Skip to main content

Tag: blog

Een beetje blogger gooit zo nu en dan zijn eigen ruiten in

Wil je als auteur een blog schrijven maar heb je niets nieuws te vertellen? Dan maak je toch nieuws.

Als student journalistiek leerde ik dat een gebrek aan nieuws geen excuus is om niets te schrijven. Dan gooi je maar een ruit in, zei mijn docent zonder een spoor van ironie. We namen zijn advies heel serieus, want eerder hadden we al een journalistieke weddenschap van hem verloren. Een zaal studenten betaalde hem elk vijf gulden omdat we niet geloofden dat hij in een avond honderd ideeën voor een artikel zou kunnen verzinnen. De volgende dag moesten we dokken.

De docent legde ook uit hoe je dat doet, een ruit ingooien: je bedenkt zelf een originele vraag en schrijft vervolgens een artikel over het antwoord. Waarom zie je zo weinig ouderen in het park? Ga naar het lokale bejaardentehuis en je hoort dat ouderen bang zijn voor zakkenrollers en de drukte.

Je eigen ruiten ingooien is een formule die nog altijd even goed werkt. Hoe kun je er als auteur en blogger van profiteren? Drie trucs met een baksteen.

Oud nieuws nieuw leven inblazen

In je boek, in een oud blog of gewoon in een oud artikel in een krant kun je altijd een oud nieuwsfeit vinden dat je nieuw leven in kunt blazen. Viel het aantal octrooien in 2019 tegen? Zoek uit wat het in 2020 is, en je kunt melden dat het is gestegen of gedaald. Interessant als je de auteur bent van een boek over innovatie.

Een onbelangrijk feit opblazen

Deze aanpak is waar roddelbladen groot mee zijn geworden. ‘Het linkerbeen van Miss Montreal is vijf centimeter langer dan het rechterbeen!’ Huh? Onbelangrijk, maar bij de kapper wordt er van gesmuld. Probeer het ook eens. Nederlandse werknemer gaat het liefst met zijn auto naar het werk. Complimenten heel effectief in metaalsector. Managers vinden het moeilijk om medewerkers te ontslaan. Als je er eenmaal handigheid in hebt, heb je elke dag stof om over te bloggen.

Nieuws creëren uit het niets

Dit is de pure vorm: leven creëren waar er eerst niets was. Een big bang van nieuws. Bijzonder, maar helemaal niet moeilijk. Nieuws is namelijk niet meer dan informatie die mensen nog niet hadden. Als auteur van een boek over SEO kun je online gaan lezen en jezelf afvragen welke vragen nooit zijn gesteld. Wat zijn eigenlijk de slechtste SEO-woorden? Houden de speechschrijvers van Rutte ook rekening met SEO? En de copywriters van Google, schrijven die in SEO-stijl? Het kost misschien wat tijd en creativiteit, maar wie bereid is om nieuwsgierig te zijn, kan ‘niets’ omtoveren in een verrassend nieuwsfeit en erover bloggen.

Een goed blog draait om de lezer, niet om jou

De meeste blogs draaien om de auteur. De accountmanager beschrijft trots dat hij een nieuwe deal heeft gesloten met een nieuwe klant. De accountant geeft tips over het gebruik van zijn fantastische nieuwe salarisadministratie-app. De coach vertelt waarom zijn aanpak zo goed werkt. Het is allemaal goedbedoeld, maar als ik het in mijn timeline op LinkedIn voorbij zie komen, word ik heel verdrietig van al die reclame. Je moet lang scrollen voordat je een bijdrage leest waarin iemand zijn best doet om mij te helpen of te vermaken.

Als De Telegraaf elke dag zou openen met nieuws over de redactie (‘Redactie Binnenland heeft een nieuwe computer!’) zou het vlug opzeggingen regenen. Journalisten zijn slimmer, ze brengen het nieuws waarvan ze verwachten dat hun lezers, luisteraars en kijkers erin geïnteresseerd zijn. Een slimme blogger doet precies hetzelfde.

Als je accountmanager bent, begrijp ik dat je trots bent op die nieuwe deal, maar misschien kun je een invalshoek bedenken waardoor dat nieuws ook interessant is voor mensen die geen aandelen hebben in je bedrijf. Waardoor heb je die deal kunnen sluiten? Heb je een cursus Italiaans gedaan waardoor je die klant in zijn eigen taal kon verwelkomen? Dat is interessant voor andere verkopers. Betekent de deal dat er tien banen bijkomen op de fabriek in Enschede? Dat is interessant voor de inwoners van Enschede. Heb je de deal gekregen omdat je hebt kunnen garanderen dat de productie energieneutraal plaatsvindt? Nog interessanter, voor een nog breder publiek.

Als je eenmaal een onderwerp hebt bedacht, helpt het om even te wachten met schrijven. Staar eerst eens vijf minuten naar het plafond. Of tien. Hoe kun je het onderwerp een draai geven zodat het interessant wordt voor een ander?

Er is niets mis met een leuke selfie op Instagram waarin je als tuinman laat zien dat de tuin weer helemaal is gemaaid en gesnoeid. Maar het is geen blog. In een blog beschrijf je hoe je dat doet, rozen snoeien. Als je dat kunt uitleggen, dan zijn er plotseling vele duizenden tuinliefhebbers die geïnteresseerd kunnen zijn.

Mag je andermans model gebruiken?

Als managementauteur bouw je verder op het werk van anderen. Je mag hun ideeën wel beschrijven, maar mag je ook de diagrammen van hun theoretische modellen in je eigen boek publiceren?

Als je een boek schrijft over bijvoorbeeld samenwerking of onderhandelen, dan ontkom je er niet aan om ideeën van andere mensen te beschrijven. Zoals iedereen heb je veel geleerd van anderen en met jouw ideeën bouw je verder op hun werk. Je wilt dat je lezers dat werk ook begrijpen, dus overweeg je om diagrammen van hun modellen te gebruiken omdat die zo goed uitleggen hoe hun theorieën werken. Mag dat?

Een jurist zegt waarschijnlijk dat het in principe niet mag. Je gebruikt auteursrechtelijk beschermd werk van anderen dat je niet zonder toestemming mag gebruiken. Als uitgever en ervaringsdeskundige vind ik dat het wel mag, mits je je aan de volgende twee spelregels houdt.

Bronvermelding

De eerste spelregel is dat je altijd aan bronvermelding doet. Leg uit wie de theorie of het afgeleide diagram heeft bedacht. Beschrijf eventueel in welk boek van de bedenker je het hebt gelezen. Hoe onbekender de ideeën en de bron zijn, des te uitgebreider zou je toelichting moeten zijn.

Toestemming

De tweede spelregel is dat je een diagram niet publiceert zonder toestemming. Het is niet netjes om de originele afbeelding van het Business Model Canvas van Alexander Osterwalder en Yves Pigneur, getekend door de illustratoren van JAM Visual Thinking in Amsterdam, ongevraagd te gebruiken. Er zijn echter een paar uitzonderingen. Toestemming is in mijn ogen niet nodig als een diagram heel vaak is gepubliceerd. Ik raad niemand aan om contact op te nemen met de erfgenamen van Abraham Maslow om hen toestemming te vragen om de afbeelding van zijn piramide te mogen gebruiken. Toestemming is in mijn ogen ook niet nodig als je aan bronvermelding doet en het diagram in een eigen stijl laat ontwerpen door een vormgever.

Als je twijfelt, raad ik je aan om contact op te nemen met een auteursrechtenadvocaat. Of je kunt jezelf afvragen hoe jij zou reageren als een auteur het diagram van jouw theoretische model zou gebruiken. Voelt dat als een compliment, of als diefstal?

Drie blogs voor de prijs van een

Pieker je jezelf elke keer suf over een onderwerp voor een nieuw blog? Dan heb ik een handige truc om het aantal moeiteloos te vermenigvuldigen. Dat doe je door ze te delen.

Als je achter je beeldscherm kruipt en een wit scherm ziet, kun je de neiging hebben om helemaal leeg te lopen. Je bent van plan om een blog te schrijven over de nieuwe cao-onderhandelingen, en voordat je het weet heb je duizend woorden geschreven en ben je uitgebreid ingegaan op de maatschappelijke rol van vakbonden en werkgeversverenigingen en de geschiedenis van stakingen. Geen wonder dat je een week later verlegen zit om onderwerpen.

De slimme blogger deelt alles wat hij wil vertellen op in kleine hapklare brokken. Hoe kleiner hoe beter. De kunst is om een invalshoek te bedenken die de moeite waard is om te beschrijven, en het daar bij te laten. Als je schrijft over de cao-onderhandelingen in de fijnmetaal, zijn er duizend-en-een onderwerpen denkbaar. Wat zijn de financiële gevolgen voor werkgevers (of werknemers)? Wie is die handige vakbondsbestuurder die zo succesvol onderhandelde? Wat zijn de gevolgen voor het milieu voor de nieuwe reiskostenvergoeding? Wie bepaalt of de cao algemeen verbindend wordt verklaard? Was dat echt nodig, onderhandelen in een sterrenrestaurant?

Schrijf niet over de fiets, maar over de fietsbel

Als je onderwerpen deelt in kleine brokken doe je hetzelfde als de journalist die met zijn pen en aantekenboekje na een inbraak bij een winkel aankomt. Hij kan feitelijk verslag doen van de inbraak, maar hij kan ook met andere winkeliers gaan praten over de golf van inbraken die de buurt teistert. Hij kan navragen in hoeverre verzekeringsmaatschappijen altijd uitbetalen. Enzovoort. Zonder scherpe invalshoeken, zou een krant geen nieuwsbericht meer bevatten, maar alleen langdradige achtergrondverhalen.

Pak het net aan als de journalist en knip je verhaal op in delen. Schrijf niet over de fiets, maar over de fietsbel. Schrijf niet over de kwaliteit van het Nederlandse management, maar over het fenomeen dat iemand die wordt bevorderd tot manager ineens een lease-auto krijgt, een bonus en een flinke salarisverhoging. Klein is fijn.

Bent u wel mijn lezer?

Ben je als auteur niet geïnteresseerd in je lezers, schrijf dan een dagboek. Ben je wel geïnteresseerd, denk dan na over je doelgroep. En voorkom de volgende fouten.

Als je een boek gaat schrijven, ben je niet de hele dag bezig met je lezerspubliek. En terecht, als je je na elke zin zou moeten afvragen wat andere mensen ervan denken, dan komt je boek nooit af. Nadenken over je lezerspubliek kun je beter doen voordat je aan het boek begint. Op basis daarvan kun je allerlei keuzes maken: wat wordt het onderwerp van mijn boek, welke invalshoek zal ik kiezen, hoe diep moet ik graven, hoe toegankelijk moet mijn schrijfstijl worden? Makkelijke vragen, maar moeilijk te beantwoorden. Het gaat vaak mis.

Bijzonder voor niemand

Veel auteurs willen zo veel mogelijk lezers lokken en schrijven een boek dat zich richt op een breed publiek, bijvoorbeeld een kookboek voor beginners. Op zich een goed idee, want er zijn heel veel mensen die op enig moment beginnen met koken. Helaas zijn er al ontzettend veel kookboeken voor beginners, en heb je ook nog eens concurrentie van nicheboeken die beginners ook aanspreken. Als je speciaal wilt zijn voor iedereen, ben je meestal bijzonder voor niemand.

Omgekeerd kan het ook mis gaan. In principe is het veruit de beste keuze: een niche-onderwerp kiezen voor een niche-publiek. Presentatievaardigheden voor dominees. Met zo’n boek heb je de mogelijkheid om je expertise te delen met mensen die je deskundigheid begrijpen en waarderen. Maar de boekverkoop zal het geen goed doen. En dat is jammer als je als auteur veel in je mars hebt dat ook voor andere mensen interessant is. Misschien kun je beter een boek over presentatievaardigheden schrijven dat ook boeiend is voor mensen uit andere beroepsgroepen.

Optimistische of bezorgde lezers?

Als je een mooi, klein onderwerp hebt gevonden dat je interesseert en een eerste beeld hebt van dat lezerspubliek, kan het alsnog misgaan. Veel auteurs denken bij een doelgroep alleen aan demografische kenmerken als geslacht, leeftijd, beroep, sociale status, economische status en gezinssituatie. Het kunnen belangrijke kenmerken zijn, maar je gaat ermee voorbij aan de belangrijkste kenmerken van je doelgroep: inhoudelijke interesses.

Het is niet zo interessant of de lezers van je boek over solliciteren via sociale media jong zijn of oud, timmerman of manager, arm of rijk, het is veel belangrijker om erachter te komen wat jouw lezers moeilijk vinden aan online solliciteren. Zijn het optimistische mensen, of bezorgde mensen? Hebben ze veel of weinig ervaring met solliciteren en sociale media? Lezen ze je boek voor hun plezier, of tegen hun zin? Als je de antwoorden op dit soort vragen kunt vinden, kun je er bij het schrijven van je boek rekening mee houden.

Wat wilt u weten?

Schaam je niet als je als auteur nog geen beeld hebt van je lezerspubliek. Ga er maar vanuit dat het gros van alle ondernemingen geen flauw idee heeft wie hun producten en diensten afnemen. Als jij het wel wilt weten, zul je op onderzoek moeten gaan. Er zijn twee manieren om dat te doen.

De eerste manier is door eenzijdig te besluiten wie jouw lezerspubliek zou moeten zijn. Wat voor mensen zijn het? Welke zorgen wil je bij ze wegnemen? Welke voordelen zullen ze hebben als ze je boek hebben gelezen? Dit is een uitstekende aanpak als je voor jezelf wilt bepalen voor wie je wilt schrijven.

De tweede manier is door onderzoek te doen binnen je potentiële lezerspubliek. Wat voor mensen zijn het? Welke zorgen willen zij dat jij wegneemt? Welke voordelen willen ze hebben als ze je boek hebben gelezen? Dit is een aanpak die niet alleen heel waardevol is als je wilt bepalen voor wie je wilt schrijven, maar ook als je wilt bepalen hoe je moet schrijven als je hen een plezier wilt doen.

In het ideale geval combineer je beide werkwijzen. Vraag jezelf eerst af voor welke doelgroep je wilt schrijven, en vraag die doelgroep vervolgens wat zij verwachten.

Veel werk, marktonderzoek doen als auteur? Dat hoeft niet. Misschien kun je je lezers online makkelijk vinden, en ze via een enquête ondervragen. Misschien kun je gewoon eens gaan praten met tien mensen waarvan je verwacht dat ze geïnteresseerd zijn in je boek. Sommigen zullen veel meer weten dan je had verwacht, anderen veel minder. Wedden dat je versteld staat over wat die gesprekken opleveren.

Plaag lezers niet met voetnoten

Als lezer en uitgever heb ik een haat-liefdeverhouding met eindnoten en voetnoten. En eerlijk gezegd is er van liefde zelden sprake. Mijn advies aan auteurs is in principe om noten te vermijden, al was het maar omdat er een aantrekkelijk alternatief is.

Voor wetenschappelijke artikelen en boeken zijn eind- en voetnoten een uitkomst. Als wetenschapper wil je de lezer niet ophouden met uitgebreide achtergrondinformatie over een citaat, een persoon of een belangrijk feit, maar je wilt de lezer wel de mogelijkheid bieden om er meer informatie over op te zoeken en feiten te controleren, en daarom plaats je die aanvullende informatie in een noot buiten de broodtekst. Dankzij de noot kan de geïnteresseerde lezer de informatie elders lezen, onderaan de pagina (in een voetnoot) of achterin het boek (eindnoot).

Voor een historicus kan het bijvoorbeeld belangrijk zijn dat hij niet alleen weet dat een citaat afkomstig is uit Johan Huizinga’s Herfsttij der Middeleeuwen, maar ook dat het citaat afkomstig is uit de eerste druk van de geredigeerde versie uit 2018 van Huizinga-specialist Dr. Anton van der Lem.

Sta-in-de-weg

Voor niet-wetenschappelijke artikelen en boeken, zoals managementboeken, zijn noten in mijn ogen bijna altijd overbodig. Als auteur volstaat het om ervoor te zorgen dat de meeste lezers jouw teksten begrijpen. Het is genoeg om te beschrijven dat een citaat afkomstig is uit ‘Herfsttij der Middeleeuwen, het veelgeprezen boek van historicus Johan Huizinga over het leven in de late middeleeuwen’. Ik noem zo’n omschrijving de journalistieke methode: je beschrijft de belangrijkste informatie, maar niet meer dan dat. In het ideale geval kies je je woorden zo, dat de geïnteresseerde lezer moeiteloos meer informatie kan opzoeken met de trefwoorden ‘johan, huizinga, herfsttij, middeleeuwen’.

In de meeste boeken vind ik noten niet alleen inhoudelijk overbodig, maar ik ervaar ze ook visueel als een sta-in-de-weg. De cijfers in de tekst die verwijzen naar de noten zijn misschien klein, maar ik blijf er altijd achter haken met mijn gedachten. Voor mij zijn het allemaal portemonnees aan een touwtje. Ik weet ook wel dat er voor mij geen geld in die portemonnees zit, maar het lukt me niet om ze te negeren. Als lezer wil ik ongestoord verder wandelen, en dat lukt me niet als ik steeds geconfronteerd word met noten die om mijn aandacht vragen.

Moet jij je schamen voor hij?

Sommige schrijvers schamen zich dat ze het verwijswoord ‘hij’ zo vaak gebruiken. Omdat ze niet willen discrimineren, schrijven ze aan het einde van hun voorwoord dat de lezer overal ‘zij’ mag lezen waar nu ‘hij’ staat. Een taalkundige blunder of een emanciperende daad?

Op het eerste gezicht is de spelregel eenvoudig. Naar een vrouwelijk zelfstandig naamwoord verwijs je met het verwijswoord ‘zij’, naar een onzijdig zelfstandig naamwoord verwijs je met het verwijswoord ‘het’ en naar een mannelijk zelfstandig naamwoord verwijs je met het verwijswoord ‘hij’. Daar hoef je je niet voor te schamen, het woordgeslacht bepaalt gewoon welk verwijswoord je moet gebruiken. Je hoeft dus niet bang te zijn dat je op een dag vast komt te zitten in een lift met iemand die je met een pen bedreigt en eist dat je geen discriminerende taal meer gebruikt. Hoezo, je houdt je gewoon aan de regels. Toch?

De Nederlandse dichter en taalkundige Willem Bilderdijk omschreef de regels en gewoonten rond het woordgeslacht als een ‘duistere materie’. Goed verwoord, want er is weinig logisch en begrijpelijk aan. En al helemaal niets emancipatoir. Of woorden mannelijk en vrouwelijk zijn, is in de loop van duizenden jaren deels op een natuurlijke manier ontstaan, maar vooral bepaald door de taalpolitie. Het begon met Aristoteles, aan wie we het onderscheid tussen mannelijk, vrouwelijk en onzijdig te danken hebben. Hij beschreef ook welke woorden dat dan moesten zijn en daarmee ontketende hij een discussie die tot op de dag van vandaag voortduurt.

In elke taal en in elke tijd bedachten agenten van de taalpolitie nieuwe regels voor het woordgeslacht. Vrouwen kwamen er meestal bekaaid vanaf. Zo werd de zon naar verluid mannelijk, omdat het de bron is van het licht. De maan werd vrouwelijk, omdat zij het licht slechts van de zon ontvangt. Bomen werden mannelijk, omdat ze hoog en fors zijn, en heesters en kruiden vrouwelijk, omdat ze fijner en kleiner zijn, aldus de Utrechtse taalkundige Willem Gerard Brill. De Duitse taalkundige en sprookjesverzamelaar Jacob Grimm schreef dat actieve woorden mannelijk zijn, en passieve vrouwelijk, alsof het om een natuurkundige wetmatigheid ging.

Als uitgever van managementboeken kan ik bevestigen dat het wemelt van de mannelijke naamwoorden in onze boeken, en dus ook van de mannelijke verwijswoorden. We houden ons aan de taalregels, want we moeten ons nu eenmaal ergens aan vasthouden. Maar daarmee weerspiegelen onze boeken eeuwenoude maatschappelijke denkbeelden. Taalkundig zijn al die mannelijke verwijzingen naar mannelijke naamwoorden misschien correct, maar moreel gezien zijn ze discutabel. Misschien is een excuus in een voorwoord zo stom nog niet.

‘Auteur managementboek betrapt op tunnelvisie’

Gek eigenlijk, dat je deze kop nooit leest, want het komt best vaak voor. Consultants die een boek schrijven over een nieuwe managementmethode, zonder zich af te vragen of er genoeg bewijs is. Hoe voorkom je tunnelvisie als auteur?

Na alle gerechtelijke dwalingen van de afgelopen jaren denkt een officier van justitie wel twee keer na voordat hij iemand beticht op basis van twijfelachtige bewijzen. En ook een wetenschapper is zich er meer dan ooit van bewust dat zijn onderzoeksresultaten moeten kloppen. Auteurs van managementboeken zijn soms wat minder kritisch.

Als auteur geloof je heilig in je visie. Je hebt als consultant bijvoorbeeld goede ervaringen met een methode, en dan zou je zomaar kunnen denken dat die methode overal werkt. Je denkt bij jezelf: dat zouden meer mensen moeten doen! Maar het feit dat jouw methode bij een fietsenfabriek in Drenthe werkt, wil niet zeggen dat hij ook werkt bij een verzekeringsmaatschappij in Zuid-Holland.

Sommige auteurs van non-fictieboeken, en managementboeken in het bijzonder, hebben last van tunnelvisie. Ze zien alleen de feiten die hun visie onderbouwen en hebben weinig oog voor de feiten die hun visie weerspreken. Het is een heel menselijke denkfout. Als je een rode fiets koopt, zie je vervolgens overal rode fietsen, maar er zijn echt ook zwarte, blauwe en witte.

Oogje dicht

Tunnelvisie komt relatief vaak voor bij auteurs omdat er geen ballotage is. Voordat een boek wordt gepubliceerd, zijn er maar weinig mensen betrokken die aan de bel kunnen trekken. Meelezers zijn vaak niet kritisch genoeg om de publicatie van een boek tegen te houden en uitgevers knijpen een oogje dicht als ze denken dat een boek (ondanks de matige onderbouwing) commercieel interessant is.

De praktijk is dat je als auteur aan zelfcensuur moet doen om tunnelvisie te voorkomen. Hoe gepassioneerd je ook bent over je ideeën, het is aan jou om ze kritisch te toetsen. Klopt het wel wat je schrijft? Moet je je stellingen misschien nuanceren? Dat is misschien even slikken, en het kost vast moeite om je verhaal beter te onderbouwen, maar het is de moeite waard. Je verhaal wordt veel geloofwaardiger als je je passie combineert met objectieve feiten.

Maak je boek persoonlijk

Mensen houden van mensen. Zelfs als ze niet van andere mensen houden, dan houden ze wel van zichzelf. Wil je dat mensen zich kunnen inleven in je teksten, maak ze dan persoonlijk. Maar hoe doe je dat? Drie stilistische trucs.

Truc 1: betrek de lezer bij je verhaal

Als auteur van een managementboek ontkom je er niet aan om abstracte objecten of processen te beschrijven. In een boek over samenwerking wil je bijvoorbeeld verschillende vormen beschrijven. Dat kun je abstract beschrijven:

‘In de praktijk heeft een samenwerking tussen organisaties diverse namen, bijvoorbeeld een projectorganisatie, een regieorganisatie, een kernorganisatie, een werkorganisatie…’

Maar je kunt de lezer er ook bij betrekken:

‘In de praktijk heeft een tussenorganisatie diverse namen. Misschien ben je zelf betrokken bij een projectorganisatie, een regieorganisatie, een kernorganisatie, een werkorganisatie…’

Deze truc kun je altijd en overal toepassen. Ik heb het in deze tekst ook gedaan, lees ‘m er maar op na: ‘wil je dat mensen’, ‘hoe doe je dat?’, ‘als auteur ontkom je er niet aan om’, ‘kun je abstract beschrijven’, ‘je kunt de lezer ook’, enzovoort. De overtreffende trap van deze truc vereist dat je de lezer niet alleen aanspreekt, maar hem ook een functie geeft. In de volgende drie stappen maak ik een abstracte functie steeds persoonlijker:

‘Voor managers is dagelijks contact met medewerkers essentieel.’

‘Als je manager bent, is dagelijks contact met je medewerkers essentieel.’

‘Als je bijvoorbeeld salesmanager bent, is dagelijks contact met je team essentieel.’

Natuurlijk is niet elke lezer salesmanager, maar als je in de loop van je boek steeds nieuwe concrete beroepen en situaties bedenkt, komt de lezer vast een keer aan bod. En in elk geval verlevendig je de tekst, van abstract naar persoonlijk. Dat waardeert elke lezer.

Truc 2: stop echte mensen in je boek

Een alternatieve manier om een tekst persoonlijker te maken is om menselijke bronnen aan te halen:

‘Volgens hoogleraar Ingeborg Mårtensdotter van de Universiteit van Stockholm is de makkelijkste manier om een tekst persoonlijker te maken om menselijke bronnen aan te halen.’

Een variant op deze tweede truc is het beschrijven van realistische of denkbeeldige cases. Zowel het citeren van bronnen als het schrijven van cases is tijdrovend, maar meer dan de moeite waard voor het verlevendigen van je teksten – nog afgezien van het feit dat het de betrouwbaarheid van je tekst kan vergroten.

Truc 3. Stop jezelf in je boek

Hier wordt het gevaarlijk. Niets is irritanter dan een boek lezen waarin de auteur zichzelf als een wethouder Hekking continu op de voorgrond dringt. Maar jezelf wegcijferen vind ik ook geen optie. De kunst is om duidelijk te maken dat je boek is geschreven door een levend mens, zonder dat het boek continu over jou gaat.

Een non-fictieboek biedt drie mogelijkheden om je als auteur te laten zien. Een plek waar je dit ongeremd kunt doen, is in het voorwoord. De tweede manier is om hier en daar op persoonlijke titel een feit of mening te verkondigen: ‘Volgens mij word je nat als je door de regen loopt’. De derde manier is door persoonlijke ervaringen te delen, bijvoorbeeld in de vorm van losse kaders.

Als auteur hoor je een rol te hebben in je boek, maar de kunst is om voorzichtig te doseren. Twijfel je, vraag dan aan meelezers hoe ze je aanwezigheid hebben ervaren.

Hoeveel is een boek waard?

Schrijvers en uitgevers produceren een artisanaal product dat voor een weggeefprijs in de schappen ligt. Eigenlijk zou een boek twee keer zoveel moeten kosten. Wie biedt?

Voor debuterende schrijvers is de economische werkelijkheid van hun nieuwe bestaan een bittere confrontatie. Als ze ontdekken wat er wordt verdiend aan het schrijven, uitgeven en verkopen van een boek pinkt menigeen een traan weg. Wat onderaan de streep resteert, is trots en waardering, maar financieel zit iedereen met een kater als hij ziet hoeveel de verkoop van zijn boeken heeft opgeleverd. Het is hetzelfde lot als dat van de boer die met zijn karbonade, melk en aardappel ook minder verdient dan hij verdient.

Gelukkig hebben de auteurs van onze managementboeken het voordeel dat ze hun boek kunnen inzetten als marketinginstrument, waardoor hun investering per saldo goed uitpakt, maar dat voordeel hebben de meeste auteurs helaas niet.

Elk boek is een biologisch boek

Een belangrijke oorzaak van het verdriet is de prijs van boeken, die veel te laag is als je het mij vraagt. Elk boek is een biologisch boek. Als je alle tijd en passie die erin wordt geïnvesteerd, zou verdisconteren in de prijs, zou deze veel hoger moeten zijn. Waarom kost een game 59,95 en een boek amper de helft?

Een boek is maar van papier, maar een boek wordt met evenveel liefde gemaakt als een Rolls Royce, een goede fles whisky of een paar mooie schoenen. Het is voor iedereen die betrokken is bij het maken van boeken jaloersmakend om te zien hoeveel er voor andere producten wordt afgerekend aan de kassa.

Geen schrijver op het Malieveld

Gelukkig is er niemand die er wakker van ligt. Schrijvers blijven schrijven, uitgevers blijven uitgeven en boekverkopers blijven verkopen. Ook in dat opzicht zijn we familie van de boeren: met een mythische volharding gaan we door, ook al weten we dat de werkelijke beloning niet in aardse goederen zal worden verrekend. Op het Malieveld zul je ons nooit treffen. Wat zonde is, alleen al voor de teksten op de spandoeken zou het de moeite waard zijn.

Hoe bouw je spanning op in een saai boek?

Het is veelgevraagd in dit tijdperk van sociale media waarin topics amper een dag trending blijven: een lezer een non-fictieboek voorschotelen van 256 pagina’s en verwachten dat hij het van A tot Z uitleest. Om te zorgen voor spanning die de lezer uitnodigt om door te lezen, kun je gelukkig gebruikmaken van de trucs die romanschrijvers gebruiken om de lezer te blijven boeien.

In een thriller wil je op de eerste pagina nog niet weten wie de moord heeft gepleegd. De auteur houdt je het hele boek aan het lijntje, en als lezer geniet je van de onzekerheid, van de vage toespelingen op daders en hun motieven. Het is heel eenvoudig, zei de Amerikaanse thrillerschrijver Jim Grant, beter bekend onder zijn pseudoniem Lee Child: ‘Je schrijft een thriller door in het begin van het boek een vraag te stellen, en ‘m pas aan het einde te beantwoorden’. Niemand die een spannend boek koopt, zal bezwaar hebben tegen dit principe, integendeel, het lezen van een thriller is een urenlange daad van zelfkastijding, de lezer rekent erop dat hij verdwaalt en pagina’s lang geen spoor kan vinden dat hem thuisbrengt.

Kun je de technieken van de thrillerschrijver ongewijzigd gebruiken als je een non-fictieboek schrijft over lean organiseren of de kunst van idealisme? Kun je een heel boek wachten met het geven van het antwoord op de belangrijkste vraag van het boek? Dat laatste is wellicht een te grote uitdaging voor de lezer van een managementboek die andere verwachtingen heeft, maar in principe gelden voor een non-fictieboek dezelfde spelregels voor het opbouwen van spanning. Er zijn te veel technieken om te noemen, maar dit zijn drie bruikbare manieren om je lezer op het puntje van zijn stoel te krijgen en te houden.

Creëer een (intern en extern) conflict

Jason Bourne en Anna Karenina lijken als twee druppels water op elkaar. Hoewel ze de hoofdpersonen zijn in geheel verschillende romanvormen zijn ze beiden knap, intelligent, sociaal en gezegend met een fijn gevoel voor goed en kwaad. En daarom botsen ze heftig met hun antagonisten, met de mensen met wie ze samenleven en samenwerken. Hun dagelijks leven wordt zo een bron van conflicten. Op Jason Bourne wordt gejaagd omdat hij een risico is voor zijn egoïstische opdrachtgevers, Anna Karenina vlucht voor haar liefdeloze huwelijk en kille aristocratische milieu.

Wacht even, zul je zeggen: een non-fictieboek heeft helemaal geen karakters, dus hoe kan ik dan een conflict creëren? Niets is minder waar, want de meeste non-fictieboeken gaan ook over conflicten tussen mensen. Ga maar na: als je een boek schrijft over zelfsturende teams, schrijf je eigenlijk over de mensen die traditioneel werken en de mensen die zelfsturend werken; als je een boek schrijft over stoppen met roken, schrijf je over mensen die kiezen voor gezondheid en mensen die hun gezondheid bedreigen. De kunst is om de vertegenwoordigers van beide groepen invoelbaar te beschrijven en hun verschillende visies en dagelijkse activiteiten te laten botsen:

Rokers denken dat hun verslaving onzichtbaar is. Ze koesteren hun sigaretten als de onzichtbare tattoo op hun enkel, alleen zichtbaar voor henzelf en hun geliefden. Maar de werkelijkheid is anders. Niet-rokers herkennen de verslaving aan de rimpels en de vlekken in hun gezicht en ruiken het aan de asbaklucht die rokers als ongewassen kleding met zich meedragen.

Vergeet hierbij ook de lezer niet, in het voorgaande geval de roker. Je kunt hem bijvoorbeeld prikkelen door stellingen te poneren waarvan je weet dat hij het er niet mee eens zal zijn.

Verhoog de inzet, en dan nog een keer

In een roman slaagt de held nooit de eerste keer. Romanschrijvers gebruiken de ‘regel van drie’. De eerste keer kan de held zijn vijand niet vinden. De tweede keer weigert zijn wapen en wordt hij gevangengenomen. De derde keer verslaat hij zijn vijand alsnog dankzij zijn inzet, charme en geniale brein.

Hoe kun je in jouw boek de spanning opvoeren? Kun je beschrijven hoe traditionele teams keer op keer falen, en hoe zelfsturende teams in dezelfde situatie succesvol zijn (of omgekeerd)? Kun je beschrijven wat onderhandelaars steeds fout doen, en hoe ze het dankzij jouw adviezen beter kunnen doen? Smeer dit soort ontwikkelingen uit over een hoofdstuk of zelfs een heel boek, en het resultaat is direct een stuk spannender.

Zorg voor onverwachte wendingen

Er is niets vervelenders dan een verhaal dat eindeloos voortkabbelt. Je kunt de oogleden van je lezers omhoog houden door verrassende wendingen op te nemen in je verhaal. Dit doe je al door je boek goed te structureren; elke nieuw hoofdstuk en elke nieuwe paragraaf vertegenwoordigt een nieuwe wending, en alleen dat is al prettig voor de lezer. Het wordt nog spannender als je iets beschrijft dat de lezer niet verwacht. Dit kan een origineel onderdeel van je betoog zijn, maar ook een anekdote, die de lezer per definitie niet had kunnen verwachten. Als je een mooi voorbeeld of een aantrekkelijke case kunt beschrijven, kan de lezer er weer even tegen. Hij is opgefrist, en hoopt natuurlijk dat hij verder in het boek nog zo’n anekdote zal tegenkomen.

Schroom niet om trucs uit Hollywood te gebruiken, zoals de cliffhanger: eindig een hoofdstuk met een onverwachte boodschap of vraag, die je in het volgende hoofdstuk gaat beantwoorden. Waarschijnlijk.

Publiceer je boek op het juiste moment

Publiceer je boek als het onderwerp ervan actueel is. Maak niet de fout om je boek over vakanties, middenin de vakantie te laten verschijnen; een boek over politiek, een dag na de verkiezingen.

Voor de broodnodige promotie is het belangrijk dat je boek op het juiste moment verschijnt. Bij het bedenken van de ideale verschijningsdatum kun je rekening houden met de lezer, de boekhandel en met journalisten. 

Journalisten brengen graag nieuws, dat is hun werk. Als je de kans op aandacht voor je boek wilt vergroten, is het belangrijk dat het moment waarop je boek verschijnt journalisten goed uitkomt. Schrijf je een boek over duurzaamheid? Zoek dan uit of er rond de tijd dat je boek uitkomt een event plaatsvindt waar je bij kunt aansluiten. Als je boek korte tijd voor een wereldwijde klimaatconferentie uitkomt, maak je meer kans op een telefoontje van de Volkskrant dan als je boek een week na de conferentie verschijnt. Journalisten hebben continu experts nodig die nieuws kunnen maken en duiden, en als jij er op tijd bij bent, zou je wel eens goed van pas kunnen komen. Belangrijk: vertel journalisten niet waar ze aandacht aan moeten besteden, dat bepalen ze zelf wel, maar bedenk wel actief hoe jouw boodschap gekoppeld kan worden aan de betreffende gebeurtenis. Daar kun je op inspelen in een persbericht en in gesprek met journalisten.

Houd bij de publicatie van je boek ook rekening met de boekhandel. In januari, mei en september zijn de boekenbeurzen waar inkopers de boeken bestellen die een paar maanden later in hun boekhandels verschijnen. Omdat jij of je uitgever in staat moet zijn om je boek rond deze tijd aan de inkopers te presenteren, moet je boek enige tijd na een beurs verschijnen.

Je kunt de belangstelling van lezers ook beïnvloeden door het juiste moment te kiezen. Een boek over verkoudheid zal het beter doen in de winter dan in de zomer. Een boek over tuinieren zal het weer beter doen in de zomer dan in de winter. Kijk nog eens kritisch naar het onderwerp van je boek: in welke tijd van het jaar past het? Bij welke gebeurtenis sluit het aan?

Sommige uitgeverijen leggen boeken maandenlang op de plank om in staat te zijn om het boek op het geplande moment te laten verschijnen. Dat is frustrerend voor de auteur, maar het is uiteindelijk een lucratieve aanpak. Het kan zelfs slim zijn om helemaal geen moment te plannen, maar de verschijning af te laten hangen van een spontane gebeurtenis. Als je een boek hebt geschreven over faillissementen bij bedrijven, dan kan het de moeite waard zijn om te wachten tot het volgende faillissement zich aandient.