Skip to main content

Tag: Uitgeverij

Moet jij je schamen voor hij?

Sommige schrijvers schamen zich dat ze het verwijswoord ‘hij’ zo vaak gebruiken. Omdat ze niet willen discrimineren, schrijven ze aan het einde van hun voorwoord dat de lezer overal ‘zij’ mag lezen waar nu ‘hij’ staat. Een taalkundige blunder of een emanciperende daad?

Op het eerste gezicht is de spelregel eenvoudig. Naar een vrouwelijk zelfstandig naamwoord verwijs je met het verwijswoord ‘zij’, naar een onzijdig zelfstandig naamwoord verwijs je met het verwijswoord ‘het’ en naar een mannelijk zelfstandig naamwoord verwijs je met het verwijswoord ‘hij’. Daar hoef je je niet voor te schamen, het woordgeslacht bepaalt gewoon welk verwijswoord je moet gebruiken. Je hoeft dus niet bang te zijn dat je op een dag vast komt te zitten in een lift met iemand die je met een pen bedreigt en eist dat je geen discriminerende taal meer gebruikt. Hoezo, je houdt je gewoon aan de regels. Toch?

De Nederlandse dichter en taalkundige Willem Bilderdijk omschreef de regels en gewoonten rond het woordgeslacht als een ‘duistere materie’. Goed verwoord, want er is weinig logisch en begrijpelijk aan. En al helemaal niets emancipatoir. Of woorden mannelijk en vrouwelijk zijn, is in de loop van duizenden jaren deels op een natuurlijke manier ontstaan, maar vooral bepaald door de taalpolitie. Het begon met Aristoteles, aan wie we het onderscheid tussen mannelijk, vrouwelijk en onzijdig te danken hebben. Hij beschreef ook welke woorden dat dan moesten zijn en daarmee ontketende hij een discussie die tot op de dag van vandaag voortduurt.

In elke taal en in elke tijd bedachten agenten van de taalpolitie nieuwe regels voor het woordgeslacht. Vrouwen kwamen er meestal bekaaid vanaf. Zo werd de zon naar verluid mannelijk, omdat het de bron is van het licht. De maan werd vrouwelijk, omdat zij het licht slechts van de zon ontvangt. Bomen werden mannelijk, omdat ze hoog en fors zijn, en heesters en kruiden vrouwelijk, omdat ze fijner en kleiner zijn, aldus de Utrechtse taalkundige Willem Gerard Brill. De Duitse taalkundige en sprookjesverzamelaar Jacob Grimm schreef dat actieve woorden mannelijk zijn, en passieve vrouwelijk, alsof het om een natuurkundige wetmatigheid ging.

Als uitgever van managementboeken kan ik bevestigen dat het wemelt van de mannelijke naamwoorden in onze boeken, en dus ook van de mannelijke verwijswoorden. We houden ons aan de taalregels, want we moeten ons nu eenmaal ergens aan vasthouden. Maar daarmee weerspiegelen onze boeken eeuwenoude maatschappelijke denkbeelden. Taalkundig zijn al die mannelijke verwijzingen naar mannelijke naamwoorden misschien correct, maar moreel gezien zijn ze discutabel. Misschien is een excuus in een voorwoord zo stom nog niet.

‘Auteur managementboek betrapt op tunnelvisie’

Gek eigenlijk, dat je deze kop nooit leest, want het komt best vaak voor. Consultants die een boek schrijven over een nieuwe managementmethode, zonder zich af te vragen of er genoeg bewijs is. Hoe voorkom je tunnelvisie als auteur?

Na alle gerechtelijke dwalingen van de afgelopen jaren denkt een officier van justitie wel twee keer na voordat hij iemand beticht op basis van twijfelachtige bewijzen. En ook een wetenschapper is zich er meer dan ooit van bewust dat zijn onderzoeksresultaten moeten kloppen. Auteurs van managementboeken zijn soms wat minder kritisch.

Als auteur geloof je heilig in je visie. Je hebt als consultant bijvoorbeeld goede ervaringen met een methode, en dan zou je zomaar kunnen denken dat die methode overal werkt. Je denkt bij jezelf: dat zouden meer mensen moeten doen! Maar het feit dat jouw methode bij een fietsenfabriek in Drenthe werkt, wil niet zeggen dat hij ook werkt bij een verzekeringsmaatschappij in Zuid-Holland.

Sommige auteurs van non-fictieboeken, en managementboeken in het bijzonder, hebben last van tunnelvisie. Ze zien alleen de feiten die hun visie onderbouwen en hebben weinig oog voor de feiten die hun visie weerspreken. Het is een heel menselijke denkfout. Als je een rode fiets koopt, zie je vervolgens overal rode fietsen, maar er zijn echt ook zwarte, blauwe en witte.

Oogje dicht

Tunnelvisie komt relatief vaak voor bij auteurs omdat er geen ballotage is. Voordat een boek wordt gepubliceerd, zijn er maar weinig mensen betrokken die aan de bel kunnen trekken. Meelezers zijn vaak niet kritisch genoeg om de publicatie van een boek tegen te houden en uitgevers knijpen een oogje dicht als ze denken dat een boek (ondanks de matige onderbouwing) commercieel interessant is.

De praktijk is dat je als auteur aan zelfcensuur moet doen om tunnelvisie te voorkomen. Hoe gepassioneerd je ook bent over je ideeën, het is aan jou om ze kritisch te toetsen. Klopt het wel wat je schrijft? Moet je je stellingen misschien nuanceren? Dat is misschien even slikken, en het kost vast moeite om je verhaal beter te onderbouwen, maar het is de moeite waard. Je verhaal wordt veel geloofwaardiger als je je passie combineert met objectieve feiten.

Maak je boek persoonlijk

Mensen houden van mensen. Zelfs als ze niet van andere mensen houden, dan houden ze wel van zichzelf. Wil je dat mensen zich kunnen inleven in je teksten, maak ze dan persoonlijk. Maar hoe doe je dat? Drie stilistische trucs.

Truc 1: betrek de lezer bij je verhaal

Als auteur van een managementboek ontkom je er niet aan om abstracte objecten of processen te beschrijven. In een boek over samenwerking wil je bijvoorbeeld verschillende vormen beschrijven. Dat kun je abstract beschrijven:

‘In de praktijk heeft een samenwerking tussen organisaties diverse namen, bijvoorbeeld een projectorganisatie, een regieorganisatie, een kernorganisatie, een werkorganisatie…’

Maar je kunt de lezer er ook bij betrekken:

‘In de praktijk heeft een tussenorganisatie diverse namen. Misschien ben je zelf betrokken bij een projectorganisatie, een regieorganisatie, een kernorganisatie, een werkorganisatie…’

Deze truc kun je altijd en overal toepassen. Ik heb het in deze tekst ook gedaan, lees ‘m er maar op na: ‘wil je dat mensen’, ‘hoe doe je dat?’, ‘als auteur ontkom je er niet aan om’, ‘kun je abstract beschrijven’, ‘je kunt de lezer ook’, enzovoort. De overtreffende trap van deze truc vereist dat je de lezer niet alleen aanspreekt, maar hem ook een functie geeft. In de volgende drie stappen maak ik een abstracte functie steeds persoonlijker:

‘Voor managers is dagelijks contact met medewerkers essentieel.’

‘Als je manager bent, is dagelijks contact met je medewerkers essentieel.’

‘Als je bijvoorbeeld salesmanager bent, is dagelijks contact met je team essentieel.’

Natuurlijk is niet elke lezer salesmanager, maar als je in de loop van je boek steeds nieuwe concrete beroepen en situaties bedenkt, komt de lezer vast een keer aan bod. En in elk geval verlevendig je de tekst, van abstract naar persoonlijk. Dat waardeert elke lezer.

Truc 2: stop echte mensen in je boek

Een alternatieve manier om een tekst persoonlijker te maken is om menselijke bronnen aan te halen:

‘Volgens hoogleraar Ingeborg Mårtensdotter van de Universiteit van Stockholm is de makkelijkste manier om een tekst persoonlijker te maken om menselijke bronnen aan te halen.’

Een variant op deze tweede truc is het beschrijven van realistische of denkbeeldige cases. Zowel het citeren van bronnen als het schrijven van cases is tijdrovend, maar meer dan de moeite waard voor het verlevendigen van je teksten – nog afgezien van het feit dat het de betrouwbaarheid van je tekst kan vergroten.

Truc 3. Stop jezelf in je boek

Hier wordt het gevaarlijk. Niets is irritanter dan een boek lezen waarin de auteur zichzelf als een wethouder Hekking continu op de voorgrond dringt. Maar jezelf wegcijferen vind ik ook geen optie. De kunst is om duidelijk te maken dat je boek is geschreven door een levend mens, zonder dat het boek continu over jou gaat.

Een non-fictieboek biedt drie mogelijkheden om je als auteur te laten zien. Een plek waar je dit ongeremd kunt doen, is in het voorwoord. De tweede manier is om hier en daar op persoonlijke titel een feit of mening te verkondigen: ‘Volgens mij word je nat als je door de regen loopt’. De derde manier is door persoonlijke ervaringen te delen, bijvoorbeeld in de vorm van losse kaders.

Als auteur hoor je een rol te hebben in je boek, maar de kunst is om voorzichtig te doseren. Twijfel je, vraag dan aan meelezers hoe ze je aanwezigheid hebben ervaren.

Hoeveel is een boek waard?

Schrijvers en uitgevers produceren een artisanaal product dat voor een weggeefprijs in de schappen ligt. Eigenlijk zou een boek twee keer zoveel moeten kosten. Wie biedt?

Voor debuterende schrijvers is de economische werkelijkheid van hun nieuwe bestaan een bittere confrontatie. Als ze ontdekken wat er wordt verdiend aan het schrijven, uitgeven en verkopen van een boek pinkt menigeen een traan weg. Wat onderaan de streep resteert, is trots en waardering, maar financieel zit iedereen met een kater als hij ziet hoeveel de verkoop van zijn boeken heeft opgeleverd. Het is hetzelfde lot als dat van de boer die met zijn karbonade, melk en aardappel ook minder verdient dan hij verdient.

Gelukkig hebben de auteurs van onze managementboeken het voordeel dat ze hun boek kunnen inzetten als marketinginstrument, waardoor hun investering per saldo goed uitpakt, maar dat voordeel hebben de meeste auteurs helaas niet.

Elk boek is een biologisch boek

Een belangrijke oorzaak van het verdriet is de prijs van boeken, die veel te laag is als je het mij vraagt. Elk boek is een biologisch boek. Als je alle tijd en passie die erin wordt geïnvesteerd, zou verdisconteren in de prijs, zou deze veel hoger moeten zijn. Waarom kost een game 59,95 en een boek amper de helft?

Een boek is maar van papier, maar een boek wordt met evenveel liefde gemaakt als een Rolls Royce, een goede fles whisky of een paar mooie schoenen. Het is voor iedereen die betrokken is bij het maken van boeken jaloersmakend om te zien hoeveel er voor andere producten wordt afgerekend aan de kassa.

Geen schrijver op het Malieveld

Gelukkig is er niemand die er wakker van ligt. Schrijvers blijven schrijven, uitgevers blijven uitgeven en boekverkopers blijven verkopen. Ook in dat opzicht zijn we familie van de boeren: met een mythische volharding gaan we door, ook al weten we dat de werkelijke beloning niet in aardse goederen zal worden verrekend. Op het Malieveld zul je ons nooit treffen. Wat zonde is, alleen al voor de teksten op de spandoeken zou het de moeite waard zijn.

Hoe bouw je spanning op in een saai boek?

Het is veelgevraagd in dit tijdperk van sociale media waarin topics amper een dag trending blijven: een lezer een non-fictieboek voorschotelen van 256 pagina’s en verwachten dat hij het van A tot Z uitleest. Om te zorgen voor spanning die de lezer uitnodigt om door te lezen, kun je gelukkig gebruikmaken van de trucs die romanschrijvers gebruiken om de lezer te blijven boeien.

In een thriller wil je op de eerste pagina nog niet weten wie de moord heeft gepleegd. De auteur houdt je het hele boek aan het lijntje, en als lezer geniet je van de onzekerheid, van de vage toespelingen op daders en hun motieven. Het is heel eenvoudig, zei de Amerikaanse thrillerschrijver Jim Grant, beter bekend onder zijn pseudoniem Lee Child: ‘Je schrijft een thriller door in het begin van het boek een vraag te stellen, en ‘m pas aan het einde te beantwoorden’. Niemand die een spannend boek koopt, zal bezwaar hebben tegen dit principe, integendeel, het lezen van een thriller is een urenlange daad van zelfkastijding, de lezer rekent erop dat hij verdwaalt en pagina’s lang geen spoor kan vinden dat hem thuisbrengt.

Kun je de technieken van de thrillerschrijver ongewijzigd gebruiken als je een non-fictieboek schrijft over lean organiseren of de kunst van idealisme? Kun je een heel boek wachten met het geven van het antwoord op de belangrijkste vraag van het boek? Dat laatste is wellicht een te grote uitdaging voor de lezer van een managementboek die andere verwachtingen heeft, maar in principe gelden voor een non-fictieboek dezelfde spelregels voor het opbouwen van spanning. Er zijn te veel technieken om te noemen, maar dit zijn drie bruikbare manieren om je lezer op het puntje van zijn stoel te krijgen en te houden.

Creëer een (intern en extern) conflict

Jason Bourne en Anna Karenina lijken als twee druppels water op elkaar. Hoewel ze de hoofdpersonen zijn in geheel verschillende romanvormen zijn ze beiden knap, intelligent, sociaal en gezegend met een fijn gevoel voor goed en kwaad. En daarom botsen ze heftig met hun antagonisten, met de mensen met wie ze samenleven en samenwerken. Hun dagelijks leven wordt zo een bron van conflicten. Op Jason Bourne wordt gejaagd omdat hij een risico is voor zijn egoïstische opdrachtgevers, Anna Karenina vlucht voor haar liefdeloze huwelijk en kille aristocratische milieu.

Wacht even, zul je zeggen: een non-fictieboek heeft helemaal geen karakters, dus hoe kan ik dan een conflict creëren? Niets is minder waar, want de meeste non-fictieboeken gaan ook over conflicten tussen mensen. Ga maar na: als je een boek schrijft over zelfsturende teams, schrijf je eigenlijk over de mensen die traditioneel werken en de mensen die zelfsturend werken; als je een boek schrijft over stoppen met roken, schrijf je over mensen die kiezen voor gezondheid en mensen die hun gezondheid bedreigen. De kunst is om de vertegenwoordigers van beide groepen invoelbaar te beschrijven en hun verschillende visies en dagelijkse activiteiten te laten botsen:

Rokers denken dat hun verslaving onzichtbaar is. Ze koesteren hun sigaretten als de onzichtbare tattoo op hun enkel, alleen zichtbaar voor henzelf en hun geliefden. Maar de werkelijkheid is anders. Niet-rokers herkennen de verslaving aan de rimpels en de vlekken in hun gezicht en ruiken het aan de asbaklucht die rokers als ongewassen kleding met zich meedragen.

Vergeet hierbij ook de lezer niet, in het voorgaande geval de roker. Je kunt hem bijvoorbeeld prikkelen door stellingen te poneren waarvan je weet dat hij het er niet mee eens zal zijn.

Verhoog de inzet, en dan nog een keer

In een roman slaagt de held nooit de eerste keer. Romanschrijvers gebruiken de ‘regel van drie’. De eerste keer kan de held zijn vijand niet vinden. De tweede keer weigert zijn wapen en wordt hij gevangengenomen. De derde keer verslaat hij zijn vijand alsnog dankzij zijn inzet, charme en geniale brein.

Hoe kun je in jouw boek de spanning opvoeren? Kun je beschrijven hoe traditionele teams keer op keer falen, en hoe zelfsturende teams in dezelfde situatie succesvol zijn (of omgekeerd)? Kun je beschrijven wat onderhandelaars steeds fout doen, en hoe ze het dankzij jouw adviezen beter kunnen doen? Smeer dit soort ontwikkelingen uit over een hoofdstuk of zelfs een heel boek, en het resultaat is direct een stuk spannender.

Zorg voor onverwachte wendingen

Er is niets vervelenders dan een verhaal dat eindeloos voortkabbelt. Je kunt de oogleden van je lezers omhoog houden door verrassende wendingen op te nemen in je verhaal. Dit doe je al door je boek goed te structureren; elke nieuw hoofdstuk en elke nieuwe paragraaf vertegenwoordigt een nieuwe wending, en alleen dat is al prettig voor de lezer. Het wordt nog spannender als je iets beschrijft dat de lezer niet verwacht. Dit kan een origineel onderdeel van je betoog zijn, maar ook een anekdote, die de lezer per definitie niet had kunnen verwachten. Als je een mooi voorbeeld of een aantrekkelijke case kunt beschrijven, kan de lezer er weer even tegen. Hij is opgefrist, en hoopt natuurlijk dat hij verder in het boek nog zo’n anekdote zal tegenkomen.

Schroom niet om trucs uit Hollywood te gebruiken, zoals de cliffhanger: eindig een hoofdstuk met een onverwachte boodschap of vraag, die je in het volgende hoofdstuk gaat beantwoorden. Waarschijnlijk.

Publiceer je boek op het juiste moment

Publiceer je boek als het onderwerp ervan actueel is. Maak niet de fout om je boek over vakanties, middenin de vakantie te laten verschijnen; een boek over politiek, een dag na de verkiezingen.

Voor de broodnodige promotie is het belangrijk dat je boek op het juiste moment verschijnt. Bij het bedenken van de ideale verschijningsdatum kun je rekening houden met de lezer, de boekhandel en met journalisten. 

Journalisten brengen graag nieuws, dat is hun werk. Als je de kans op aandacht voor je boek wilt vergroten, is het belangrijk dat het moment waarop je boek verschijnt journalisten goed uitkomt. Schrijf je een boek over duurzaamheid? Zoek dan uit of er rond de tijd dat je boek uitkomt een event plaatsvindt waar je bij kunt aansluiten. Als je boek korte tijd voor een wereldwijde klimaatconferentie uitkomt, maak je meer kans op een telefoontje van de Volkskrant dan als je boek een week na de conferentie verschijnt. Journalisten hebben continu experts nodig die nieuws kunnen maken en duiden, en als jij er op tijd bij bent, zou je wel eens goed van pas kunnen komen. Belangrijk: vertel journalisten niet waar ze aandacht aan moeten besteden, dat bepalen ze zelf wel, maar bedenk wel actief hoe jouw boodschap gekoppeld kan worden aan de betreffende gebeurtenis. Daar kun je op inspelen in een persbericht en in gesprek met journalisten.

Houd bij de publicatie van je boek ook rekening met de boekhandel. In januari, mei en september zijn de boekenbeurzen waar inkopers de boeken bestellen die een paar maanden later in hun boekhandels verschijnen. Omdat jij of je uitgever in staat moet zijn om je boek rond deze tijd aan de inkopers te presenteren, moet je boek enige tijd na een beurs verschijnen.

Je kunt de belangstelling van lezers ook beïnvloeden door het juiste moment te kiezen. Een boek over verkoudheid zal het beter doen in de winter dan in de zomer. Een boek over tuinieren zal het weer beter doen in de zomer dan in de winter. Kijk nog eens kritisch naar het onderwerp van je boek: in welke tijd van het jaar past het? Bij welke gebeurtenis sluit het aan?

Sommige uitgeverijen leggen boeken maandenlang op de plank om in staat te zijn om het boek op het geplande moment te laten verschijnen. Dat is frustrerend voor de auteur, maar het is uiteindelijk een lucratieve aanpak. Het kan zelfs slim zijn om helemaal geen moment te plannen, maar de verschijning af te laten hangen van een spontane gebeurtenis. Als je een boek hebt geschreven over faillissementen bij bedrijven, dan kan het de moeite waard zijn om te wachten tot het volgende faillissement zich aandient. 

Laat jij mijn hartje sneller kloppen?

Ik kreeg een mail van Martine. Ze was blijkbaar erg opgewonden geraakt toen ze mijn profielfoto had gezien en zocht contact. Ze vroeg zich af of ik haar hartje sneller wilde laten kloppen. Nog voordat ik haar verzoek had kunnen verwerken, meldde Annet zich bij mij. Ze was mijn e-mailadres kwijtgeraakt, maar had hem gelukkig teruggevonden, zodat ze mij nu kon laten weten dat ze me miste en graag allerlei ondeugende dingen met me wilde doen. Het was dan ook bijna een teleurstelling dat Marscha zich een dag later meldde met de boodschap dat ze wel een relatie met mij wilde, maar dat ze alvast aankondigde dat ze voorlopig wel op zichzelf wilde blijven wonen. 

Nu zult u zeggen: Geerhard, jongen, pas op: tuin er niet in. Dit zijn geen berichten van vrouwen met eerbare bedoelingen. Ja, dat weet ik ook wel. Maar ik was toch gevleid met de aandacht, al was deze afkomstig van ongeïnteresseerde, vadsige Red Bull-drinkende copywriters op een industrieterrein. Aandacht is nu eenmaal altijd welkom. Psycholoog Roos Vonk deed ooit een prachtig onderzoek naar slijmen op het werk. Uit de resultaten bleek dat bazen zelden tot nooit door hadden dat de belangstelling niet oprecht was. 

Als auteur van een non-fictieboek kun je dankbaar profiteren van deze wetenschap. Veel auteurs hebben de neiging om zich heel afstandelijk en rationeel op te stellen. Met al hun adviezen zeggen ze als een strenge bovenmeester tegen de lezer: ‘Tot nu toe heb je alles verkeerd gedaan. Het is hoog tijd dat je het op mijn manier gaat doen.’ Dat is niet zo aardig. Misschien kunnen we wat leren van Martine, Annet en Marscha, en aardiger zijn voor onze lezers. Niet zo belerend zijn, maar wat vaker een compliment uitdelen. Je aandacht is misschien niet oprecht, maar wat is daar mis mee als je lezer er beter mee leert beleggen, onderhandelen of paardrijden?

Een boek schrijven is leuker dan een boek publiceren

Je zult wel ontzettend blij zijn, zeggen mensen als je boek eindelijk is gepubliceerd. Nou nee. Een boek schrijven is veel leuker.  

Mijn boek, over het schrijven van een managementboek, is verschenen. De mensen die mij hebben gecomplimenteerd, zeiden allemaal hetzelfde: ‘Je zult wel blij zijn dat het is gelukt’. Maar ik ben helemaal niet blij. Natuurlijk, ik ben blij dat het is verschenen, maar ik vind het eerder jammer dat het boek af is. De lol van een boek is het schrijven ervan, niet het afronden. Het is net als met een vakantie: je beleeft de meeste plezier aan het beleven van de vakantie, niet aan het fotoalbum. 

Postscribale klachten

Een boek publiceren voelt alsof je na jarenlang mediteren zelfverlichting hebt bereikt, om erachter te komen dat dit niet die mysterieuze toestand is waarin je geen verlangens meer hebt en alleen maar liefde voelt.

Veel auteurs worden zelfs somber als hun boek is verschenen. Ze krijgen last van, zeg maar, postscribale klachten. Ze zouden blij moeten zijn met hun boek, maar dat zijn ze niet. Ze missen het creatieve proces en vooral de slingers, complimenten en succesverkopen die uitblijven. Slingers zijn er alleen tijdens de boekpresentatie, complimenten komen vooral van vrienden (die het boek zelden hebben gelezen) en succesverkopen zijn weggelegd voor een enkeling. En daar zit je dan. Even was je de veelbelovende auteur, nu ben je weer die saaie consultant die je altijd al was.

Feelgoodhormonen

Er zit niets anders op, je zult moeten blijven creëeren om de productie feelgoodhormonen op peil te houden. Het plezier dat het creatieve proces oplevert is verslavend en kan niet opgewekt worden met de herinnering aan dat proces. Een drugsverslaafde raakt ook niet high van de herinnering aan cocaïne. Voor de onmisbare kick moet je doorgaan met een nieuw boek, een blog, een training, een presentatie of een andere manier om je creativiteit te stimuleren.

Bewaar je ideeën voor de eeuwigheid

Ik heb een ijzeren geheugen voor triviale feiten. Over enkele weken weet ik nog steeds wat voor weer het was toen ik deze tekst schreef, wie er tijdens het schrijven belde en of ik koffie dronk of thee. Maar als ik dadelijk een goed idee heb voor een blog, is de kans groot dat ik het over een uur ben vergeten. Ik weet niet of dit gewoon is, of dat ik last heb van een zeldzame medische aandoening, maar ik weet wel dat ik elk idee direct moet opschrijven.

Jarenlang schreef ik elk idee op, op elk willekeurig stukje papier dat binnen handbereik lag, een aantekenboek, de achterkant van een envelop of een bonnetje van de supermarkt. Goedbedoeld, maar zinloos omdat ik mijn ideeën later natuurlijk niet meer kon terugvinden. Inmiddels maak ik gebruik van Herinneringen van Apple. Het is een app die op al mijn apparaten zit en continu gesynchroniseerd wordt. Ik heb er allerlei lijsten in aangemaakt, met ideeën voor bijvoorbeeld boeken en blogs.

Ik heb mezelf aangeleerd om elk idee direct op te slaan, bijvoorbeeld op mijn telefoon. Ik kan het iedereen aanraden, en niet alleen omdat zo alles bewaard blijft. Je ideeën teruglezen is ook een waardevolle les in bescheidenheid, want ze blijken bij nader inzien bepaald niet zo briljant als ik dacht. En zo heel nu en dan red ik een idee dat anders voor eeuwig verloren zou zijn geweest. Zoals het idee voor deze blog.

Wees op je hoede voor de beroemdste vrouw ter wereld

Rebecca Givens is het meest afgebeelde fotomodel ter wereld, maar niemand kent haar naam. Sterker nog: veel mensen betalen niet eens voor haar afbeelding. Maar pas op, want het kan je een fikse rekening opleveren.
 
Lachend voor de Eiffeltoren, joggend voor de skyline van een stad, zonnebadend op het strand: Rebecca Givens is in duizenden poses gefotografeerd en in honderdduizenden foto’s te downloaden op sites als istockphoto.com of shutterstock.com. En dat doen hordes reclamemakers al jarenlang enthousiast, om haar afbeelding te gebruiken voor de verkoop van ijs, benzine of vakanties. Voor slechts een tientje siert haar afbeelding je tijdschrift, brochure of website.

Wat maakt Rebecca zo aantrekkelijk? Het is vast niet alleen haar aantrekkelijke uiterlijk (en haar brede glimlach in het bijzonder), het is ook de moeite die zij en haar fotografen hebben genomen om haar over de hele wereld te fotograferen. En het zijn in het algemeen technisch en artistiek goede foto’s, wat op stockphotosites lang niet altijd het geval is.
 
Tot voor kort wist vrijwel niemand wie ze was. Pas een paar jaar geleden is ze voorzichtig begonnen met bekendmaken wie ze was: Rebecca Givens, een jonge Canadese vrouw met een Chinese moeder en een Frans-Canadese vader, wat haar multiculturele uiterlijk verklaart. Ze begon met modellenwerk in 2005 en was al snel  een van de meest gewilde modellen ter wereld. Vrijwel elke dag heeft ze een photoshoot, of wordt ze in haar dagelijks leven gefotografeerd. Ze is er zo beroemd mee geworden, dat ze fansites heeft, er is zelfs een (vrij bizarre) muziekvideo over haar gemaakt. Inmiddels heeft Rebecca ook haar eigen blogsite.

Rebecca kan zo vertrouwd overkomen, dat je bijna zou vergeten om voor haar afbeeldingen te betalen. Niet doen, in de eerste plaats omdat Rebecca en de fotografen met wie ze werkt ervan leven. Maar ook omdat onbetaald gebruik van een foto van Rebecca (of een andere stockphoto, trouwens) je een fikse naheffing kan opleveren.
 
Je zou niet de eerste zijn die een mail of brief van een stockbureau als Getty of Shutterstock ontvangt met een rekening van honderden euro’s, of zelfs meer dan duizend. Soms willen bureaus de prijs nog wel eens verlagen als je contact opneemt, excuses maakt en uitlegt waarom je niet voor de foto hebt betaalt, maar anders loop je het risico dat je de volle mep moet betalen. Maar ja, dat krijg je als je goede sier maakt met de beroemdste vrouw ter wereld maar niet bereid bent om haar drankje te betalen.

Aan uw linkerkant ziet u de topische zin

Stel je voor, een land zonder routeborden. Overal wegen, maar nergens een aanwijzing waardoor je weet waar je naartoe gaat. Dat is precies wat een lezer ervaart als je boek geen topische zinnen bevat. Wil je dat je lezer niet verdwaalt, hang dan hier en daar een bord op.

Een topische zin is een korte omschrijving van wat er in een tekst aan bod komt. Zo’n zin is idealiter de opening van een alinea of een paragraaf. Je vertelt ermee wat je gaat vertellen. Daarna ga je het vertellen, en in het ideale geval vertel je vervolgens wat je hebt verteld.
Ja maar, zeg je, mijn lezer is toch niet dom? Nee, hij is inderdaad niet dom, maar wel onwetend. Hij weet niet welke route jij hebt uitgestippeld, sterker nog: hij weet niet eens wat de bestemming is in de alinea of de paragraaf die jij hebt geschreven.
En ja, je gebruikt natuurlijk al tussenkoppen, maar die zijn vaak wat poëtisch geformuleerd om de lezer de tekst in te lokken. Dus ze maken vaak niet duidelijk waar de tekst over zal gaan.
 
Verdwaald
 
De topische zin is niet populair in non-fictie. Auteurs volgen vermoedelijk het voorbeeld van thrillerschrijvers, die zo langzaam en subtiel mogelijk kruimels verspreiden die dader en motief verraden. Maar er is een groot verschil tussen fictie en non-fictie: bij een thriller gaat het in de eerste plaats om de zoektocht, bij een managementboek gaat het in de eerste plaats om de dader en het motief. Een dwaalspoor is het laatste waar je op zit te wachten als je een managementboek over onderhandelen zit te lezen.
 
Ik verdwaal regelmatig in een managementboek. Ik weet niet waar ik ben en ik weet niet waar ik heen ga. In een thriller gaat het tenminste nog onweren als er iets vreselijks gaat gebeuren, maar in menig managementboek heb ik geen enkel houvast. Stond er maar een topische zin. Het is een fantastisch hulpmiddel dat je niet vaak genoeg kunt gebruiken. Hoe doe je dat?
 
Geen puzzel
 
Er is niet één beste manier om de topische zin te gebruiken. Je kunt ’m op allerlei manieren toepassen, als hij de lezer maar duidelijk maakt wat hij kan verwachten. Het hoeft echt geen saaie zin te zijn, de taal biedt genoeg mogelijkheden om ’m aantrekkelijk te maken.
 
Er zijn ontelbare manieren om de lezer de weg te wijzen in een topische zin, in het volgende overzicht geef ik vijf willekeurige voorbeelden. Je zult zien dat elke topische zin het vervolg in een ander daglicht plaatst. Ik gebruik steeds hetzelfde voorbeeld, dat ik om te beginnen zonder topische zin beschrijf:
 
‘Bij ANZIS beginnen medewerkers elke dag met een korte werkbespreking. Ze horen welke nieuwe opdrachten er zijn binnengekomen en overleggen welke werkzaamheden ze die dag kunnen uitvoeren.’
 
In deze formulering wordt niet echt duidelijk waarom het belangrijk is om te weten hoe ze bij ANZIS werken. Met een topische zin kan dat op allerlei verschillende manieren.
 
1.    Geef een samenvatting van de tekst die volgt:
 
‘ANZIS is de grootste Nederlandse onderneming zonder managers. De manier waarop het werk wordt gecoördineerd is uniek. Bij ANZIS beginnen medewerkers elke dag …’
 
2.    Beschrijf wat het doel is van de tekst die volgt:
 
‘De manier waarop de medewerkers van ANZIS overleggen is een voorbeeld van een nieuw theoretisch model. Bij ANZIS beginnen medewerkers elke dag …’
 
3.    Beschrijf wat de structuur is van de tekst:
 
‘Werkbesprekingen volgen vrijwel altijd dezelfde formule, er zijn eigenlijk maar drie varianten die in de praktijk worden toegepast. Bij ANZIS beginnen medewerkers elke dag …’
 
4.    Beschrijf hoe een detail zich verhoudt tot het grote geheel:
 
‘Er wordt steeds meer gepraat op de werkvloer in Nederland. Zo is een teammeeting de normaalste zaak van de wereld geworden. Bij ANZIS beginnen medewerkers elke dag …’
 
5.    Beschrijf wat jouw mening is over de tekst die volgt:
 
‘Volgens mij kun je nooit genoeg overleggen. De manier waarop men dat doet bij ANZIS is een voorbeeld van hoe het hoort. Bij ANZIS beginnen medewerkers elke dag …’
 
Elke alinea, elke paragraaf en elk hoofdstuk vraagt om een routebord, een topische zin die de lezer duidelijk maakt wat hij kan verwachten. De enige manier om te ontdekken welke topische zin waar werkt, is door ermee te experimenteren. Langzaam maar zeker zul je beter worden, en mooiere en subtielere zinnen bedenken om de lezer bij de hand te nemen en de weg te wijzen. Alles mag, als de lezer maar niet verdwaalt.

Over bloggen en kroketten

Je zou denken dat schrijvers van boeken notoire bloggers zijn, maar niets is minder waar. Een ruime meerderheid van onze auteurs komt er niet aan toe, regelmatig artikelen schrijven voor fora, nieuwsbrieven of blogs. Doodzonde.

Als uitgever juich ik bloggen natuurlijk toe. Niets is overtuigender voor een potentiële lezer dan een aantrekkelijke tekst van de auteur van een boek. Dat smaakt naar meer, en voor je het weet heeft hij op de bestelknop gedrukt. En dat is wat we allemaal willen, toch?

Als ik er met auteurs over spreek, merk ik dat ze ook wel snappen dat bloggen werkt. Ze willen wel, maar ze kunnen niet. Te druk, zeggen ze meestal met spijt in hun stem. Toch geloof ik daar niets van. Niemand is te druk om een uur per week te bloggen, wat niet alleen lezers kan opleveren, maar bijvoorbeeld ook klanten voor je advies- of trainingspraktijk. Als je je artikel verstuurt via je eigen nieuwsbrief, je website, LinkedIn en er aandacht voor vraagt via sociale media, bereik je zo enkele duizenden mensen. Goedkoper wordt reclame niet.

Nee, ik denk dat het ergens anders aan ligt: perfectionisme. De meeste schrijvers van boeken hebben de neiging om een tekst zo perfect mogelijk te formuleren. Goede argumenten, overtuigende feiten, aantrekkelijke voorbeelden. Voor zover dat al niet in hun natuur zat, groeide die behoefte aan perfectionisme wel tijdens het schrijven van het boek.

Als je avonden, dagen, weken en zelfs maanden met veel liefde aan een boek hebt gewerkt, elk woord zorgvuldig afwegend, dan voelt het schrijven van een blog plotseling als goedkope seks. Je voelt niet de passie die je voelde tijdens het schrijven van je boek. Dat kun je toch niet maken, zo’n vluchtige tekst?

Maar dat kan dus wel. Een korte tekst in de vorm van een blog of een nieuwsbriefartikel is namelijk geen boek. Een boek, dat is een zevengangenmaaltijd met passende wijnen. Een artikel is een ongezond tussendoortje voor het stillen van de lekkere trek. Wijlen Johannes van Dam, de vermaarde Amsterdamse restaurantcriticus, sabelde middelmatige restaurants genadeloos neer, maar was tegelijkertijd gek op kroketten. Hij schreef er zelfs een boek over. En zo hoort het ook, voor elk moment is er een passend gerecht, en een passende tekst. Het ene moment een bedachtzaam boek, en het andere moment een spontaan artikel.

Dus maak je nou zo niet druk over je schrijfstijl of het bedenken van briljante argumenten, maar trakteer de lezer gewoon op een leuk of interessant artikel. Vertel wat je deze week hebt meegemaakt of beschrijf je ergernis over een domme uitspraak. Zie je blog dus als een kroket: het is niet erg als hij een beetje te vet is, zolang hij maar lekker is.