Skip to main content

Tag: Uitgeverij

Zelf een boek schrijven of een ghostwriter inschakelen?

Een ghostwriter is een prima oplossing als je zelf geen boek wilt schrijven. Maar heb je ‘m echt nodig?

Ik heb alleen goede ervaringen met ghostwriters, maar ik zou niemand zomaar aanraden om het schrijven van een boek uit te besteden. Mijn advies is altijd om het eerst zelf te proberen. En lukt dat niet, dan is er nog een tussenstap: ga op zoek naar een co-auteur. Samen bespaar je veel tijd en kun je elkaar stimuleren om de elfhoofdstukkentocht vol te houden. Wil je dat het boek er komt, maar heb je echt geen talent, tijd of zin? Ga dan op zoek naar een ghostwriter.

Geen talent

Sommige mensen zijn geweldige muzikanten, automonteurs of politici, maar ze kunnen niet schrijven. Het gebeurt niet vaak, maar nu en dan ontvang ik een manuscript waarvan alle woorden in de verkeerde volgorde staan. Als legpuzzel is zo’n manuscript heel geschikt, maar als boek is het onverkoopbaar. Soms is dat jammer, want bladerend door zo’n manuscript heb je toch de indruk dat de auteur interessante ideeën heeft. Zo iemand had eigenlijk een ghostwriter moeten inschakelen.

Geen tijd

Het schrijven van een boek kost veel tijd. Als je die tijd niet hebt, kun je drie dingen doen: de publicatie uitstellen, heel snel en slecht schrijven of een ghostwriter inschakelen. Gesprekken met een ghostwriter kosten natuurlijk ook tijd, maar als je vijf tot tien gesprekken hebt met een ghostwriter en hem voorziet van het juiste leesvoer, dan slaagt een ghostwriter er ongetwijfeld in om jouw verhaal te vertellen.

Geen zin

Geen zin, dat klinkt als een slechte smoes, maar hoe erg is het om niet alles zelf te willen doen? Misschien ben jij best in staat om je auto een grote beurt te geven en je huis te schilderen maar heb je er geen zin in. Zelf besteed ik mijn beperkte vrije tijd ook liever aan andere dingen. Als je een boek wilt publiceren maar je hebt geen zin in het schrijven van een boek, dan zul je dus moeten betalen voor de inzet van een ghostwriter.

Hoe vind je een geschikte ghostwriter? 

Het kiezen van een ghostwriter is een belangrijke beslissing. Als je iemand anders namens jou laat schrijven, dan moet die ghostwriter niet alleen aantrekkelijk kunnen schrijven maar dan moet jij er ook zeker van zijn dat jullie het samen goed kunnen vinden. Je gaat tenslotte uitgebreid met elkaar praten over jouw vakgebied en over jezelf. Dat het klikt is extra belangrijk omdat de klus ongetwijfeld veel geld kost. Reken zeker op vier tot acht weken full-time werk. Van het geld kun je ook een kleine middenklasser kopen. Dus wat heb je liever, een nieuwe auto of een boek waarmee je jezelf op de kaart kunt zetten en je carrière een boost kunt geven?

Sommige schrijvers en journalisten presenteren zich actief als ghostwriter op hun website en zijn dan ook makkelijk te vinden. Maar het is mijn ervaring dat de beste ghostwriters soms helemaal niet bekendmaken dat ze zich laten inhuren voor het schrijven van een boek. Sommigen houden het geheim omdat ze zich er een beetje voor schamen, anderen hebben zo veel werk dat ze niet zitten te wachten op een extra klus.

Het is altijd een goed idee om je zoektocht online te beginnen, maar neem ook eens contact op met mensen die je kunnen doorverwijzen naar ghostwriters, zoals andere schrijvers, journalisten of uitgevers.

Een slimme schrijver draagt een witte jas

Als je overtuigend wilt overkomen als auteur van een non-fictieboek helpt het om jezelf geloofwaardig te presenteren. 

Veruit het indrukwekkendste sociaalwetenschappelijke onderzoek dat ooit is gedaan, is het Milgram-experiment. De Amerikaanse psycholoog Stanley Milgram liet deelnemers vragen stellen aan ‘leerlingen’ om zogenaamd het effect van straf op leren te onderzoeken. Als een leerling een verkeerd antwoord gaf, moest de deelnemer een schok geven in opdracht van de professionele begeleider van het onderzoek, een man in een witte jas. Tweederde van de deelnemers gaf de maximumschok van 450 volt, ondanks het feit dat een leerling het tegen die tijd (via een bandopname) uitschreeuwde van de pijn. Milgram wilde met het onderzoek nagaan in hoeverre mensen bereid waren te gehoorzamen aan wat wordt ervaren als legitiem gezag. De resultaten die in 1963 werden gepubliceerd, schokten de wereld die toen nog amper was bijgekomen van de verschrikkingen in de Tweede Wereldoorlog. Het experiment is vaak herhaald, met dezelfde resultaten.

Het Milgram-experiment is in de eerste plaats belangrijk voor iedereen die een nuchter beeld wil van zijn medemens en zichzelf. Op een praktischer niveau zijn de resultaten ook onmisbaar: mensen hechten veel waarde aan autoriteit. Daar kun je maar beter rekening mee houden als auteur van een non-fictieboek waarmee je lezers wilt informeren en overtuigen van jouw visie op de werkelijkheid. Je wordt als auteur niet meegeseald met het boek. Daarom moet je jezelf geloofwaardig presenteren.

Je presentatie begint al op de flaptekst met een kort profiel. Hoe goed heb je onderbouwd dat jij verstand van zaken hebt? Heb je de juiste studies en werkervaring beschreven? Hoe kom je over op de foto? In het voorwoord van je boek heb je de kans om je kennis en ervaring verder toe te lichten. En in de rest van het boek kun je de lezer ook op allerlei manieren overtuigen van jouw geloofwaardigheid.

In de manuscripten die ik lees, zie ik dat het soms misgaat. De belangrijke reden is dat de lezer weinig of geen informatie krijgt over de auteur. Je leest dan een boek over leiderschap, maar waar heeft die auteur zijn kennis van leiderschap op gebaseerd? Heeft hij zelf leiding gegeven? Heeft hij wetenschappelijk onderzoek gedaan? Een ander, veelvoorkomend probleem is incongruentie: de auteur is opgeleid als tandarts maar schrijft een boek over persoonlijke ontwikkeling. Onbewust vraag je jezelf af waar die tandarts zijn adviezen op baseert. Het kan niet van zijn patiënten zijn geweest, want die waren niet in staat om een woord te zeggen. Een derde en laatste probleem is niet een gebrek aan autoriteit, maar een overdaad aan autoriteit. De begeleiders met hun witte jas in het Milgram-experiment waren niet overtuigend door streng te zijn en hard te praten, maar door zich ontspannen te gedragen en een natuurlijk zelfvertrouwen uit te stralen. Een boek is een intiem pas de deux tussen schrijver en lezer, en het helpt de relatie niet als de een zich arrogant opstelt.

Hoe begin je een boek?

Moet je op de eerste pagina’s van je boek meteen je spierballen laten zien of de lezer subtiel naar binnen lokken; hoe zorg je ervoor dat je lezer zin krijgt om verder te lezen?

Sommige auteurs willen helemaal niet dat je hun boek leest. Ze verdedigen zich tegen de aanval van geïnteresseerde lezers door de toegang tot hun non-fictieboek hermetisch af te grendelen. Hun boeken beginnen met een saai voorwoord, een inleiding vol onbegrijpelijk jargon of een verwarrende introductie waarmee zelfs de meest geïnteresseerde lezer teleurgesteld afdruipt. Als je geen bezoek wilt in jouw literaire vesting, dan is een saaie opening natuurlijk een slimme strategie. Als je juist veel bezoek wilt, dan kun je het beter anders aanpakken en je boek juist heel toegankelijk en aantrekkelijk beginnen. Dit is extra belangrijk omdat de meeste mensen kennismaken met de inhoud van je boek doordat ze bijvoorbeeld op bol.com de preview van je boek lezen. Als die eerste pagina’s van je boek hen niet aanspreken, zijn ze zo vertrokken. Voorgoed.

Ben je fris gewassen en vlot gekleed?

De kennismaking van de lezer met de eerste pagina’s van jouw boek verloopt hetzelfde als je eerste Tinderdate. De lezer heeft de cover gezien en weet wat het onderwerp is van je boek, maar verder weet hij niets. Op basis van de preview besluit de lezer of hij met jou verder wil. Het boeit hem tijdens die eerste date niet of jij boekhouder bent of brandweerman, maar wel of je fris gewassen bent en vlot gekleed; heb je een goed humeur, kun je een geanimeerd gesprek voeren?

Het is volgens mij niet zozeer de inhoud waarmee je een lezer overtuigt. Je kunt een boek beginnen met een meeslepende anekdote, confronterende feiten, een persoonlijke ontboezeming; alles kan, als je de lezer maar duidelijk maakt dat je kennis van zaken hebt, waar je boek over gaat en waarom het relevant is voor de lezer. Veel belangrijker is het introduceren van een sfeer waarin de lezer zich thuisvoelt. Kun jij helder schrijven, is je verhaal goed gestructureerd, neem jij jezelf niet al te serieus, valt er wat te lachen met jou?

Samengeknepen billen

Schrijf de inleidende tekst van je boek niet met samengeknepen billen omdat je bezorgd bent over de reacties van vakgenoten en andere kritische meelezers. Maak je geen zorgen: dit selecte gezelschap leest je boek toch wel uit. De saaie introductie waarmee je dit kleine elitaire gezelschap probeert te imponeren, werpt echter een hoge drempel op voor het brede publiek dat je ook wilt bereiken. Na een toegankelijke en aantrekkelijke opening van je boek willen ze hopelijk verder lezen en een tweede date met jou, waarin je een serieus gesprek kunt gaan voeren over de dingen die er echt toe doen.

Geerhard Bolte is uitgever van Uitgeverij Haystack en auteur van Zo schrijf je een goed managementboek. Heb je een vraag of een voorstel voor een boek? Stuur hem een mail of maak contact via LinkedIn. Wil je zijn blog elke week automatisch ontvangen in je mailbox? Schrijf je hier in!

Schrijftips tegen sceptische lezers

Het is frustrerend, maar de moderne lezer van je boek gelooft niet blindelings wat jij beweert, hoeveel verstand van zaken je ook hebt. Er is maar een remedie: je boodschap beter onderbouwen.  

Als je een non-fictieboek wilt schrijven, dan kun je maar beter rekening houden met lezers die op z’n minst gereserveerd staan tegenover jouw stellingen en feiten. Volgens mij kun je er niet meer klakkeloos van uitgaan dat lezers per definitie onder de indruk zijn van al je argumenten, diagrammen en bronnen. En terecht: de kritische houding van lezers is volgens mij niet alleen ingegeven door wantrouwen jegens autoriteiten maar vast ook door twijfel als gevolg van ervaringen met concurrerende lectuur van twijfelachtig allooi. Niet alle (online) artikelen, blogs en boeken zijn van hoog niveau, en het is dan ook niet meer dan normaal dat de moderne lezer twijfelt: eerst zien, dan geloven. Hoe ga je daarmee om?

Je kunt sceptici natuurlijk proberen te overtuigen door de feiten in je boek heel vaak te herhalen of ze vet te drukken, maar volgens mij heeft dat niet het gewenste effect. Ik vrees dat er maar een remedie is: je boodschap nog beter onderbouwen. Schrijf je een boek? Vergroot dan je overtuigingskracht door de volgende drie simpele schrijftips héél serieus te nemen, ze vormen je eerste verdedigingslinie tegen sceptici. 

Sleutel aan je argumenten tot ze waterdicht zijn

Pak er maar eens een willekeurig zelfhulpboek, managementboek of psychologieboek bij en de stellingen staan knipogend naar je te lonken: ‘Als je je bewust bent van je belemmerende overtuigingen, dan kun je ze loslaten’. Of: ‘Dit zijn de acht belangrijkste leiderschapscompetenties, bezit jij ze?’ De argumenten om deze beweringen te onderbouwen zijn vaak flinterdun of zelfs onvindbaar. Een stelling is bijvoorbeeld: als je een regenpak aantrekt, word je niet nat. Om de lezer hiervan te overtuigen moet je wel goede argumenten aanvoeren, bijvoorbeeld: je wordt niet nat omdat een goed regenpak geen water doorlaat en je gehele lichaam bedekt.

Kies passende feiten en beschrijf hoe ze zijn aangetoond

Feiten zijn de fata morgana’s van de literatuur. Je kunt ze wel beschrijven, maar als je beter kijkt, staan er alleen letters op papier, niet de feiten zelf. Je kunt wel schrijven dat je nooit nat wordt omdat je een goed regenpak gemaakt van Gore-tex hebt, dat wind- en waterdicht is en alleen waterdamp doorlaat, maar is dat wel zo? Hoe effectief is dat materiaal? Waarvan is het gemaakt? Hoe wordt het geproduceerd? Hoe is het getest? Hoe lang heb je er zelf mee door de regen gefietst: vijf minuten, een uur, vier uur? 

Gebruik aansprekende taal en sla zo een brug naar de werkelijkheid van de lezer

Met zorgvuldig gecomponeerde argumenten en passende feiten kom je een heel eind, maar je kunt de lezer alleen overtuigen als je ze aantrekkelijk en begrijpelijk beschrijft. Dat valt waarschijnlijk niet mee. Hoe bewijs je dat ‘deze acht leiderschapscompetenties’ de belangrijkste zijn? Daarvoor moet je waarschijnlijk heel veel onderzoek doen, grote hoeveelheden bronmateriaal beknopt beschrijven en dat bovendien op een manier dat de lezer zich aangesproken voelt. De lezer van je boek over leiderschap is geen psycholoog maar gewoon een manager van een afdeling waar regelmatig gedoe is. Je zult je moeten inleven in zijn situatie, voorbeelden moeten geven en cases moeten beschrijven. 

Ik denk dat wij auteurs en uitgevers in de loop van de jaren heel ruimdenkend zijn geworden in het schrijven en uitgeven van boeken waarvan de inhoud niet altijd even doortimmerd is. In dat opzicht verschillen auteurs soms weinig van politici die veel beloven maar in de praktijk weinig waarmaken; niet omdat ze niet willen, maar omdat hun beloftes gewoon onhaalbaar zijn.

Het wantrouwen van de moderne burger in de overheid, de wetenschap en de journalistiek lijkt soms even dogmatisch als het blinde vertrouwen dat we ooit hadden in autoriteiten. Er is een nieuwe balans nodig, maar die komt er niet als we verwachten dat alleen sceptici bewegen door hun wantrouwen blindelings in te ruilen voor vertrouwen. De autoriteiten zullen ook hun best moeten doen om het vertrouwen te winnen. Daar ligt niet alleen een taak voor politici, ambtenaren, wetenschappers en journalisten, maar ook voor schrijvers van non-fictieboeken. Anders gelooft straks niemand meer wat we schrijven en uitgeven, en dat is toch zonde van de moeite.

Kijk, een fietsende olifant met een helm op zijn kop

Je blog kan nog zo diepzinnig, slim of grappig zijn, met een aantrekkelijke illustratie wordt hij beter gelezen. Vijf tips om op te vallen.  

Als je op wilt vallen met je blog, moet je er in geen geval deze foto van een fietsende olifant bij plaatsen. Een kinderachtige gephotoshopte afbeelding van een stockbureau, niet doen. Maar wat dan wel?

Alle bloggers die ik spreek zeggen hetzelfde: ze zijn soms meer tijd kwijt met het kiezen van een passende illustratie dan met het schrijven van de tekst. Hoe moeilijk het is, kun je zien op LinkedIn waar veel illustraties niet echt uitnodigen om erop te klikken. Hoe kun je toch een aantrekkelijke foto of video kiezen?

Hier volgen vijf tips, opgesteld met Debbie Brok, een van de vormgevers van onze uitgeverij. Debbie is meestal de vormgever die de foto’s bij mijn blogs uitzoekt. Wil je hierna nog meer tips? Meld je dan aan voor ons webinar over het kiezen van blogillustraties.

Laat jezelf zien

Laat een foto van jezelf zien, zoals auteur Kirsten de Roo dat zo nu en dan doet. Per slot van rekening ben jij de hoofdpersoon van elk blog dat je schrijft. Mensen zijn altijd geïnteresseerd in andere mensen.

Een aantrekkelijke variant op de portretfoto is een actiefoto van jezelf. Schrijf je een blog over schrijven, laat jezelf dan fotograferen terwijl je aan het typen bent. Schrijf je een blog over het repareren van fietsen, laat jezelf dan fotograferen terwijl je een fiets aan het repareren bent.

Speel in op de actualiteit

Wat kun je als consultant plaatsen bij een artikel over samenwerken? Volgens een stockbureau als Shutterstock moet je dan handen laten zien die elkaar vasthouden, puzzelstukjes of zes vergaderende hipsters. Jurriaan Kamer bedacht wat leukers, en publiceerde bij zijn artikel een foto van de monteurs van Max Verstappen die zijn auto voorafgaand aan een race in Hongarije moesten repareren. Het artikel heette heel toepasselijk Zo maak je jouw team net zo snel als de monteurs van Max Verstappen. De analogie is even origineel als actueel.

Echt is soms belangrijker dan mooi

Als je dronepiloot bent, ben je natuurlijk trots als je een vergunning hebt gekregen van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Wat laat je dan zien, een gelikte opname van Amsterdam by night? Nee, natuurlijk niet, dacht Wiebe de Jager, ik laat de vergunning zien. Die vergunning is saai, formeel en lelijk, zoals alleen ambtenaren die kunnen ontwerpen, en voor een socialemediapost dus extra leuk.

Maak zelf een afbeelding

Je kunt uren zoeken naar de ideale afbeelding, maar je kunt ook zelf een foto maken. Schrijf je een blog over de drukte op het werk, maak dan een foto van de huidige werkweek in je agenda. Schrijf je een blog over de werkdruk van zorgpersoneel, maak dan een foto van de drukte voor de ingang van een ziekenhuis. Ook origineel en persoonlijk: een tekening. Als je een nieuwe methode voor samenwerking uitlegt in een blog, kun je er misschien een foto bij plaatsen van een kladblaadje met een eenvoudige, handgemaakte tekening waarin je laat zien hoe de methode werkt.

Maak je niet druk

Neem het jezelf niet kwalijk als het niet lukt om alles wat je wilt zeggen in de afbeelding te stoppen. Een afbeelding is als lokkertje een belangrijke factor voor het succes van je blog, maar er zijn meer factoren, zoals het onderwerp van je blog, je boodschap, de kop en de stijl van de tekst. Het is geweldig als de afbeelding je boodschap perfect verwoordt, maar gewoon een aantrekkelijke afbeelding is ook aantrekkelijk. Schrijf je een blog met vijf tips, zoek dan een aantrekkelijke illustratie van het cijfer vijf. Schrijf je een blog over wielrennen, gebruik dan een foto van een fietsbel.

Wil je nog meer tips? Meld je dan aan voor het derde en laatste webinar over bloggen, dinsdagavond 24 januari om 19.00 uur. Vormgever Debbie Brok en ik geven je handenvol tips over het kiezen, bewerken en plaatsen van afbeeldingen bij je blog.

Geerhard Bolte is uitgever van Uitgeverij Haystack en auteur van Zo schrijf je een goed managementboek. Heb je een vraag of een voorstel voor een boek? Stuur hem een mail of maak contact via LinkedIn. Wil je zijn blog elke week automatisch ontvangen in je mailbox? Schrijf je hier in!

Een populaire blogger is een brave blogger

Als je veel mensen wilt aanspreken met je blog, dan kun je je maar beter houden aan de geschreven en ongeschreven regels van de Nederlandse taal. Heel braaf, heel effectief.

‘Braaf’ is een compliment waar je alleen kinderen nog blij mee maakt. Wij moderne volwassenen willen niet als braaf worden versleten, want wij laten ons door niemand de les lezen. Wij bepalen zelf wel of we ons bordje leeg eten, richting aangeven in de auto en klimaatwetenschappers geloven. Je aan de spelregels houden is een teken van zwakte geworden. Het bloeiende individualisme zorgt er ook voor dat veel schrijvers van berichten, e-mails, blogs en zelfs boeken zich niet meer aan taalconventies houden. De vrijheid om alles te kunnen delen in je eigen schrijfstijl is natuurlijk geweldig en volkomen ongevaarlijk, maar het nadeel is dat je met zo’n persoonlijke stijl minder mensen aanspreekt.

De weerstand tegen taalregels komt misschien voort uit de verdenking dat taalregels door een staatscommissie van bejaarde neerlandici worden bedacht. Maar taalregels beschrijven helemaal geen wetten, maar slechts kenmerken van de taal die veel mensen aantrekkelijk vinden. Het is net als met gerechten en bereidingswijzen: die beschrijven slechts wat veel mensen lekker vinden. Een snackbar verkoopt geen friet en kroketten omdat de eigenaar van friet en kroketten houdt, maar omdat miljoenen mensen ervan houden.

Wil jij een populaire blogger worden? Houd je dan braaf aan de volgende drie grondregels.

Schrijven is moeilijk

Een redacteur van de Volkskrant kreeg eens op z’n donder van zijn eindredacteur omdat zijn ‘soep te veel ballen bevatte’. Ik had het niet mooier kunnen verwoorden: de kunst is om niet meer woorden te gebruiken dan je nodig hebt, en natuurlijk ook niet minder woorden dan je nodig hebt. Als het even kan gebruik je precies genoeg woorden. Deze, en andere wetmatigheden vereisen dat je soms meer tijd kwijt bent met schrappen dan met schrijven.

Aantrekkelijk schrijven begint met de acceptatie dat het gewoon veel gedoe is. Je moet jongleren met tienduizenden woorden en rekening houden met honderden grammatica- en spellingsregels. Schrijven voelt daarom soms alsof je een IKEA-kast van duizenden onderdelen in elkaar aan het zetten bent en daarvoor een gebruiksaanwijzing van 320 pagina’s moet volgen. Sterker nog, de gebruiksaanwijzing zit er helemaal niet bij.

Schrijftaal is geen spreektaal

De verschillen tussen schrijftaal en spreektaal zijn klein, maar belangrijk. Als je spreekt gebruik je vrijwel dezelfde woorden, maar je bent bijvoorbeeld nonachalanter in het ordenen van woorden en zinnen. De vorige twee zinnen zouden in spreektaal heel anders klinken:

Schrijftaal en spreektaal, de verschillen daartussen zijn minimaal, maar natuurlijk wel belangrijk. En, en als je iets zegt gebruik je natuurlijk gewoon precies dezelfde woorden dan dat als je iets schrijft, maar ik bedoel, dan ben je veel nonchalanter, toch. Woorden en zinnen plak je echt veel nonchalanter aan elkaar.

Mensen kunnen sneller lezen dan luisteren, maar dan moeten de woorden die ze lezen wel herkenbaar zijn en op een herkenbare manier zijn geordend. Zo is het in de Nederlandse taal gebruikelijk om een zin te beginnen met het onderwerp, daarna de persoonsvorm en dan de rest van de zin. Geerhard schrijft een blog. Elke ongebruikelijke volgorde en elk vreemd woord vormt een opstaande stoeptegel waar de lezer over struikelt.

Vorm is belangrijker dan inhoud

Ten slotte: schrijven is een vorm van zendingsdrang waarbij het niet alleen gaat om het verspreiden van de blijde boodschap, maar ook om het plezier dat je beleeft aan het puzzelen met taal: piekeren over de juiste metafoor, sleutelen aan een slim argument, schuiven met een onwillig woord. Terwijl jij aan het scrabbelen bent met woorden en zinnen doe je de lezer een groot plezier: je zorgt ervoor dat hij je tekst straks moeiteloos leest. De populairste blogs vallen dan ook niet zozeer op omdat ze geniaal advies bevatten maar omdat ze aantrekkelijk geschreven zijn.

Hoe lang mag je doen over het schrijven van een blog?

Dat sociale media snel zijn, is nog geen reden om snel te schrijven. Neem de tijd als je als auteur een blog schrijft. Een pleidooi voor slow bloggen.

De Iers-Britse schrijver Oscar Wilde was niet vlug tevreden. Zo schreef hij eens over zijn dagelijks werk: ‘De hele ochtend heb ik gewerkt aan de proefdruk van een van mijn gedichten en een komma eruit gehaald. ’s Middags heb ik hem weer teruggezet.’ Deze one-liner van Wilde is een klassieker geworden omdat hij het getob van de schrijver zo goed verwoordt. Maar is het niet overdreven om urenlang te sleutelen aan een blog in de wetenschap dat je tekst scrollend en swipend wordt gelezen door lezers die je laten barsten zodra ze een filmpje ontvangen over een dansende hond?

Nee, natuurlijk niet. Als je auteur bent is het schrijven van een blog de beste manier om je kunsten te tonen en lezers naar je boek te lokken. Als je bovendien ondernemer bent, maak je tegelijkertijd een goede beurt bij klanten en binnenkort-misschien-wel-nieuwe-klanten. Maar het feit dat je al een boek hebt geschreven, wil helaas niet zeggen dat het vanzelf gaat, integendeel: een schrijver is iemand voor wie schrijven juist moeilijker is dan voor anderen.

Puzzelen

Elk blog begint met de opgave om weer een origineel onderwerp te vinden. Dat betekent lezen, piekeren en nog meer lezen: voor je het weet heb je urenlang gezocht en heb je nog niet meer dan een vaag idee en een paar leuke anekdotes.

En als je dan een goed idee hebt gevonden moet het echte werk nog beginnen: het schrijven van de tekst. Hopelijk beleef je plezier aan het puzzelen met taal – piekeren over de juiste metafoor, sleutelen aan een overtuigend argument, zoeken naar een alternatief voor een lelijk woord – maar hoe vaak je het ook doet, het gaat nooit vanzelf.

Je bent een dag verder en je blog is af. Je hebt je tekst naar een paar meelezers gestuurd, en de laatste foutjes verwijderd. En dan volgt wat misschien wel de grootste zorg is van de gemiddelde blogger: een afbeelding zoeken. Ik spreek bloggers die meer tijd kwijt zijn met het zoeken naar aantrekkelijke stockfoto’s dan met het schrijven van hun blog.

Hoeveel tijd heb je er tot nu toe ingestoken: 2 uur, 4 uur, 8 uur? Maak je geen zorgen, je tijd is welbesteed, hoe zou je al die lezers anders bereiken? Een week adverteren op een billboard? Tienduizend euro. Een advertentie in een vakblad? Tweeduizend euro. Een radiocommercial? Vijfduizend euro.

Schrijf je in voor mijn webinar over bloggen

Vanaf volgende week geef ik opnieuw een reeks webinars over het schrijven van blogs, speciaal voor auteurs. Het eerste webinar gaat over het bedenken van ideeën. Het tweede webinar gaat over het schrijven van aantrekkelijke blogs. Het derde webinar gaat over het gebruik van illustraties.

Wil je meedoen? Meld je dan hier aan. Vergeet vooral niet om vragen over bloggen in te sturen, ik probeer ze allemaal te beantwoorden.

Wat leest een uitgever in de kerstvakantie?

Ik heb een week vrij, lang genoeg om een paar boeken te lezen. En nee, geen managementboeken.
 
Buiten mijn werk als uitgever om lees ik bijna elke week een boek. Waar ik de tijd vandaan haal? Nou, ik heb bijvoorbeeld niets met sport, dus alleen al tijdens de wereldkampioenschappen voetbal bespaarde ik voldoende tijd om De Kremlinfluisteraar van Giuliano da Empoli te lezen. Daarnaast verspil ik geen reistijd omdat ik vlakbij ons kantoor woon, en dat scheelt elke week ook enkele uren. Dus lukte het afgelopen week ook nog om Monterosso, mon amour, het boekenweekgeschenk van Ilja Leonard Pfeijffer te lezen.
Nu heb ik een week vakantie, dus heb ik voldoende vrije tijd om uitgebreid met een e-reader op de bank te hangen, voorzien van lauwe thee en de laatste kransjes uit de kerstboom.  
 
Liften met een koelkast
 
Ik begin met Round Ireland With a Fridge van de Ier Tony Hawks. In een dronken bui verloor de auteur een weddenschap en moest vervolgens door heel Ierland liften met een koelkast. Dit boek is het verslag van die reis. Ik las de titel van dit schijnbaar hilarische reisboek in een ander reisboek en raakte nieuwsgierig.
Als ik in Ierland ben geweest, begin ik aan Het lied van ooievaar en dromedaris van Anjet Daanje. Het is het eerste boek van Daanje dat ik lees. Nu ze zo de hemel in wordt geprezen kan ik niet achterblijven. Straks sta ik op een nieuwjaarsborrel en dan blijk ik niet op de hoogte te zijn van de actuele stand van de Nederlandse literatuur, dat kun je natuurlijk niet hebben als uitgever.
Als ik tijd over heb, of als een van de vorige boeken niet is bevallen, ga ik verder met Het begin van alles, een nieuw boek over de geschiedenis van de mensheid, geschreven door David Graeber en David Wengrow. Ik hoop dat het mij beter bevalt dan Sapiens van Yuval Noah Harari; ik heb me geërgerd aan zijn populistische beweringen en alle politiek-correcte waarschuwingen dat de mensheid eraan gaat. Sapiens heb ik halverwege demonstratief van mijn e-reader verwijderd.
Tussendoor ga ik brieven snacken van schilder Vincent van Gogh in de bloemlezing De kunst van het woord.
 
Geen managementboeken
 
En nee, in mijn vrije tijd lees ik dus geen managemenboeken, want die kan ik door mijn werk niet meer onbevangen lezen. Ik heb nog genoeg te leren, maar ik krijg het goede advies van de auteurs amper mee omdat ik intussen drukker ben met de stijl, de structuur, de vormgeving of de uitvoering van het managementboek. Waarom heeft de auteur deze twee hoofdstukken niet omgedraaid? Waarom worden de best practices niet genoemd in de flaptekst? Die leeslijst, dat hebben ze leuk gedaan, dat zouden wij ook wel eens kunnen doen. Wie heeft dat boek uitgegeven?
Door mijn beroepsdeformatie zou ik ook geen romans uit willen geven: ik ben bang dat ik dan geen plezier meer zou beleven aan het lezen ervan.

Als Vincent van Gogh nu had geleefd, dan had hij zijn broer gemaild

E-mail is al vaak doodverklaard sinds de opkomst van nieuwe sociale media, maar het medium blijkt een volwaardige opvolger van de brief, hoe mensen ook hun best doen om berichten met zo weinig mogelijk liefde te schrijven. Een gemiste kans.

Ik kan mij niet herinneren wanneer ik mijn laatste persoonlijke brief heb ontvangen, geschreven op papier, verpakt in een envelop, voorzien van een postzegel, persoonlijk afgeleverd door de postbode. Ik weet ook niet meer wanneer ik mijn laatste brief heb geschreven, maar het is lang geleden. Sinds het midden van de jaren negentig is de brief langzaam uit mijn leven verdwenen en vervangen door zijn digitale, Engelstalige neefje, de e-mail, want sneller en goedkoper. Ik mis de brief niet, al was het maar omdat ik er nooit in ben geslaagd om een leesbaar handschrift te ontwikkelen. Laatst vroeg iemand na een blik op mijn aantekeningen of ik soms huisarts was, dan weet je het wel.

Ik ben niet gek, ik weet dat de meeste berichten niet belangeloos zijn gestuurd, maar elke keer dat ik naar mijn mail kijk, voel ik me weer als het kind dat de deur van de huiskamer opent op zijn verjaardag. Wat zou het zijn, een geniaal manuscript, een laaiend enthousiaste recensie, een bestelling van honderdduizend boeken? Elke keer heb ik dezelfde hooggespannen verwachtingen. Psychologen zullen zeggen dat ik een ongebruikelijk grote drang naar afleiding heb en neurologen zullen mij een dopamineverslaving verwijten, maar ik ben volgens mij gewoon nieuwsgierig. Dus je hoort mij niet klagen over facturen, ongevraagde reclame, saaie nieuwsbrieven en spam in mijn mailbox. Géén post, dat lijkt me pas erg.

Als mensen mij vragen wat een uitgever doet, dan antwoord ik bellen en mailen. Ik mail de hele dag. Ik stuur een nieuwe versie van een flaptekst naar een auteur, ik beantwoord een vraag van een drukker, ik feliciteer iemand met zijn verjaardag, ik bedank een lezer voor zijn complimenten, ik reageer op een boekvoorstel, ik vraag een collega om contact op te nemen met een illustrator. Eerlijk is eerlijk: mijn berichten hebben weinig diepgang, ze zijn zelden grappig en meestal formeler dan nodig. Maar ik probeer niettemin coherente zinnen te formuleren, niet te veel taalfouten te maken en dingen zo helder mogelijk uit te leggen. Dat doe ik niet alleen uit respect of omdat ik het leuk vind om met taal te spelen, maar ook omdat ik weet dat een zorgvuldig gecomponeerde tekst meer effect sorteert dan een gammele tekst. Een bericht is pas aantrekkelijk als de vorm van de taal zo strak mogelijk om de inhoud zit.

Ik ben soms verbaasd over de berichten die ik van anderen ontvang. Het zijn vast nette mensen, maar als ze mij mailen, presenteren sommigen zich in een uitgelubberde trui met vlekken, een afgezakte broek met een open rits en afgetrapte schoenen. Van een Russische puber die zich voordoet als een bankier vind ik het niet zo erg dat hij betrekkelijke voornaamwoorden met elkaar verwart, het is al prijzenswaardig dat hij zich verdiept in de Nederlandse taal, maar van een volwassen Nederlander die wat van mij gedaan wil hebben, vind ik het toch vreemd dat zijn e-mail wemelt van de fouten. Ik moet het als lezer nu eenmaal doen met de woorden die er staan. Als ik een rommelige zin lees, denk ik dat hij door een rommelige denker is geschreven.

Als Vincent van Gogh nu had geleefd, dan had hij als kunstenaar ongetwijfeld gebruikgemaakt van Instagram, Facebook, Snapchat of Pinterest. Maar voor het delen van zijn zakelijke beslommeringen, frustraties, verlangens en angsten met zijn broer Theo had hij vast gekozen voor e-mail, toch het meest persoonlijke sociale medium. Ik ga zijn brieven de komende kerstvakantie nog eens lezen en daarna mijn best doen om nog aantrekkelijkere mails te schrijven.

Zeven misverstanden over boeken

Boeken bestaan al eeuwenlang, dus je zou denken dat ze geen geheimen meer kennen. In de praktijk hoor ik niettemin regelmatig stellingen over boeken waar ik het helemaal niet mee eens ben. Dit zijn mijn favorieten.

  1. Een hoofdstuk begint altijd links

Auteurs reageren soms verbaasd als ze de opgemaakte versie van hun boek voor het eerst zien: dat klopt toch niet? Ze hadden verwacht dat elk hoofdstuk standaard links, of rechts zou beginnen.

Het is mij een raadsel waar deze mythe vandaan komt, maar pas als ze hun boekenkast hebben bestudeerd, beseffen ze dat er echt geen geschreven of ongeschreven regel is voor het begin van een hoofdstuk.

  1. Woorden in de titel beginnen met een hoofdletter

In dezelfde categorie valt de overtuiging dat woorden in de titel van een boek allemaal met een hoofdletter beginnen. Dat is alleen gebruikelijk in Engelstalige landen. In Nederland doen wij dat niet, al kunnen sommige mensen het niet geloven tot ze het met eigen ogen hebben gezien.

  1. Hoofdstukken en paragrafen moeten worden genummerd

Soms herinner ik me een tekst uit een boek, en dan ben ik ervan overtuigd dat deze tekst ergens rechtsboven stond. Als ik het dan opzoek, blijkt natuurlijk dat de tekst linksonder stond. Zo zijn auteurs er vaak van overtuigd dat hoofdstukken en paragrafen in non-fictieboeken moeten worden genummerd, ‘zo hoort dat’. Maar er zijn wat dit betreft geen regels, en het is niet eens gebruikelijk. Het mag, maar het moet niet.

  1. Een boek zonder noten en literatuurlijst kun je niet serieus nemen

Er is veel te zeggen voor het opnemen van noten en een literatuurlijst: je biedt verdieping en je lezer kan bovendien controleren wat je hebt geschreven. Maar in de huidige vorm is de stelling een drogreden: er zijn ook heel goede non-fictieboeken over willekeurige onderwerpen als geschiedenis, management of biologie zonder noten of een literatuurlijst, en er zijn heel slechte boeken met noten of een literatuurlijst.

  1. Tussen elke alinea hoort een witregel

Omdat we de hele dag online teksten lezen, zijn we gaan denken dat er tussen alinea’s altijd een witregel hoort te staan. In werkelijkheid is die witregel alleen online gebruikelijk, omdat de bedenkers van html deze nu eenmaal hebben geïntroduceerd. In boeken is het helemaal niet gebruikelijk, al kost het ons binnen de uitgeverij soms enige moeite om auteurs daarvan te overtuigen.

  1. De prijs van een boek wordt bepaald door de omvang

De juiste prijs van een boek bepaal je volgens mij het beste met nattevingerwerk. Je houdt namelijk niet alleen rekening met het aantal pagina’s van een boek, maar met veel meer factoren. Is het een groot of een klein boek? Een serieus of een luchtig boek? Een boek voor een breed publiek of een nichepubliek? Een paperback of een hardcover boek? Kleur of zwart-wit? Als uitgever kies ik in overleg met een auteur daarom voor een prijs die rekening houdt met al deze factoren en ‘goed voelt’.

  1. De auteur is belangrijker dan het boek

Deze stelling is even moeilijk (of makkelijk) verdedigbaar als de stelling dat het boek belangrijker is dan de auteur. Ze zijn allebei belangrijk, en ze vormen samen met een groot aantal andere factoren de succesfactoren van een boek. Het is vooraf (en zelfs achteraf) moeilijk om alle succesfactoren te wegen: de bekendheid van de auteur, de kwaliteit van het boek, de aantrekkelijkheid van de titel en de cover, de prijs van het boek, het moment van publicatie; ik houd me aanbevolen voor de formule waarmee ik het succes van een boek vooraf met wiskundige precisie kan bepalen.

Een boek kan niet zonder blog

Het is zonde om een prachtig boek te schrijven en vervolgens niets meer van je te laten horen. Regelmatig bloggen kost veel tijd en moeite, maar het levert veel op. Doe wat muzikanten doen en zorg dat je in beeld blijft.

Veel auteurs zijn een one hit wonder. Ze schrijven een boek en laten na de publicatie niets meer van zich horen. Ze publiceren geen artikelen in vakbladen, geen blogs op LinkedIn, geen brieven in de krant, geen tweets op Twitter; het wordt stil. En dat is prima: net als de hits van onzichtbare zangers en bands kan een boek zijn weg vinden zonder enige hulp. Maar de kans is klein. Doe daarom wat muzikanten doen, en benut alle kansen om jezelf en je boek op de kaart te zetten.

Suzan & Freek

Neem Suzan & Freek. Dit duo is wereldberoemd geworden in Nederland met licht verteerbare Nederlandse liedjes. Die bekendheid hebben ze niet alleen te danken aan hun kwaliteiten als zangers, maar ook aan hun inzet om gezien en gehoord te worden.

Voordat ze bekend waren, plaatsten ze jarenlang covers van liedjes op Facebook. En ook na hun eerste successen zijn ze online liedjes, en persoonlijk en muzikaal nieuws blijven delen via sociale media. Met de gelegenheidsformatie The Streamers gaven ze tijdens de coronapandemie bijvoorbeeld gratis livestream-concerten.

Influencer tegen wil en dank

Muzikanten, kunstenaars, politici, sporters: wie niet vergeten wil worden, zorgt ervoor dat hij online zichtbaar is. De kunst is om daarvoor een medium te kiezen dat bij je past. Voor een auteur van non-fictieboeken ligt het schrijven van blogs, bijvoorbeeld via LinkedIn, voor de hand. Door regelmatig te schrijven over de onderwerpen uit je boek, wat waarschijnlijk ook de onderwerpen zijn waarmee je je dagelijks bezighoudt, kun je de belangstelling van potentiële lezers wekken. Maar bloggen heeft nog twee belangrijke voordelen. Via blogs kun je mensen die je boek al hebben gelezen op de hoogte houden van actuele ontwikkelingen en nieuwe ideeën. En daarmee dwing je jezelf ook om op de hoogte te blijven.

Door regelmatig te bloggen zet je jezelf op de kaart. Afhankelijk van het onderwerp en de kwaliteit van je blogs zal het korter of langer duren voordat je op de kaart staat, maar het is volgens mij onmogelijk om niet zichtbaar te worden als je stug volhoudt. Zeker als je een niche bedient met weinig concurrenten, word je influencer tegen wil en dank.

Webinar over bloggen

In januari geef ik opnieuw een reeks webinars over het schrijven van blogs, speciaal voor auteurs. Het eerste webinar gaat over het bedenken van ideeën. Het tweede webinar gaat over het schrijven van aantrekkelijke blogs. Het derde webinar gaat over het toevoegen van illustraties, dit laatste webinar wordt gegeven door mijn collega’s Debbie en Jessica, die als vormgevers veel ervaring hebben met blogs.

Wil je meedoen? Meld je dan hier aan. Vergeet vooral niet om vragen over bloggen in te sturen, ik probeer ze allemaal te beantwoorden.

Linguïstische obesitas?

Er komen niet alleen meer boeken, maar ze worden ook steeds dikker. Linguïstische obesitas of alleen maar gezond voor schrijver en lezer?

Voor leden van het geslacht homo sapiens is méér de norm. Meer eten, meer geld, meer vakantie, meer vrijheid en meer spullen. Dat is op zich geweldig, want die behoefte aan meer heeft ons uiteindelijk veel welvaart gebracht. Maar inmiddels hebben we welvaart, en nu hebben we een nieuw probleem: we hebben te veel. Te veel mensen, te veel auto’s, te veel koeien, te veel CO2. Zijn onze artikelen, blogs en boeken ook te dik?

Aantr. vr. kl. gebr. zkt. man

Het is nog maar een paar generaties geleden dat schrijvers zuinig waren met woorden. Als je slecht nieuws wilde doorgeven aan je neef aan de andere kant van het land, stuurde je een telegram: vader overleden. Je koos je woorden zorgvuldig, want je betaalde per woord. Ook kranten waren decennialang dun. De redactie beperkte zich tot het belangrijkste nieuws in korte artikelen, want papier, het opmaken van de krant en het drukken ervan was prijzig. Persoonlijke advertenties in die kranten betaalde je zelfs per teken, wat schrijvers dwong tot spaarzaam taalgebruik: aantr. vr. kl. gebr. zkt. man. Die tijd is voorbij. Nu het delen van informatie via papier, radio, tv en internet spotgoedkoop is geworden, gaan alle remmen bij de schrijver los.

We schrijven onze vingers blauw

Online schrijven we onze vingers blauw. De behoefte om te ‘delen’ is enorm. Het sociale medium Twitter was amper uit de luiers, of het voelde zich al gedwongen om het aantal toegestane tekens te verhogen van 140 tot 280. LinkedIn was ooit bedoeld als online smoelenboek, maar inmiddels wordt het vooral gebruikt om artikelen te delen met volgers. En hoe langer hoe beter, is het adagium op LinkedIn; naar verluid telt het ideale LinkedIn-artikel zo’n tweeduizend woorden.

Boeken 25 procent dikker

Ook op papier is méér de trend. Zo zijn er niet alleen meer boeken (naar verluid is het aantal nieuwe boektitels meer dan verdubbeld van 7.000 in 1970 tot 18.000 nu) maar zijn die ook nog eens dikker. Nederlandse onderzoeksresultaten zijn er niet, maar uit Amerikaans onderzoek blijkt dat boeken gemiddeld 25 procent dikker zijn geworden. En als ik naar de boekenkast kijk waarin alle boeken staan die wij als uitgeverij in bijna twintig jaar hebben gepubliceerd, zie ik dat ook onze boeken dikker zijn worden.

Had dit niet wat korter gekund?

Als lezer erger ik me niet aan de hoeveelheid blogs of boeken, dat zie ik slechts als een teken van vrijheid: iedereen kan en mag zijn mening en zijn ervaringen delen. Anderhalf miljard Russen en Chinezen zouden hun vinger aflikken bij de vrijheid die wij hebben. Ik maak me wel zorgen over de omvang van veel teksten. Ik denk vaak: had dit niet wat korter gekund? Op de helft van een Netflixserie ben ik toe aan de ontknoping. Op de helft van een roman begin ik me te ergeren aan alle subplots. Op de helft van een blog dwaalt mijn aandacht af. Man, schrijft toch eens door, denk ik dan, ik heb nog meer te doen: ik moet de hond nog uitlaten, koken, de boekhouding doen, de tuin winterklaar maken.

Met de helft ingekort

Om een daad te stellen, heb ik daarom besloten om dit artikel met de helft in te korten. Ik geef dus geen tips over de manier waarop je je als schrijver tot de essentie kunt beperken. Ik leg ook niet uit hoe je een bestaande tekst kunt inkorten. Dat scheelt jou als lezer veel tijd, die je nu kunt gebruiken om te mediteren, een goed gesprek te voeren met je partner of zelf iets te schrijven. Kort.