weten wat ze kunnen verwachten. Daarom doen ze elke dag hetzelfde werk, kijken ze naar dezelfde televisieprogramma’s en reizen ze elke zomer naar dezelfde camping. Ze voelen geen enkele aandrang om op Antarctica onderzoek te doen naar microalgen, een eigen escape-room te ontwerpen of een pop-up restaurant te beginnen in Delfzijl. Dat noemen sommigen saai, maar de Amerikaans-Canadese psycholoog Albert Bandura zou dat slim hebben genoemd. In de jaren zeventig maakte hij furore met experimenten waarmee hij aantoonde dat mensen meer zin hebben in taken als ze weten wat hen te wachten staat. Bandura slaagde er bijvoorbeeld in om mensen met een slangenfobie zover te krijgen dat ze een slang aanraakten, louter door ze stap voor stap voor te bereiden op wat hen te wachten stond. 

Mensen houden van voorspelbaarheid en structuur, en daar kun je als schrijver van een non-fictieboek dankbaar gebruik van maken. Een slimme manier is het inzetten van tussenkoppen in je tekst.

Plaatsnaambord

Een goed boek heeft natuurlijk al een structuur. Je betoogt bijvoorbeeld in een hoofdstuk dat wielrenners gevaarlijke verkeersdeelnemers zijn. Om dat aan te tonen wil je drie argumenten gebruiken. Iedere lezer snapt zo’n structuur, maar toch helpt het als je die duidelijk maakt. Dat kun je op een inhoudelijke manier doen, bijvoorbeeld door de structuur letterlijk aan te kondigen: ‘Wielrenners zijn levensgevaarlijke verkeersdeelnemers. Om dat aan te tonen gebruik ik drie argumenten. Het eerste argument is…’ Je kunt de structuur ook op een meer visuele manier duidelijk maken. Zo zou je de drie argumenten bijvoorbeeld in een opsomming kunnen plaatsen. Een andere visuele truc is het gebruik van tussenkoppen. 

De charme van een tussenkop is dat hij uit tekst bestaat, maar toch opvalt omdat hij net als een plaatsnaambord in het verkeer een bijzondere plek heeft: boven de tekst, veelal in een opvallend lettertype. 

De traditionele tussenkop verwoordt braaf waar de tekst over gaat. Boven de paragraaf waarin je beschrijft dat veel wielrenners geen fietsbel hebben omdat een gewicht van 26 gram het verschil kan betekenen tussen winnen en verliezen, kun je dan bijvoorbeeld kiezen voor een informatieve tussenkop als ‘Argument 1’ of ‘Fietsbel’. Heel saai, maar heel helder. 

Reclamebord

Een tussenkop kan echter meer zijn dan een verkeersbord dat lezers de weg wijst in een tekst. Een tussenkop kan mensen ook uitnodigen om verder te lezen. 

De meeste automobilisten zijn bewust op weg naar een doel. Ze rijden bijvoorbeeld naar Deventer, want daar moeten ze een racefiets ophalen. Dan is het handig als de weg naar Deventer staat aangegeven. De kans is klein dat automobilisten zich onderweg laten verleiden om naar Maastricht te rijden omdat de Limburgers zulke originele naamborden hebben ontworpen. Lezers in een boek zijn echter wel makkelijk afgeleid. De hond wil wandelen, de kinderen willen Monopoly spelen en het gras wil gemaaid worden. Dan helpt het als er een tussenkop staat die zo aantrekkelijk is dat de lezer het niet kan laten om verder te lezen. Een effectieve tussenkop lijkt dan ook meer op een reclamebord dan op een naambord. Boven de paragraaf over het fietsbelargument zou je daarom ook kunnen kiezen voor de tussenkop ‘Een fietsbel is te zwaar’ of nog spannender: ‘Wielrenners rijden je dood voor 26 gram’. 

Tussenkoppen zijn door hun functie niet alleen handig voor lezers, maar ook voor jou als schrijver. Door koppen consequent te gebruiken voor hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen dwing je jezelf ook om gestructureerd te denken en te schrijven. Reken op extra werk, want het is niet makkelijk om goede tussenkoppen te bedenken. Ik heb wel een tip. Ben je net begonnen met een tekst? Gebruik dan brave, informatieve tussenkoppen, zoals ‘Fietsbel’. Bewaar het bedenken van een spannende tussenkop tot een later moment, als je de tijd hebt om erover te piekeren. 

Met één druk op de knop afrekenen met kritiek op je manuscript

Wie een boek schrijft, moet rekenen op kritiek. Die komt meestal in de vorm van een Word-document met wijzigingen van meelezers of een redacteur. Hoe kom je aan die wijzigingen, en hoe kom je er vanaf?

Ik heb een haat-liefde-verhouding met Word sinds het moment dat ik het programma ging gebruiken. De reden was al dubieus: ik deed het omdat iedereen het deed. En dat is eigenlijk nog steeds zo. De tekstverwerker heeft te veel mogelijkheden, die ik nooit kan vinden als ik ze dringend nodig heb. Dat ligt vast niet alleen aan mij, want iedereen die ik over Word spreek, gaat met zijn ogen rollen. Dat gebeurt bijvoorbeeld als ik auteurs uitleg hoe de redactiefunctie werkt, het onmisbare maar onbegrepen gereedschap dat ook bekend staat als Wijzigingen bijhouden

Het is even doorbijten, maar als je eenmaal weet hoe het werkt, doe je jezelf en iedereen die met je samenwerkt een groot plezier. Ik leg hier niet uit waar je alle knoppen kunt vinden, want dat verschilt per versie. Ik beperk me tot drie functies die veel schrijvers nog niet kennen.

Bloederig slagveld 

Als je Wijzigingen bijhouden aanzet en veranderingen aanbrengt in een tekst, dan verandert je scherm in een bloederig slagveld van rode teksten, strepen en opmerkingen. Zo kan ik niet werken. Als ik een manuscript redigeer, dan wil ik dat de tekst er even rustgevend uitziet als een geploegde akker.  Daar hebben de Wordnerds iets op bedacht. Ga daarvoor op zoek naar de knop Alle markeringen. Als je daarop drukt, krijg je een dropdownmenu te zien waarin je bijvoorbeeld Geen markeringen kunt kiezen. En plotseling is je scherm weer opgeruimd, terwijl de wijzigingen nog steeds worden bijgehouden op de achtergrond. 

Wie deed wat?

Ik ontvang regelmatig een manuscript waaraan door meerdere mensen is gesleuteld. Op het eerste gezicht is het onmogelijk om de chaotische lijnen en teksten te ontrafelen. Er is gelukkig een manier om te achterhalen wie wat heeft uitgespookt. Daarvoor moet je op zoek gaan naar de knop Opties voor markeringen, dat een menu oplevert met een paar submenu’s. Daarin kun je er bijvoorbeeld voor kiezen om alleen Opmerkingen te zien, of alleen wijzigingen die met de opmaak te maken hebben. Ook kun je daar in een van de submenu’s de wijzigingen van specifieke mensen (Revisoren) selecteren.

Luchtverkeersleiders

Voor de voorgaande twee opties verdienen de jongens en meiden van Microsoft een compliment, maar helaas verpesten ze het met de mogelijkheden om wijzigingen in een document op een aantrekkelijke manier goed te keuren of af te wijzen. 

Voor het beoordelen van wijzigingen moet je werken in een scherm waarin niet alleen het manuscript (waarschijnlijk boordevol rood onderstreepte woorden) zichtbaar is, maar ook twee kolommen waarin de wijzigingen staan. Een manuscript waar veel aan is veranderd, levert dan een beeldscherm op waarop alleen een luchtverkeersleider zijn weg kan vinden. Je hebt dan twee mogelijkheden om de wijzigingen te beoordelen. De eerste mogelijkheid is om er een loep bij te pakken en alle wijzigingen een voor een te bestuderen. De tweede mogelijkheid is om een deel van de wijzigingen tijdelijk uit te zetten (via Opties voor markeringen) en bijvoorbeeld eerst alleen de opmerkingen te bestuderen, en pas daarna andere soorten wijzigingen. 

Vervolgens moet je wijzigingen natuurlijk af- of goedkeuren. Dat kun je wijziging voor wijziging doen, maar het is ook mogelijk om meerdere wijzigingen tegelijkertijd te beoordelen. Selecteer bijvoorbeeld een alinea of een paragraaf, en Accepteer of Weiger de wijzigingen. Het is zelfs mogelijk om met een druk op te knop af te rekenen met alle kritiek op je boek, door alle wijzigingen in het bestand te accepteren of te weigeren. Wat je ook kiest, dat ruimt lekker op. 

Wat voor feestje is jouw boek?

Lezers vinden het fijn als ze weten wat ze van je boek kunnen verwachten. De ene dag hebben ze zin in een grappig boek, de andere dag in een studieboek. Wat voor boek ben jij aan het schrijven?

Als je wordt uitgenodigd voor een feest en er staat op de uitnodiging ‘black tie’, dan heb je direct een indruk van het feest en van de kleding die je geacht wordt te dragen. Het is waarschijnlijk een wat formeel feest in een stijlvolle omgeving. De heren worden geacht een smoking te dragen, bijvoorbeeld met een zwarte vlinderdas (de ‘black tie’), een wit overhemd en zwarte schoenen. Gepoetst. De dames worden geacht een lange avondjurk of een cocktailjurk te dragen, en de juwelen niet te vergeten. Het voordeel van een uitnodiging met zo’n dresscode is dat je weet wat je kunt verwachten. Je kunt nu bijvoorbeeld beter beoordelen of je er zin in hebt, of niet. 

Als lezer weet je vaak niet wat je kunt verwachten als je de omslag van een boek leest. 

Spy thriller of legal thriller?

Schrijvers en uitgevers van romans doen meestal hun best om hun lezers duidelijk te maken wat ze kunnen verwachten: is de roman een romantisch boek of een spannend boek? En als het een spannend boek is, is het dan een spy thriller of een legal thriller? Ze beseffen dat verschillende lezers op verschillende momenten zin hebben in verschillende genres, en spelen daar slim op in. Bij veel non-fictieboeken is het voor de lezer vaak afwachten. Vaak kun je aan de cover, de titel, de flaptekst of zelfs de inleiding niet aflezen wat er gaat komen. 

Het is slim om met de presentatie van je boek actief aan verwachtingsmanagement te doen. Beloof de lezer wat hij kan verwachten, en geef het hem dan. Heb je een saai maar diepgravend studieboek geschreven? Schaam je daar dan niet voor en benadruk de waardevolle kennis in het boek. Heb je een grappig boek geschreven? Benadruk dan dat je boek leuk is om te lezen en pretendeer niet meer dan je waarmaakt. 

Kenmerken

Met alle uiterlijke kenmerken van je boek kun je inspelen op de verwachtingen van de lezer. Wie alleen de omslag van je boek heeft bekeken en gelezen, zou op z’n minst een indruk moeten hebben van de volgende kenmerken:

Onderwerp: wat is het thema van je boek? Gaat het over beleggen, geschiedenis, biologie? 

Invalshoek: wat is de focus binnen het onderwerp? Gaat het boek over het leven van Christiaan Huygens, de ontdekkingen van Christiaan Huygens of het liefdesleven van Christiaan Huygens?

Genre: is het bijvoorbeeld een studieboek, een naslagwerk of een zelfhulpboek? 

Perspectief: vanuit welk perspectief wordt het onderwerp benaderd? Kritisch, objectief, ervaringsgericht, oplossingsgericht, opiniërend?

Doelgroep: voor wie is het boek bedoeld? Is het een boek voor professionals, studenten, hobbyisten of het algemeen publiek? 

Structuur: is het boek lineair of thematisch gestructureerd; bestaat het uit losse essays of interviews?

Schrijfstijl: is het toegankelijk, academisch, humoristisch, persoonlijk of formeel geschreven?

Doelstelling: wat wil je met het boek bereiken? Wil je informeren, overtuigen, inspireren, instrueren of activeren? 

Leesbaarheid: is het boek makkelijk te lezen, of vereist het voorkennis en aandacht?

Toepasbaarheid: is het boek vooral theoretisch, of bevat het praktische tips en stappenplannen?

Gebruik van bronnen: is het gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, persoonlijke ervaringen, anekdotes of een combinatie?

Eerlijk zijn over de eigenschappen van je boek zorgt er niet alleen voor dat je twijfelaars ertoe aanzet om hun portemonnee te trekken, maar het voorkomt ook dat mensen teleurgesteld zijn nadat ze je boek hebben gekocht.

Welke experts heb je nodig om je boek zelf uit te geven?

Je wilt je boek zelf uitgeven, maar je kunt wel wat hulp gebruiken. Welke experts heb je dan nodig? 

Als uitgever kan ik niet elk manuscript uitgeven dat ik ontvang. Auteurs die ik afwijs, vragen soms hoe ze hun boek zelf kunnen uitgeven. Ik raad ze dan aan om experts in de arm te nemen en zich te laten helpen. Het kost misschien moeite om goede professionals aan te trekken en een dikke portemonnee, maar als je het goed doet, ligt er straks een boek waarvan je zeker weet dat je eruit hebt gehaald wat erin zit. Wie heb je nodig?

Redacteur

Begin met een redacteur die kritiek kan geven op je tekst. In het geval van een roman: heeft je boek een logische en boeiende verhaalstructuur? Zijn de personages goed uitgewerkt? Zijn de dialogen natuurlijk en geloofwaardig? In het geval van een non-fictieboek: is het logisch opgebouwd, of spring je van de hak op de tak? Onderbouw je je stellingen met goede argumenten? Een redacteur kijkt kritisch naar de schrijfstijl: is de tekst helder, origineel en begrijpelijk? Is de toon consistent? Is de stijl boeiend en creatief, met originele beelden en herkenbare voorbeelden? Een goede redacteur let op de details, maar heeft ook het lef om je hele boek ter discussie te stellen: hoe origineel is het eigenlijk? Wie zit hierop te wachten? Kritische redacteuren zijn overigens schaars, want met hun kritiek lopen ze het risico weg te worden gestuurd. Wat kost een redacteur? Tel alle uren op die de redacteur nodig heeft om je manuscript te lezen (in elk stadium, dus misschien verschillende keren) en tel daarbij de uren op voor overleg en het schrijven van reacties. Vermenigvuldig die uren met het tarief van een goede automonteur, en je komt in de richting. 

Meelezer

De tweede deskundige die je nodig hebt, is de meelezer. Dit kan een professional zijn die je inhuurt, maar ook een collega of een neef. Als je een spionageroman hebt geschreven, kun je veel hebben aan een insider die weet hoe het eraan toegaat binnen de veiligheidsdiensten. Als je als bioloog een non-fictieboek over de salamander in Nederland hebt geschreven, kun je veel hebben aan een collega-bioloog die bereid is je boek ’tegen’ te lezen. Pas op voor ja-knikkers: kies liever voor je ex dan voor je partner. Wat kost het? De meeste meelezers zullen het lezen van je manuscript zien als een vriendendienst en hun inzet kost je misschien niet meer dan een fles wijn. Bedenk wel dat het ze veel tijd heeft gekost, dus wees niet krenterig. 

Corrector 

De derde expert die je nodig hebt, is de corrector. Hij gaat met een stofkam door je tekst en corrigeert alle taalfouten die hij tegenkomt, of het nou een misplaatste komma is of een dt-fout. Ga in geen geval in zee met de buurman die van zichzelf zegt dat hij zo goed is in taal. Wie dat zegt, is het meestal niet. Kies liever voor een professionele corrector met veel kennis en ervaring en laat hem een proeftekst corrigeren (die je kritisch laat nakijken door een andere taalnerd). Wat kost het? De ene corrector rekent een uurprijs, de andere een prijs per woord. Bedenk hoeveel tijd het iemand zou kosten om jouw manuscript rustig te lezen en vermenigvuldig de uren die dat kost opnieuw met het uurtarief van de automonteur. 

Grafisch vormgever

De vierde expert die je nodig hebt, is de grafisch vormgever. Je hebt hem nodig voor het ontwerpen van de cover en het opmaken van de tekst. Neem geen genoegen met een vormgever die in het dagelijks leven kleding ontwerpt maar met iemand die ervaring heeft in het boekenvak. De vormgeving van een boek heeft een eigen ’taal’ en je hebt niets aan iemand die die taal niet spreekt en de trends niet kent. Schakel eventueel ook een gespecialiseerde illustrator in als je cartoons, grafieken of infographics nodig hebt. Wat kost een grafisch vormgever? Je kunt een uurprijs afspreken, maar voor het ontwerpen van een cover wordt vaak een klusprijs gerekend, vanaf 500 euro. Reken voor het opmaken van het binnenwerk van een boek minimaal op een paar dagen werk. Houd ook rekening met de tijd die nodig is om correcties te verwerken. 

Drukker

De vijfde expert die je nodig hebt, is een drukker als je kiest voor drukwerk in plaats van printing on demand, waarbij je boek pas wordt gemaakt als het wordt besteld. Je kunt rechtstreeks zakendoen met een drukker, maar je kunt ook kiezen voor een drukwerkcoördinator, die weer zakendoet met (veelal) buitenlandse drukkerijen. Een boek lijkt een simpel product, maar er zijn waarschijnlijk meer mogelijkheden dan je denkt. Overleg met een drukker of drukwerkcoördinator om na te gaan wat past bij jouw boek. De kosten voor de inzet van een drukwerkcoördinator zitten verwerkt in de prijs die hij rekent voor het drukwerk. Vergelijk enkele offertes en kies indien mogelijk voor de professional die je het beste advies heeft gegeven. 

Verkoper

De zesde expert die je nodig hebt, is een verkoper (of distributiepartner) die ervoor zorgt dat jouw boek in de boekhandel terechtkomt. Dat is een probleem, want als jij of je verkoper geen contracten hebben met boekwinkels, laat staan met ketens, is het moeilijk tot onmogelijk om je boek er op de plank te krijgen. Je kunt er natuurlijk voor kiezen om je boek alleen online aan te bieden, bijvoorbeeld via Brave New Books, dan is je boek direct beschikbaar bij marktleider bol.com. De kosten voor een verkoper (of een distributiepartner) zijn moeilijk in te schatten, omdat ze heel afhankelijk zijn van wat hij precies voor je gaat doen. 

Marketing- en promotiedeskundige

De zevende expert die je nodig hebt, is een marketing- en promotiedeskundige; iemand die je boek via (sociale) media op de kaart gaat zetten. Veruit de meeste mensen die hun boek zelf uitgeven, zijn van plan om dit zelf te doen, maar het is mijn ervaring dat de meeste auteurs na de publicatie van hun boek weinig tijd of energie meer hebben om hun boek te promoten. Verdenk je jezelf ervan dat dit wel eens zou kunnen gebeuren? Schakel dan iemand in die het voor je doet. Waarschijnlijk heb je zelfs meerdere mensen nodig: iemand die ervaring heeft met de (traditionele) media en iemand die ervaring heeft met sociale media. Hoeveel ben je kwijt aan een ervaren promotiemedewerker? Maak afspraken over het aantal uren dat iemand gedurende enkele weken of maanden aan je boek mag werken, en houd rekening met de kosten voor bijvoorbeeld online adverteren.

Je voelt de bui al hangen: selfpublishing kost veel tijd en geld. Maar als je het professioneel aanpakt, dan heb je ook wat: een maximale kans op succes. 

Zo schrijf je een blog dat niemand leest

Gaan jouw blogs elke keer viral en ben je te veel tijd kwijt met het reageren op comments? Profiteer dan van deze tips en schrijf een blog dat niemand leest. 

Lezers zijn opvallend unaniem in hun kritiek op blogs. Uit onderzoeken blijkt dat alle lezers allergisch zijn voor dezelfde vijf zaken. Als je gaat bloggen, is het dus een koud kunstje om daar rekening mee te houden. Doe precies wat lezers haten en iedereen laat je blogs links liggen. 

Tip 1. Maak zo veel mogelijk reclame

Bloggers die louter reclame maken op LinkedIn staan in elk onderzoek bovenaan de ergernis-top-tien. Lezers hebben gegarandeerd een hekel aan je teksten als je het medium alleen gebruikt om aandacht te vragen voor je producten of diensten. Ze vinden het namelijk vervelend als je alleen wat komt halen en niets brengen. Houd je ondanks je inspanningen toch lezers over, stuur ze dan reclame in persoonlijke berichten. Dat zal ze leren.

Tip 2. Kies voor lelijke vormgeving

Online lezers mijden teksten met een lelijke vormgeving. Het gaat dan niet zozeer om de stijl van een website, maar om de chaos rond je tekst. Plaats daarom knipperende banners, opvallende afbeeldingen en schreeuwerige video’s bij je teksten om de concentratie van lezers te verstoren. Het is vervelend, maar er zijn nog steeds mensen die geïnteresseerd zijn in wat jij te vertellen hebt. 

Tip 3. Schrijf onpersoonlijk

Veel lezers gruwen van bloggers die kille, onpersoonlijke teksten schrijven. Ze missen persoonlijke meningen en ervaringen. Lezers vinden dat een blog meer moet lijken op een dagboek van een levend mens dan op een jaarverslag van een verzekeringsmaatschappij. Wil je minder aandacht, schrijf dan structureel over onderwerpen zonder uit te leggen wat jij ervan vindt. Tip: laat je teksten schrijven door AI, die zijn van nature zo onpersoonlijk dat ze zelden emotie oproepen. 

Tip 4. Presenteer oninteressante inhoud

De belangrijkste reden dat mensen blogs lezen, is omdat ze wat nieuws te weten willen komen. Als er niets te halen valt, zijn ze zo vertrokken. Om precies te zijn: binnen enkele seconden. De gemiddelde internetgebruiker heeft nog maar een aandachtsboog van acht seconden. Op LinkedIn hebben lezers nog minder geduld: ze scrollen binnen twee tot drie seconden verder als er niets te halen is in jouw tekst. Denk dus niet na over de nieuwswaarde van je boodschap of de interesse van je doelgroep, en open elke bijdrage zo saai mogelijk. 

Tip 5. Schrijf zo slecht mogelijk

Lezers zijn zo weg als een tekst niet aantrekkelijk is geschreven. Wil je lezers wegpesten, schrijf dan langdradig, gebruik moeilijke woorden en verpak ze in rommelige zinnen. Presenteer alle informatie zo ongestructureerd mogelijk waardoor het moeilijk is voor de lezer om de boodschap te vinden. Gebruik bij voorkeur formele taal, waardoor je tekst afstandelijk overkomt. Succes gegarandeerd. 

Zo schrijf je een boek voor lezers die geen boeken lezen 

Wil je meer mensen bereiken dan de lezers van de eerste druk van je boek? Deel alles wat je weet dan ook via andere media. 

De meeste auteurs die ik ken, zien hun boek als de heilige graal. Ze hebben zich opgeofferd om alles wat ze weten en alles wat ze hebben meegemaakt samen te ballen in een manuscript van vijftigduizend woorden. Als ze de laatste woorden hebben geschreven, kijken ze tevreden naar het beeldscherm en slaken ze een diepe zucht. Het is volbracht. Hun tevredenheid is terecht want het is geen geringe prestatie om een boek te schrijven. Maar die tevredenheid maakt na verloop van tijd plaats voor frustratie, als ze beseffen hoe weinig mensen ze eigenlijk bereiken met hun boek. De auteurs van de meeste non-fictieboeken mogen blij zijn als alle exemplaren van de eerste druk van duizend exemplaren worden verkocht. Dat zijn veel mensen, maar op een bevolking van 17,7 miljoen mensen is het natuurlijk een speldenprik. 

Je kunt het je als auteur bijna niet voorstellen (want als auteur lijd je waarschijnlijk aan het vals-consensuseffect: je overschat hoeveel mensen jouw fascinatie voor het boek delen) maar er zijn mensen die zelden een boek lezen. Jongeren haken massaal af en geven de voorkeur aan sociale media waar ze korte teksten kunnen lezen die weinig tijd en energie vergen. Volwassenen lezen nog boeken, maar ook bij nieuwe generaties volwassenen daalt de belangstelling. Het is bedroevend nieuws voor mensen als ik die verknocht zijn aan het boek en aan de auteur die mij met overtuigende feiten en sterke stijlmiddelen masseert tot ik moe maar voldaan ben. Maar het is ook vertekend nieuws, want in werkelijkheid zijn veruit de meeste mensen wel degelijk geïnteresseerd in wat jij te vertellen hebt. Dat zul je wel in een andere vorm moeten aanbieden.

Nu je jouw meesterwerk hebt afgerond, hoeft het niet zo veel moeite meer te kosten om de inhoud op een andere manier te verpakken. Waarom maak je geen workshop, online training, whitepaper, blog, vlog, podcast, seminar, infographic, tijdschriftartikel, studiehandleiding, tentoonstelling, documentaire, gratis downloads, quiz of webinar? En waarom zou je niet zelf actief worden op sociale media? Zo veel moeite kost het niet om op Instagram volgers te informeren. En nee, je hoeft niet per se te kunnen dansen om op TikTok aandacht te trekken. 

De kunst is om je boek niet te zien als een doel, maar als een middel. Je doel zou moeten zijn om zo veel mogelijk mensen te bereiken, al die mensen die snakken naar wat jij te vertellen hebt en nu dorstig op jou zitten te wachten. 

Kom je met mijn nieuwe voetbal spelen?

Wil je beter worden als schrijver? Vraag dan aan je lezers wat ze van je nieuwe teksten vinden. Als je durft.

Kritiek geven is populairder dan ooit. De Nederlander staat erom bekend dat hij geen blad voor de mond neemt. Al in de achttiende eeuw toonde de Franse filosoof en schrijver Voltaire zich jaloers over de Nederlandse directheid: ‘Als ik een land mocht kiezen om in geboren te worden, dan zou ik Nederland kiezen. Hier mag men denken wat men wil en zeggen wat men denkt.’ De oerhollandse directheid raakte ruim twintig jaar geleden in een stroomversnelling door Pim Fortuyn die de uitspraak ‘Ik zeg wat ik denk’ opnieuw muntte. Daarna gingen alle remmen los, en inmiddels voelt iedereen zich vrij om in de stijl van Jacobse en Van Es publiekelijk zijn mening te geven over alles wat hem dwarszit. 

Kritiek ontvangen is vreemd genoeg minder populair dan ooit. Je zou verwachten dat onze hernieuwde loslippigheid gepaard gaat met frisse belangstelling voor andermans mening, maar niets is minder waar. De criticus koestert zijn mening zoals het kind dat een nieuwe voetbal voor zijn verjaardag heeft gekregen. Het is de mooiste bal van de wereld en hij wil niet dat zijn vriendjes eraan komen. Het probleem is dan wel dat hij alleen moet spelen, en dat is natuurlijk niet leuk als je wilt voetballen. 

Als je gaat bloggen of zelfs een boek gaat schrijven, dan heb je de vrijheid om je mening te geven. Je wordt gesteund door de grondwet: ‘Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren.’ Je kunt zorgeloos leeglopen en zolang iemand bereid is om de drukpers aan te zetten, kan iedereen lezen wat je te vertellen hebt – als je tenminste iets schrijft waar anderen in geïnteresseerd zijn. Dit leidt tot een vervelende paradox: als je je kritiek wilt delen met andersdenkenden, dan moet je hun kritiek accepteren om erachter te komen of jouw feiten, argumenten en schrijfstijl overtuigend zijn. Als je hun kritiek niet accepteert, dan zul je alleen mensen aanspreken die het al met je eens zijn. 

Er zijn weinig wetmatigheden in het boekenvak, maar één ervan is dat de meeste succesvolle auteurs niet alleen principieel zijn maar ook openstaan voor de mening van anderen. Ze laten hun artikelen, manuscripten, blogs en speeches lezen door anderen en zijn nieuwsgierig naar hun reactie. Ze weten dat je alleen samen kunt spelen als je bereid bent om je speelgoed te delen. 

Blog je boek bij elkaar

Het is misschien wel de beste manier om een boek te schrijven, en in elk geval de leukste: schrijf je boek stap-voor-stap door de tekst van je non-fictieboek bij elkaar te bloggen.

Het valt veel auteurs zwaar om een boek te schrijven. De meeste mensen die aan een boek beginnen, maken het nooit af. Dat is ook begrijpelijk. Als je in het dagelijks leven gewend bent aan het schrijven van korte mails en berichten op sociale media, dan is een boek van vijftigduizend woorden plotseling een grote opgave. Een bericht is niet meer dan een wandeling naar de supermarkt maar een boek is een marathon. Er is echter een middenweg: begin met het schrijven van blogs en combineer die uiteindelijk tot een boek. De voordelen van deze aanpak zijn groot. 

Het eerste voordeel is dat je ervaring kunt opdoen met schrijven. Je oefent op een laagdrempelige manier met structuur en stijl. Het is niet zo erg als een blog zo nu en dan gammel in elkaar steekt of saaier is dan je graag wilt; het is maar een blog. De lezers van blogs zijn wel gewend dat ze niet altijd diepgravend, origineel of grappig zijn. 

Het tweede voordeel is dat je het werk uitsmeert over een lange periode. Je voelt niet meer de stress om elke dag of elke week duizenden woorden tekst te produceren. Als het lukt om elke week een blog van vijfhonderd woorden te schrijven, dan mag je jezelf complimenteren: goed bezig. Na twee jaar heb je dan het equivalent van een gemiddeld non-fictieboek bij elkaar geblogd.

Het derde voordeel is dat je je spontaniteit behoudt. Als je een boek gaat schrijven, dan bedenk je een structuur, die hopelijk origineel en aantrekkelijk is. Maar vervolgens is de neiging groot om je braaf aan die opzet te houden. Dat is ook de bedoeling, maar je kunt erin doorslaan: je laat nieuwe ideeën, actuele ontwikkelingen en spontane invallen links liggen omdat ze nu eenmaal niet in de oorspronkelijke opzet van je boek passen. Als je gaat bloggen, is spontaniteit juist je drijfveer. Je schrijft elke keer over dat wat je op dat moment boeit. Dat kan een belangrijk onderwerp zijn dat je als professional al jarenlang boeit, maar het kan ook een actuele ontwikkeling zijn waar je je ontzettend over opwindt. 

Het vierde voordeel is dat je al bloggend waarschijnlijk veel feedback krijgt van lezers. Hun reactie op de inhoud en de stijl van je blogs kun je gebruiken om je nieuwe teksten te verbeteren en zo een betere schrijver te worden.

Het vijfde voordeel is je zichtbaarheid. Als je aan je boek was gaan schrijven had niemand van je gehoord tot de boekpresentatie. Nu ben je elk blog in beeld bij iedereen die geïnteresseerd is in het onderwerp waar je over schrijft. En inderdaad, die zichtbaarheid ontstaat pas na verloop van tijd, maar als je volhoudt en braaf met grote regelmaat blijft schrijven, dan zul je zien dat het aantal lezers langzaam maar zeker toeneemt. 

Mijn laatste boek over het schrijven van een non-fictieboek (Waarom schrijf je geen boek?) is op dezelfde manier tot stand gekomen. De helft van het boek bestaat uit blogs die ik eerder heb gepubliceerd. Deze blogs heb ik waar nodig herschreven en gecombineerd met nieuwe teksten. Dat laatste is een van de nadelen van je boek bij elkaar bloggen: na een, twee of drie jaar bloggen heb je nog geen kant-en-klaar boek. Waarschijnlijk heb je bewust blogs geschreven over onderwerpen die in je boek horen, maar veel blogs zullen helemaal niet bruikbaar zijn. En de blogs die wel bruikbaar zijn, zul je alsnog grondig moeten kneden, pureren, uitrollen, indikken en mengen om er aantrekkelijke hoofdstukken van te maken. Maar dan ligt er hopelijk een boek dat de moeite waard is, en waarvoor direct belangstelling is, om te beginnen van je volgers. Ze hebben veel van je blogs al gelezen, maar nu willen ze natuurlijk ook je boek. Want ja, een boek, dat blijft toch iets magisch. 

Waarom je tweede boek gaat mislukken (en wat je ertegen kunt doen)

Kun je ervoor zorgen dat je tweede boek net zo’n succes wordt als je eerste boek? Als je de volgende denkfout niet maakt, kun je de Vloek van de Tweede voorkomen. 

In de klassieke muziek heerst de Vloek van de Negende. Volgens de mythe sterven componisten rond het schrijven van hun negende symfonie. De mythe is gebaseerd op het feit dat een opvallend groot aantal beroemde componisten, waaronder Ludwig van Beethoven, Anton Bruckner, Franz Schubert en Gustav Mahler overleden voordat ze een tiende konden schrijven. 

De wortels van de mythe liggen in de negende symfonie van Beethoven. Zijn negende was revolutionair. Hij experimenteerde met koren en solisten, met de lengte en complexiteit van delen en nieuwe, emotionele melodieën. De finale van het werk is de veel bejubelde ‘Ode an die Freude’, waarin een koor het gelijknamige gedicht van Friedrich Schiller zingt, met een boodschap van universele broederschap en vreugde. De symfonie was een sensatie, de enige die het niet doorhad was Beethoven zelf. Tijdens de eerste uitvoering in 1824, precies tweehonderd jaar geleden, was de componist al volledig doof. Na het laatste deel bleef Beethoven met zijn rug naar het publiek staan omdat hij het applaus niet kon horen. Pas nadat een van de solisten hem omdraaide, zag hij het ovationele applaus van het Weense publiek. Na het succes van de negende ging het bergafwaarts met de gezondheid van Beethoven, voor een tiende symfonie kwam hij niet verder dan wat schetsen. Drie jaar na de vervolmaking van zijn meesterwerk overleed hij, waarmee de vloek was geboren.

Er is natuurlijk geen kosmische wet die bepaalt dat je overlijdt zodra je een specifiek aantal symfonieën, brieven of boeken hebt geschreven. Maar een vloek is volgens mij niet vergezocht, integendeel, volgens mij is er zelfs een Vloek van de Tweede. De vloek komt meestal uit als auteurs korte tijd na hun eerste publicatie een nieuw boek schrijven, ervan overtuigd dat het succes van hun eerste vooral te danken te danken was aan hun talent. Meestal komen ze bedrogen uit en beseffen ze vroeg of laat dat ze een one hit wonder zijn. Dat wil jij natuurlijk niet, dus wat kun je doen om ervoor te zorgen dat je tweede boek ook een hit wordt? Natuurlijk gelden voor alle boeken dezelfde succesfactoren; elk boek moet een originele invalshoek, een aantrekkelijke titel en een goede cover hebben. Maar volgens mij is er een denkfout die er vaak toe leidt dat een tweede boek niet aanslaat. 

‘De lust is eraf’

Je eerste non-fictieboek is vaak de optelsom van jaren in het veld. Je hebt als adviseur jarenlang ervaren hoe het eraan toegaat op de werkvloer en in de bestuurskamer; intussen heb je je ergernissen en oplossingen aangescherpt door er met talloze mensen over te praten. Op een dag beschrijf je alles wat je hebt bedacht in een manuscript. Zo’n manuscript is dan een sterk geconcentreerd en explosief mengsel van goed doordachte ideeën, opschreven met het vuur van een revolutionair voor wie de beoogde verandering een kwestie is van leven en dood. Als je boek verschijnt, raakt jouw emotionele betoog een gevoelige snaar bij lezers die jouw ideeën herkennen. De denkfout bij het schrijven van een tweede boek, is dat zo’n nieuw boek geen nieuwe ideeën of heilig vuur nodig heeft. Dat heeft het natuurlijk wel. Als je als advocaat een boek hebt geschreven over echtscheidingen, is er niets op tegen om na enige tijd nog een boek over dit onderwerp te schrijven. Maar heb je wel een nieuwe invalhoek? Heb je je ideeën voldoende laten rijpen? Heb je voldoende nieuwe anekdotes? 

Een tweede boek is moeilijk, in de woorden van Harry Mulisch: ‘Na het eerste boek ben je geen maagd meer. Je weet wat er moet gebeuren, maar de lust is er af.’ Als je hetzelfde succes wilt behalen, moet je in je tweede boek evenveel investeren als in je eerste boek. En het moeilijkste is ongetwijfeld om dat met evenveel liefde te doen.

Jouw schrijfstijl is uniek

Jouw schrijfstijl blijkt zo uniek als je vingerafdruk. Dat is niet alleen goed nieuws. 

Het belangrijkste literaire nieuws kwam deze week uit onverwachte hoek. Het Nederlands Forensisch Instituut publiceerde een persbericht waarin het verslag deed van een bijzondere rechtszaak waarin onderzoek van het instituut een hoofdrol speelde. 

Een boekhouder wordt dood gevonden met een strop om zijn nek, maar de politie betwijfelt of het zelfmoord is. Het slachtoffer zou de daad hebben gepleegd nadat hij een groot bedrag heeft overgemaakt, en deze overboeking hebben verklaard in een e-mail. Achteraf blijkt dat de ontvanger van het geld de moordenaar is van de boekhouder. Het bewijs wordt geleverd door onderzoekers van het instituut die onderzoek doen naar de tekst in de e-mail. De stijl zou onmiskenbaar van de dader zijn. 

Het onderzoek werd uitgevoerd door informatici en linguïsten. Tijdens hun onderzoek gingen ze niet zozeer op zoek naar woorden die bij een specifiek onderwerp passen, maar juist naar alledaagse, veelgebruikte woorden: voorzetsels, lidwoorden en persoonlijke voornaamwoorden, zoals dus, je, het, een, is en zijn. Volgens de onderzoekers gebruiken we die allemaal op een andere manier, en in verschillende mate. We doen het bovendien onbewust, en het is dus lastig om andermans stijl te imiteren. Daarnaast letten de taalkundigen van het NFI op bijzonderheden, bijvoorbeeld op het gebruik van uitroeptekens, verhaspelde gezegdes en taalfouten.

Het bijzondere van dit nieuws is niet alleen dat de experts van het instituut er met veel kennis van taal (en een flinke dosis kunstmatige intelligentie) in slaagden een moordenaar aan te wijzen. De onderzoeksresultaten vormen ook nieuw en overtuigend bewijs dat elke schrijver een eigen stijl heeft. Jij, ik, iedereen. Dat is goed nieuws, onze stijl is blijkbaar even uniek als onze vingerafdruk. Maar het is volgens mij ook slecht nieuws, en niet alleen als je een misdaad in andermans schoenen wilt schuiven. 

Als jouw schrijfstijl uniek is, is het dus per definitie moeilijk tot onmogelijk om jezelf een andere stijl aan te meten. Je kunt dus niet zomaar besluiten om in de stijl van Jan Brokken, Simone van der Vlugt of Jos Burgers te gaan schrijven. En dat jouw stijl uniek is en deze onbewust toepast, betekent ook dat het lastig is om je eigen stijl te verbeteren. Als je wilt kunnen schrijven zoals Janine Jansen viool kan spelen, dan moet je erop rekenen dat je daarvoor wel een paar uur moet oefenen. Of een paar duizend. Dat is frustrerend als je haast hebt, maar het houdt je van de straat. En dat is mooi, want dan heb je ook geen tijd voor snode plannen.