Skip to main content

Tag: Bloggen

Waarom schrijf je geen boek? Goed idee!

Het schrijven van een boek is misschien wel het stomste dat je kunt doen, zoals ik vorige week al beschreef. Maar natuurlijk moet je je van dat soort waarschuwingen niets aantrekken.  

Ik zie het schrijven van een boek als een omgekeerde legpuzzel. Een gewone legpuzzel is een peulenschil voor de bedenker maar een uitdaging voor de consument. De bedenker kiest een afbeelding, knipt deze in stukjes en verpakt ze los in een doos. De consument kijkt thuis aangekomen naar de afbeelding op de doos en moet vervolgens veel moeite doen om alle losse stukjes in de juiste volgorde te leggen. Bij een boek zijn de rollen omgedraaid: een goed boek is moeilijk om te schrijven en makkelijk om te lezen. Als schrijver ben je maandenlang bezig om alle stukjes te figuurzagen en te voorzien van aantrekkelijke illustraties. Dat valt niet mee omdat het om tienduizenden stukjes gaat die naadloos in elkaar moeten passen en bovendien betekenis moeten hebben – niet alleen los van elkaar, maar ook in groepjes van zinnen, alinea’s, paragrafen en hoofdstukken. Het schrijven van een boek is daarom een intellectuele uitdaging van formaat en omdat het zo moeilijk is, is het zo leuk om te doen.

Wat mij aan het schrijven ook aanspreekt is het fysieke aspect ervan. Alle ideeën en woorden voor mijn boek komen tot stand in mijn hersenen, die gesloten kamer met een machine waarvan ik de werking niet begrijp. Ik weet dat ik denk tijdens het schrijven, maar daar denk ik tijdens het schrijven niet over na. Ik ben vooral bezig met mijn handen, ik zie hoe mijn vingers over het toetsenbord rennen en voel me tijdens het schrijven dan ook meer verwant met de voetballer dan met de filosoof.

Al met al is het schrijven van een boek best vermoeiend, en dat is volgens mij de belangrijkste aantrekkingskracht ervan. We leven in een tijd waarin we gemak kunnen kopen, en het is niet zelden in de aanbieding. Een boek van vijftigduizend woorden met jouw kennis en ervaring kun je echter nergens kopen, dat moet je met je blote handen maken. En ik denk dat wij mensen dat nodig hebben, zo’n uitdaging. We gaan in onze vrije tijd niet voor niets hardlopen, bergbeklimmen en tuinieren.

Mijn behoefte aan gedoe heeft ertoe geleid dat volgende week mijn nieuwe boek over het schrijven van een boek verschijnt: Waarom schrijf je geen boek? Het is een bewerkte en uitgebreide versie van een eerder boek dat ik over hetzelfde onderwerp schreef. Het was een ingewikkelde legpuzzel van 56.832 stukjes. Het was veel gedoe om hem te maken, maar ik hoop dat hij daarom makkelijk is om te leggen.

Geerhard Bolte is uitgever van Uitgeverij Haystack en auteur van Waarom schrijf je geen boek? Heb je een vraag of een voorstel voor een boek? Stuur Geerhard dan een mail of maak contact via LinkedIn. Wil je meer weten over het schrijven van een boek? Meld je dan aan voor de masterclass die hij op vrijdag 19 januari geeft. Wil je zijn blog elke week automatisch ontvangen in je mailbox? Schrijf je hier in!

Waarom schrijf je geen boek? Nou, daarom niet

Roepen vrienden en collega’s dat je een boek moet gaan schrijven? Drie goede argumenten om ze de mond te snoeren (en volgende week een argument om het toch te doen).

Je draait al even mee en inmiddels weet je wel een beetje hoe het zit. Je collega’s, klanten en vrienden zien je als een deskundige. Goed bezig, zeggen ze in koor: daar zou je meer mee moeten doen; waarom schrijf je geen boek? Je wuift alle complimenten weg en vooral dat absurde idee om een boek te gaan schrijven. Maar er is een zaadje geplant dat langzaam begint te groeien. Op stille momenten denk je zelfs na over een titel.

Het ontstaan van de ambitie om een boek te schrijven is heel begrijpelijk, maar het is belangrijk dat je die behoefte direct de kop indrukt. Doe het niet. We kennen elkaar niet, jij en ik, maar ik hoop toch dat je mijn anonieme oproep serieus neemt. Een boek is een verspilling van tijd, geld en energie. En ik kan het weten, want binnenkort verschijnt mijn nieuwe boek.

Een verspilling van tijd

Als uitgever heb ik geen ringtone nodig op mijn telefoon, want ik word meestal gebeld door auteurs. Ik zie dat direct doordat er bloeddruppels op mijn telefoon verschijnen. Dan weet ik ook dat ik de oproep begripvol moet beantwoorden. Een auteur is soms al maandenlang aan het schrijven en vraagt zich af hoe lang het nog gaat duren. Hij had zich het schrijven van een boek voorgesteld als een klus, maar inmiddels is het een lijdensweg geworden. Ik spreek dan zalvende woorden, maar als ik eerlijk zou zijn, zou ik de schrijver moeten zeggen dat de koortsaanvallen pas stoppen op het moment dat het boek af is. En als de eerste versie van het manuscript af is, moet het vast nog eens worden herschreven. Of twee keer. Al die uren die je achter je beeldscherm zit te piekeren, wat had je in diezelfde tijd niet kunnen doen: Italiaans leren, een instrument bespelen, je kinderen voorlezen, je relatie redden, sporten, werken.

Een verspilling van geld

‘Er is maar één manier om geld te verdienen met schrijven, en dat is door te trouwen met de dochter van een uitgever.’ Dit zijn woorden van de Britse journalist-schrijver George Orwell uit 1946. Zijn woorden zijn gedateerd, in de zin dat het inmiddels ook geen zin meer heeft om te trouwen met de dochter van een uitgever, zoals mijn dochter zal kunnen bevestigen. Van het gemiddelde non-fictieboek raakt de eerste druk vaak niet uitverkocht. Met de inkomsten van hun boek kunnen de meeste auteurs niet eens de koffie betalen die ze nodig hadden om wakker te blijven tijdens het schrijven van hun boek. Tijdens elk kennismakingsgesprek wijs ik auteurs op de armoede die hen te wachten staat, maar ze willen het niet horen. Ze dagdromen over de top tien en twijfelen er niet aan dat hun boek succesvol kan concurreren met tienduizenden andere boeken, Netflix, games, sportscholen en andere vormen van tijdverdrijf.

Een verspilling van energie

De meeste auteurs die ik ken, barsten van de energie. Hun agenda zit vol met projecten, ze hebben een rijk sociaal leven en niet zelden een gezin. Dus een boek, dat kan er best bij, denken ze optimistisch. Een enkeling is voorzichtig en veegt zijn agenda maanden leeg om voldoende tijd te hebben om aan zijn boek te werken. De meeste auteurs doen het erbij, en tijdens het schrijfproces gaat hun lampje steeds minder fel branden. Een deel van alle auteurs redt het tot de finish, maar is dan zo uitgeput dat men geen energie meer heeft voor de promotie van het boek. Zij kruipen snel terug onder hun steen, eindelijk rust.

Binnenkort verschijnt mijn nieuwe boek Waarom schrijf je geen boek? Lees dat boek, als je zelf ook dagdroomt over het schrijven van een boek. Maar als je verstandig bent, houd je het bij dagdromen: succes is een illusie voor de meeste auteurs. Je bent gewaarschuwd.

Geerhard Bolte is uitgever van Uitgeverij Haystack en auteur van Waarom schrijf je geen boek? dat in oktober verschijnt. Op 19 januari geeft hij een masterclass over het schrijven van een non-fictieboek. Wil je je alvast aanmelden of heb je een voorstel voor een boek? Stuur hem een mail of maak contact via LinkedIn. 

Wat schrijf je in de inleiding van je boek?

Voordat je naar een film gaat, heb je waarschijnlijk de trailer bekeken. Meestal wordt er al veel verklapt in zo’n trailer. Je ontdekt wat het genre is van de film, waar het verhaal over gaat en wie erin meespeelt. Toch weerhoudt al die voorkennis je er niet van om naar die film te gaan, integendeel: je wilt hem nu nog liever zien. Met de inleiding van je boek wil je precies hetzelfde bereiken: de lezer het boek in lokken door enkele aantrekkelijke ingrediënten van je boek te verklappen.

Het eerste en belangrijkste ingrediënt van je inleiding is je boodschap. De kunst is om die boodschap niet nonchalant voor de voeten van je lezer te werpen, maar er een ontdekking van te maken. Beschrijf hoe jouw visie tot stand kwam en hoe belangrijk deze is voor de lezer. Amerikaanse schrijvers van non-fictieboeken hebben het beschrijven van zo’n ontdekkingstocht tot een kunst verheven. Pagina’s lang houden ze je aan het lijntje, de spanning stijgt en dan plotseling wordt de ontdekking met veel vuurwerk gepresenteerd. Wow, denk je bij jezelf, dat wil ik ook. Je bent bijna jaloers dat de schrijver ‘het’ als eerste heeft bedacht en je kunt niet wachten tot je meer te weten komt over de manier waarop ‘het’ werkt. Eerlijk gezegd blijkt ‘het’ in de praktijk erg tegen te vallen, maar je hebt wel pagina’s lang op het puntje van je stoel gezeten.

Het tweede ingrediënt dat in een inleiding niet mag ontbreken, is een indruk van het avontuur dat de lezer kan verwachten. Zoals in Hollywoodfilms de spectaculairste stunts van Tom Cruise al in de trailer worden getoond, zo kun jij in de inleiding alvast enkele tot de verbeelding sprekende onderdelen van je boek weggeven. Citeer de spannendste uitspraken van de mensen die je hebt geïnterviewd of beschrijf een voorbeeld waaruit overtuigend blijkt hoe groot de voordelen zijn van jouw aanpak.

Het derde ingrediënt van je inleiding is een indruk van de structuur van je boek. Lezers vinden het fijn als ze weten wat ze in een boek kunnen verwachten. Eerst gaan we een week naar Zwitserland waar we een bergwandeling maken en twee steden bezoeken. De twee weken die daarop volgen gaan we naar Italië waar we Rome bezoeken en nog een week aan het Gardameer verblijven. Maak de reis door je boek een beetje voorspelbaar, want de meeste mensen houden alleen van avontuur als ze precies weten wat ze kunnen verwachten.

Het vierde ingrediënt is stijl. Net als je voorwoord is je inleiding een smaakmaker. Smaakt je inleiding nergens naar, dan wordt je boek niet gekocht en niet gelezen. Je inleiding moet eigenlijk beter zijn dan de rest van het boek. Een goede inleiding is een achtbaan waarin je lezer van de ene naar de andere alinea vliegt. Overal moet wat te zien zijn. Je lezer moet lachen en huilen.

De meeste inleidingen die ik lees zijn saai. En dat is goed nieuws: het betekent dat jij je kunt onderscheiden door een inleiding te schrijven waarmee je opvalt. Je wint misschien geen Oscar, maar het is je wel gelukt om de zaal vol te krijgen.

Meelezen is niet voor watjes

Word je gevraagd om een non-fictieboek te beoordelen als meelezer? Zeg niet zomaar ja, want voor meelezen moet je een sterke maag hebben en niet bang zijn.

Een auteur vraagt je om zijn manuscript te lezen. Je voelt je vereerd: wat een compliment dat iemand jouw reactie op prijs stelt. Doen? Zeg niet zomaar ja. Je rekent erop om deel te nemen aan een kleine smaaktest, maar in werkelijkheid ga je meedoen aan een ordinaire eetwedstrijd. Onder hoge druk moet je grote hoeveelheden hamburgers, frikadellen en hotdogs eten. En als je het manuscript uit hebt, dan word je geacht ongezouten kritiek te geven – een goede meelezer maakt weinig vrienden. Het is ondankbaar werk, dus maak goede afspraken voordat je ja zegt.

Wat ga je met mijn adviezen doen?

Voordat je je nachtenlang doorhaalt om op tijd te kunnen reageren, vraag eerst of de schrijver op zoek is naar een eerste indruk of een serieus leesverslag. Als de auteur je alleen inschakelt om een aai over zijn bol te krijgen, dan zou ik vriendelijk voor de eer bedanken (tenzij je natuurlijk heel nieuwsgierig bent naar het resultaat).

Wat wil je van mij weten?

Vraagt de schrijver je serieus om het volledige manuscript te beoordelen, geef hem dan je uurtarief en vergeet niet om door te geven of dit inclusief btw of exclusief btw is. Het volledig en gedetailleerd beoordelen van een manuscript is serieus werk en zou geen vriendendienst mogen zijn – al was het maar omdat de vriendschap mogelijk voorbij is als hij jouw verslag heeft gelezen. Doe liever een tegenvoorstel en vraag de schrijver op welk deel of welk aspect van het boek jij je moet concentreren. Hoofdstuk 5? De schrijfstijl? De structuur? De wetenschappelijke onderbouwing? Dat scheelt jou veel tijd en komt de kwaliteit van je adviezen ten goede.

Met gestrekt been erin of diplomatiek overleg?

Sommige van de beste en beroemdste schrijvers hebben lange tenen. Voordat je er met gestrekt been in gaat kun je je maar beter afvragen of jouw schrijver tegen kritiek kan. Als je twijfelt, zou ik je reacties maar diplomatiek formuleren, voordat je het weet heb je ruzie.

Wat levert het mij op?

Je directe collega of je broer help je natuurlijk belangeloos maar van een vakgenoot of een vage kennis mag je best iets terug verwachten, zeker als het boek zakelijk voordeel biedt aan de auteur. Doe een voorstel: een etentje, een aanbeveling op LinkedIn?

Heb je goede afspraken kunnen maken? Dan zit je eraan vast en heb je geen keuze: je moet de klus nu serieus nemen, alles lezen dat je hebt afgesproken en een professionele reactie geven. Kom je afspraken na, controleer de feiten die je presenteert en besteed aandacht aan de schrijfstijl van je opmerkingen want voor jou als criticus gelden nog hogere standaarden dan voor de auteur: als er kritiek mogelijk is op jouw kritiek, dan wordt deze misschien niet serieus genomen.

Schrijf je een boek of een tijdschrift?

In non-fictieboeken lees je steeds vaker interviews met experts en ervaringsdeskundigen. Waardevol of overbodige bladvulling?

Reportages in actualiteitenprogramma’s als Eenvandaag bestaan vaak uit een lange rij oneliners van experts en ervaringsdeskundigen. Stel, de presentator introduceert de vraag ‘Hoe veilig zijn onze dijken nu de zeespiegel stijgt?’ Onbewust reken je dan op een stelling (nee, de dijken zijn niet veilig genoeg) en een keurig gerangschikte opsomming van argumenten voor en tegen. Maar wat je krijgt is een potpourri van korte meningen en feiten in de vorm van uitspraken van twee hoogleraren, een actievoerder, een dijkgraaf, een bioloog en twee bewoners van een dijkhuis die in dertig fragmenten achter elkaar zijn geplakt. Er is zelden een voice-over die de kijker bij de hand neemt en een beetje orde schept in de chaos. Aan het eind van zo’n rommelige reportage boordevol talking heads verlang ik terug naar de tijd dat G.B.J. Hilterman in zijn eentje de toestand in de wereld besprak. Ik was het vaak niet met hem eens, maar het was wel een coherent betoog.

Ook in non-fictieboeken vind je steeds vaker verhalen van experts en ervaringsdeskundigen, meestal in aparte kaders. Boeken lijken hierdoor meer op tijdschriften. Soms zijn de losse verhalen een waardevolle en logische aanvulling op de lopende tekst, maar vaak voegen ze weinig toe. De expert vertelt wat ik drie pagina’s eerder al had gelezen en de ervaringsdeskundige beschrijft wat ik zelf had kunnen bedenken.

Ik stimuleer auteurs altijd om te gaan praten met mensen die verstand hebben van het onderwerp waarover ze schrijven. Dit levert waardevolle informatie op, maar waarom zou je die gesprekspartners vervolgens allemaal letterlijk citeren in je boek, weggestopt in een kader? Je kunt hun verhalen toch ook verwerken in je eigen woorden? De charme van een non-fictieboek is voor mij juist dat de schrijver alles wat hij te weten is gekomen zorgvuldig analyseert en in een ononderbroken en samenhangend betoog zelf uitlegt. Ik heb als lezer geen bezwaar tegen kaders met persoonlijke portretten of cases, integendeel, maar alleen als deze onmisbare aanvullingen vormen op de tekst en deze niet onnodig onderbreken.

Het is niet alleen luiheid die auteurs ertoe brengt om hun boek te vullen met dit soort kaders, het is ook eigenbelang. De geportretteerden zijn soms mensen bij wie ze een wit voetje willen halen, bijvoorbeeld omdat het potentiële klanten zijn of omdat ze na de publicatie misschien een stapel boeken af willen nemen. Bovendien vult het lekker veel pagina’s, al die interviews.

Wat vind jij daar nou van, al die interviews in boeken tegenwoordig, vroeg Stefanie Hoogland mij vorige week. Zelf leest ze dat soort teksten meestal niet meer. Nou, ik vind het dus ook niks. Je mag me citeren.

Valt er wat te lachen in jouw boek?

In non-fictieboeken valt weinig te lachen. Dat is jammer, want humor is een aantrekkelijke manier om je lezer te raken met je verhaal.

De informatie in veel non-fictieboeken wordt geserveerd met de verleiding van een bord aardappelen, groenten en vlees in drie nette hoopjes. Voedzaamheid staat duidelijk voorop in deze boeken, het gaat de auteurs om de calorieën. Jammer, want ik denk dat de overtuigingskracht van een verhaal toeneemt als het verhaal aantrekkelijk is gepresenteerd.

Voor het geval het je niet was opgevallen, in de vorige alinea heb ik het stijlmiddel humor toegepast. Toegegeven, er viel niet veel te lachen, maar hopelijk heb ik met de vergelijking tussen de zakelijke stijl van het gemiddelde boek en de eetcultuur uit de jaren vijftig toch gezorgd voor een bescheiden glimlach op je gezicht. En volgens mij is dat goud waard als je lezers wilt overtuigen, want wat is er menselijker dan emoties. Door emoties te tonen en op te wekken schep je een band met je lezer. Je laat hem zien dat het verhaal is geschreven door een mens van vlees en bloed en voor een mens van vlees en bloed. Ik denk dat die sociale interactie je geloofwaardigheid ten goede komt.

Mentale rustpauze

Humor schept een band, maar het heeft nog een belangrijk voordeel. Volgens wetenschappers maakt het ingewikkelde informatie beter verteerbaar. Uit een studie van de Australische hoogleraren David Cheng en Lu Wang blijk dat humor ervoor zorgt dat mensen niet vlug opgeven als ze geconfronteerd worden met taaie stof. Tijdens een van hun onderzoeken lieten ze een groep studenten een video van Mr. Bean zien voordat ze een moeilijke taak moesten uitvoeren. Deze groep stak twee keer zo veel tijd in de taak als de groep die het filmpje niet had gezien. Humor biedt volgens Cheng en Wang een mentale rustpauze waarna mensen weer energie hebben om verder te gaan.

Dit is dan ook misschien een goed moment om even te stoppen met lezen en naar een filmpje van Mr. Bean te kijken. Het is niet mijn soort humor, maar aangezien deze compilatie 163 miljoen keer is bekeken, hoop ik dat jij er wel om kunt lachen en daarmee energie opdoet om nog even verder te kunnen lezen.

Maar hoe dan?

Humor is maar een van de middelen om emoties mee uit te drukken en op te wekken, maar wel mijn favoriete middel. Een glimlach past bij vrijwel elk genre en onderwerp, in tegenstelling tot bijvoorbeeld verdriet. Het is helaas niet makkelijk om iets te schrijven wat grappig is. Was het maar mogelijk om de lezer ingeblikt gelach te laten horen tijdens het lezen, zoals gebruikelijk is bij series op televisie. Dat is hartstikke nep, maar wel effectief.

Hoe kun je humor verwerken in je manuscript? Ik heb helaas geen kant-en-klare formule voor je, wel denk ik dat helpt om ervoor open te staan. Experimenteer eens met enkele stijlfiguren. Overtreed eens een paar morele grenzen. En bedenk bovenal dat emoties niet zijn voorbehouden aan fictie. Woede, verdriet, humor: het is niet verboden in een non-fictieboek. Filosoof Bas Haring laat het zien in zijn boek Waarom cola duurder is dan melk waarin hij met gevoel voor humor over ingewikkelde economische principes schrijft. Luc Panhuysen bewijst dat het kan in zijn meeslepende historische boeken. Joris Luyendijk toont het aan met zijn antropologische studies over de mores in de Arabische en de financiële wereld.

‘Hoe word ik een betere schrijver?’

Er komt zo veel kijken bij ‘goed schrijven’ dat ik even niet wist waarmee ik mijn antwoord moest beginnen. Bij nader inzien is het misschien toch niet zo moeilijk.

Als het om schrijven gaat, denken de meeste mensen dat ze het wel kunnen. Ze hebben op de basisschool leren lezen en schrijven, dus vinden ze dat ze ook een artikel, een rapport of een boek kunnen schrijven. De vraagsteller heeft gelukkig een grote stap gezet: hij beseft dat het beter kan en staat ervoor open om te leren. Maar ja, wat dan?

Ik had de neiging om de vraag te beantwoorden met veel vage goede raad: ga veel lezen en schrijven en dan zul je zien dat je snel vooruitgaat. Maar dat snapt mijn vraagsteller natuurlijk ook wel, hij wil waarschijnlijk liever weten wat hij precies moet lezen en schrijven. Om de vraag zo goed mogelijk te beantwoorden, volgt hier daarom een even concrete als persoonlijke to do-lijst.

Aan de slag, om te beginnen met lezen. En niet passief, met Spotify op je headset en een hond aan je voeten die zit te wachten tot je hem uitlaat, maar actief: vraag je elk artikel, elk hoofdstuk en elk boek even af hoe de auteur de tekst heeft gestructureerd en wat er aantrekkelijk is aan de stijl.

Neem een abonnement op de Volkskrant, de NRC of het Financieele Dagblad

De meeste artikelen in deze drie kranten zijn goed geschreven en geredigeerd. Door veel nieuwsartikelen, columns en reportages te lezen, krijg je niet alleen een indruk van wat effectieve en aantrekkelijke taal is, maar je maakt ook kennis met allerlei verschillende schrijfstijlen. Kosten: vanaf € 10 per maand voor een digitaal abonnement.

Leer alle taalregels uit je hoofd

Een goed en algemeen boek over taal voor ambitieuze beginners is Als je begrijpt wat ik bedoel van Marcel Lemmens. Koop daarnaast een boek als Prisma Grammatica Nederlands. Gewoon uit je hoofd leren en niet klagen dat taalbeheersing saai is, zoals een kok ook niet moet zeuren over de noodzaak van goede snijtechnieken. Voor de fijnproevers: lees First you write a sentence van Joe Moran. Totale kosten print: € 55,81.

Lees elke maand een boek

Bijvoorbeeld deze twaalf boeken: De Hollander van Mathijs Deen, De nachtmanager van John le Carré, Lessen van Ian McEwan, Het monsterschip van Luc Panhuysen, Karel van het Reve voor beginners, La superba van Ilja Leonard Pfeijffer, ‘t Hooge Nest van Roxane van Iperen, Dunkelblum zwijgt van Eva Menasse,De grote cirkel van Maggie Shipstead, Raam, sleutel van Robbert Welagen, Vermogen door Hernan Diaz en Wolkenatlas van David Mitchell. Of twaalf andere goede boeken. Kosten: € 15-25 (print) of € 9,99 (voor een digitaal Kobo Plus-abonnement) per maand.

Schrijf elke week een A4’tje

Ja, wat verwacht je dan: dat je beter leert schrijven door oneliners te delen via Instagram? Helaas, het lukt alleen als je meters gaat maken. Schrijf daarom elke week een A4’tje van vierhonderd tot vijfhonderd woorden. Een recensie over een film, een analyse over de voortgang van de oorlog in Oekraïne, een brief aan je overleden tante, een stappenplan voor het repareren van je stofzuiger, een blog over je laatste vakantie, een boekvoorstel, een klacht aan de gemeente over die kapotte lantaarnpaal, een persbericht voor de aankondiging van het jaarfeest van de tennisclub, een brief voor de vrijlating van een politiek gevangene via Amnesty, een songtekst, een column over die ontmoeting vanochtend in de metro, een betoog over de politieke kansen van Pieter Omtzigt, een ontbrekend lemma op Wikipedia of een speech voor een vertrekkende collega.

Besteed aandacht aan een heldere structuur (hoe braver hoe beter), schrijf aantrekkelijk en foutloos. Laat je tekst elke week door iemand lezen en vraag of deze persoon één verbeterpunt wil noemen. Per slot van rekening gaat het er niet om wat jij van je tekst vindt, maar wat de lezer van je tekst vindt. Kosten: nul.

Als je piloot, chirurg of schrijver wilt worden, dan zul je je best moeten doen om er goed in te worden. Daar staat tegenover dat je er goed in wordt als je je best doet. Zo simpel is het.

Help, ik heb een recensie

Het is de angst van elke schrijver: een negatieve recensie. Een publieke berisping van je boek waar je maar beter op voorbereid kunt zijn.

Zo nu en dan krijg ik een auteur aan de lijn die zojuist een negatieve recensie over zijn boek heeft gelezen. Een vreemdeling heeft in de wieg van zijn pasgeboren baby gekeken en besloten dat het maar een lelijk ding is. En daar bleef het niet bij, de onverlaat had zelfs de brutaliteit om die mening te delen met de halve wereld. Zo’n auteur houdt zich groot, maar aan de bevende stem kan ik horen dat het nieuws hard is binnengekomen. Is dat nou niet oneerlijk, vraagt de auteur: ‘Het artikel bestaat voor driekwart uit een herhaling van wat ik heb geschreven, en vervolgens nagelt de recensent me aan het kruis omdat ik niet ben ingegaan op de politieke consequenties. Dat is toch belachelijk? Daar gaat mijn boek helemaal niet over!’ 

Zo’n roep om begrip moet je ruimhartig beantwoorden. De auteur verdient een knuffel, een schouder om op te huilen en op zijn minst instemmend gemompel. Toon in geen geval begrip voor de recensent omdat het risico bestaat dat de schrijver in een post-scribale depressie belandt. Plotseling gaat hij zelf twijfelen aan de aantrekkelijkheid van zijn pasgeboren boekje en de charmes van het auteurschap. Nee, het beste is om volledig achter hem te staan en desnoods ronduit te liegen: ‘Belachelijk, dat slaat helemaal nergens op. Die recensent gaat met jouw ideeën aan de haal, en om dat goed te praten bedenkt hij een volkomen uit de lucht gegrepen bezwaar.’

Enkele weken of maanden later wordt de kritiek vanzelf bespreekbaar, is mijn ervaring. De auteur heeft dan bewust of onbewust zelf argumenten bedacht die de kritiek bevestigen. Misschien had ik toch meer aandacht kunnen besteden aan de politieke consequenties, zegt de auteur zelf, wat een opening biedt om de kritiek wat uitgebreider te bespreken en bijvoorbeeld na te gaan of de politieke consequenties in een volgend boek aan bod kunnen komen.

Dus krijg je als auteur een negatieve recensie? Ga er met gestrekt been tegenin. Meld iedereen om je heen dat de kritiek nergens op slaat. Geen probleem. Maar laat je er publiekelijk niet over uit. In de eerste plaats omdat je misschien dingen zegt waar je later spijt van krijgt en in de tweede plaats omdat je overkomt als een sukkel die niet tegen kritiek kan. Kun je het niet laten en wil je de lezers van de recensie duidelijk maken dat je boek wel de moeite waard is? Overweeg dan eens om de recensent domweg gelijk te geven. Schrijf dat je het een geweldig idee vindt om aandacht te besteden aan de politieke consequenties, dat had je helemaal niet bedacht! Mensen houden van verliezers die niet bang zijn om hun falen toe te geven en bereid zijn ervan te leren. In de literatuur is de antiheld vaak populairder dan de held omdat de lezer zich ermee kan vereenzelvigen; niemand is perfect.

Een goed boek begint ‘s ochtends om zes uur

Veel auteurs beginnen hun schrijverscarrière zorgeloos met een boek. Daar komen ongelukken van. Begin eens met een dagboek.

Ik had ooit een docent die een cursus gaf over het schrijven van lange verhalen. Hij begon de eerste les met de waarschuwing dat het nooit wat zou worden met ons; voor het schrijven van lange verhalen waren we te onervaren en hadden we waarschijnlijk toch niet genoeg talent. Maar goed, hij werd ervoor betaald, dus als wij zo beleefd zouden zijn om onze mond dicht te houden, dan wilde hij best het een en ander vertellen over onderwerpkeuze, structuur en stijl.

Ernest Hemingway, Joseph Mitchell, George Orwell, Truman Capote, het werk van tientallen klassieke schrijvers-journalisten kwam voorbij. Waarna wij uiteindelijk enthousiast een ontzettend lang verhaal in elkaar flansten in de overtuiging dat we nu heel vlug ontdekt zouden worden. In mijn herinnering kreeg ik een zesje voor de moeite.

Inmiddels ben ik het met hem eens. De meeste schrijvers hebben te veel haast. Waarom beginnen aan je magnum opus terwijl je nog geen letter van je toetsenbord hebt versleten?

Vrijwel alle succesvolle Formule 1-coureurs zijn ooit begonnen in een kart. Alle zeilers hebben hun eerste mijlen gevaren in een Optimistje. Maar veel auteurs beginnen hun schrijverscarrière zorgeloos met een boek. Volgens mij kun je beter beginnen met een medium waarmee je minder brokken kunt maken. Een boodschappenlijst, een dagboek, een brief, een blog: alles beter dan voor het oog van de wereld de mist ingaan met vage ideeën, rommelige zinsconstructies en heel veel cliché’s.

Enkele jaren geleden begon Cor Noltee elke dag om zes uur op te staan om te schrijven. Hij had dit geleerd van Julia Cameron in haar boek The Artist Way. Hij deed het volgens haar recept zo ongeremd mogelijk: gewoon opschrijven wat je denkt. Langzaam maar zeker kreeg hij meer vertrouwen in zijn ‘morning pages’ en op een dag ging hij blogs publiceren over design thinking, het onderwerp waarmee hij zijn brood verdient als docent, trainer en spreker. En nu, enkele jaren later, werkt hij aan een boek. Een flinke klus, maar hij kan teren op jarenlange ervaring met schrijven.

Als je veel schrijft, dan word je een betere schrijver. Je botst de eerste tijd in elke bocht tegen de vangrails, maar na verloop van tijd kun je steeds sneller en zonder brokken door de bocht. Je kunt eerst niet op je woorden komen, maar na verloop van tijd komen ze vanzelf aanwaaien. Ik durf te wedden dat je vanzelf zin krijgt om een boek te schrijven als je maar blijft schrijven. Een kwestie van op tijd opstaan en typen maar.

De belangrijkste doelgroep van je boek, dat ben je zelf

Ik kan me niet voorstellen dat een voetballer voor zijn sport kiest om voetbalfans een plezier te doen. Zelfs een voetbalcoach houdt volgens mij geen rekening met de wensen van de fans van zijn club. Voetballers en hun coaches doen gewoon wat ze leuk vinden en ze doen het zo goed mogelijk, afgemeten aan hun capaciteiten en die van de concurrentie. Vervolgens zien ze in het weekend wel wie er komt opdagen. Schrijvers van non-fictieboeken pakken dat vreemd genoeg heel anders aan.

Schrijvers van bijvoorbeeld managementboeken vragen zich niet zelden af voor wie ze het boek gaan schrijven en proberen vervolgens rekening te houden met die doelgroep, bijvoorbeeld door de toegankelijkheid en de stijl van hun verhaal aan te passen. Het is goedbedoeld, maar het is volgens mij de omgekeerde wereld.

Wil je een boek schrijven? Doe dan wat voetballers doen en ga gewoon zo goed mogelijk schrijven. Lees boeken en probeer erachter te komen hoe andere auteurs schrijven. Doe je research en zorg ervoor dat je straks origineel voor de dag kunt komen. En ga zelf zo veel mogelijk schrijven, met het enthousiasme waarmee kinderen op straat staan te voetballen. Schrijf mails, speeches, blogs en teksten voor je manuscript. Experimenteer met structuur en stijl, om erachter te komen wat jou ligt.

Natuurlijk, als je daarna besluit om een boek te schrijven voor verpleegkundigen schrijf je een ander boek dan dat je een boek schrijft voor bestuurders in de zorg. Dan is het logisch dat je rekening houdt met bijvoorbeeld informatiedichtheid, toegankelijkheid en stijl. Maar je keuze voor verpleegkundigen moet voortkomen uit de wens om dat specifieke boek te schrijven, niet omdat ze een ‘interessante doelgroep’ zijn. Zeker als je om commerciële redenen voor een doelgroep kiest, ondergraaf je volgens mij je eigen motivatie en schrijf je waarschijnlijk een minder goed boek – wat zich waarschijnlijk vertaalt in minder lezers.

Als ik na de publicatie van een boek vraag wat de auteur het leukste heeft gevonden aan het hele proces, dan zegt hij bijna altijd hetzelfde: ‘Ik heb er zo veel van opgestoken. Ik dacht dat ik het allemaal al wist, maar door onderzoek te doen en mijn eigen kennis en ervaring nog eens tegen het licht te houden, kwam ik tot geheel nieuwe inzichten.’ Auteurs denken dat ze hun lezers een plezier gaan doen, maar ze blijken uiteindelijk vooral zichzelf een plezier te doen. De belangrijkste doelgroep van je boek, dat ben je zelf.

Welk boek schrijf jij deze zomer?

Gaat iedereen met z’n ogen rollen als je weer over je boekidee begint? Misschien is het dan tijd om eindelijk eens aan dat boek te beginnen. Wat dacht je van deze zomer?

Hoe weet je of het tijd is om aan kinderen te beginnen? Hoe weet je wanneer een hamburger gaar is? Dit is het genre waarin de vraag past of het tijd is om een boek te gaan schrijven. Je kunt het antwoord op deze vragen niet logisch beredeneren, maar je kunt evenmin op je gevoel afgaan. Er is maar een manier om de beslissing te nemen: vroeg of laat moet je de knoop gewoon doorhakken.

De meeste mensen om je heen weten het antwoord allang. Je collega’s stellen geen vragen meer als je je ideeën aan hen voorlegt. Op verjaardagen beginnen mensen met hun ogen te rollen als je weer over je boek begint. De enige die twijfelt, dat ben je zelf. Maar diep vanbinnen weet je dat het tijd is om aan dat non-fictieboek te beginnen. Je weet alles over het onderwerp en je hebt originele ideeën waar je nooit iemand over hoort.

Laat je niet weerhouden door de concurrentie van al die schrijvers die je zijn voorgegaan. Natuurlijk zijn er al honderden mensen die een boek over jouw onderwerp hebben geschreven, maar dat zegt niets over de kwaliteit of de aantrekkelijkheid van jouw boek. Stel je voor dat geen enkele schrijver het lef had gehad om nog een romance te beschrijven na Romeo en Julia, dan hadden we veel klassiekers moeten missen. Dus begin gewoon, kies een dag: wat dacht je van de eerste dag van je vakantie?

Route du Soleil

Twee of drie weken vakantie is precies genoeg om een doortimmerd plan te schrijven. In de tussentijd houd je voldoende tijd over om brocantemarkten te bezoeken, te wandelen in de bergen of met de kinderen naar de dierentuin te gaan. Wat heb je nodig?

Een goed boek begint met een scherpe en originele invalhoek. Een boek over branding is kansloos, maar een boek over kansrijke winkelformules klinkt al beter. Schrijf vervolgens in een (flap)tekst van maximaal tweehonderd woorden waar je boek over gaat. Want als het je in tweehonderd woorden niet lukt, dan lukt het in vijftigduizend woorden ook niet. Sleutel vervolgens aan een inhoudsopgave van bijvoorbeeld tien hoofdstukken en vijf paragrafen per hoofdstuk. En schrijf ten slotte de inleiding of een willekeurig hoofdstuk.

En nee, natuurlijk is je plan nog niet af als je terugrijdt over de Route du Soleil. Maar je hebt wel een begin gemaakt. Je hebt nu een helder beeld van waar je boek over gaat, en waar het niet over gaat. Je weet ook wat je sterke kanten en je zwakke plekken zijn. Je hebt een plan. Je hoeft het alleen nog te schrijven. De vakantie is voorbij, aan het werk.

Aan wie geef je het eerste exemplaar van je boek?

Wie wordt de gelukkige die het eerste exemplaar van je nieuwe boek in ontvangst mag nemen tijdens de boekpresentatie? Degene die het verdient, degene bij wie je een wit voetje wilt halen? Het maakt niet uit, en dit is waarom.

Zodra wij de eerste gedrukte exemplaren van een nieuwe titel ontvangen op de uitgeverij pakken wij het eerste exemplaar uit de eerste doos en zetten plechtig een stempel op de eerste pagina: 1e exemplaar. Dat boek sturen we vervolgens naar de auteur. Meestal staat er al vlug een foto op sociale media waarop de auteur, zichtbaar geroerd, zijn boek aan de wereld toont. Het boek is echt en de emoties zijn echt. Maar die stempel is natuurlijk hartstikke nep, want het is helemaal niet het eerste exemplaar.

Symbolisch

Het eerste exemplaar is waarschijnlijk in de drukkerij van de tafel gevallen of bij ons in een boekenkast beland. Het boek dat de auteur ontvangt, is gewoon een van de eerste exemplaren uit de eerste zending boeken. Maakt dat wat uit? Natuurlijk niet, elk exemplaar van een eerste druk is identiek, het gaat vooral om de symbolische betekenis van het overhandigen van het eerste exemplaar aan de auteur. En hetzelde geldt voor het eerste exemplaar dat je als auteur tijdens de boekpresentatie overhandigt aan je mentor of je moeder. 

Een brok in je keel

Het eerste exemplaar dat je cadeau gaat geven is misschien wel het zesentwintigste exemplaar dat van de drukpers is gerold. Het maakt niet uit, maar wat wel belangrijk is, is de plechtige overhandiging van dat boek aan iemand die je dierbaar is. Je staat op een podium en in de zaal luisteren tientallen mensen naar je speech. Aan het eind van die speech kijk je iedereen aan en zeg je plechtig aan wie je het eerste exemplaar overhandigt. De gelukkige krijgt een brok in zijn keel, en omdat je niet hebt bezuinigd op complimenten is iedereen in de zaal ontroerd. Maar ja, aan wie geef je dit eerste exemplaar? Wie was de inspiratiebron voor het boek? Aan wie heb je je carrière als deskundige te danken? Wie heeft er hard meegewerkt aan het boek? Wie riep als eerste dat het je nooit zou lukken? Wie wil je inspireren om zelf ook een boek te schrijven?

Allemaal blij

Het antwoord is eenvoudiger dan je denkt: het maakt niet uit. Dat is te danken aan het BIRG-effect: een acroniem dat staat voor ‘basking in reflected glory’, ofwel zonnebaden in andermans glorie. Dit psychologische effect verklaart dat mensen zich identificeren met succesvolle mensen of groepen en daarbij dezelfde gevoelens van trots en waardering ervaren. Als een voetbalelftal wordt gehuldigd omdat het de competitie heeft gewonnen, hebben alle fans op het plein het gevoel dat ze hebben gewonnen.

Dus je mag het eerste exemplaar geven aan wie je wilt: je vader, moeder, broer, zus, kleinzoon, kleindochter, partner, collega, leidinggevende, mentor, baas, klant, wethouder, burgemeester, staatssecretaris of minister. Wie je ook kiest, je hebt altijd prijs, want niet alleen degene die het eerste exemplaar ontvangt is blij, iedereen in de zaal is blij. Zeker als ze allemaal een stempel krijgen in hun boek, want wij kijken niet op een stempel meer of minder.