Skip to main content

Tag: blog

Hoe lang mag je doen over het schrijven van een blog?

Dat sociale media snel zijn, is nog geen reden om snel te schrijven. Neem de tijd als je als auteur een blog schrijft. Een pleidooi voor slow bloggen.

De Iers-Britse schrijver Oscar Wilde was niet vlug tevreden. Zo schreef hij eens over zijn dagelijks werk: ‘De hele ochtend heb ik gewerkt aan de proefdruk van een van mijn gedichten en een komma eruit gehaald. ’s Middags heb ik hem weer teruggezet.’ Deze one-liner van Wilde is een klassieker geworden omdat hij het getob van de schrijver zo goed verwoordt. Maar is het niet overdreven om urenlang te sleutelen aan een blog in de wetenschap dat je tekst scrollend en swipend wordt gelezen door lezers die je laten barsten zodra ze een filmpje ontvangen over een dansende hond?

Nee, natuurlijk niet. Als je auteur bent is het schrijven van een blog de beste manier om je kunsten te tonen en lezers naar je boek te lokken. Als je bovendien ondernemer bent, maak je tegelijkertijd een goede beurt bij klanten en binnenkort-misschien-wel-nieuwe-klanten. Maar het feit dat je al een boek hebt geschreven, wil helaas niet zeggen dat het vanzelf gaat, integendeel: een schrijver is iemand voor wie schrijven juist moeilijker is dan voor anderen.

Puzzelen

Elk blog begint met de opgave om weer een origineel onderwerp te vinden. Dat betekent lezen, piekeren en nog meer lezen: voor je het weet heb je urenlang gezocht en heb je nog niet meer dan een vaag idee en een paar leuke anekdotes.

En als je dan een goed idee hebt gevonden moet het echte werk nog beginnen: het schrijven van de tekst. Hopelijk beleef je plezier aan het puzzelen met taal – piekeren over de juiste metafoor, sleutelen aan een overtuigend argument, zoeken naar een alternatief voor een lelijk woord – maar hoe vaak je het ook doet, het gaat nooit vanzelf.

Je bent een dag verder en je blog is af. Je hebt je tekst naar een paar meelezers gestuurd, en de laatste foutjes verwijderd. En dan volgt wat misschien wel de grootste zorg is van de gemiddelde blogger: een afbeelding zoeken. Ik spreek bloggers die meer tijd kwijt zijn met het zoeken naar aantrekkelijke stockfoto’s dan met het schrijven van hun blog.

Hoeveel tijd heb je er tot nu toe ingestoken: 2 uur, 4 uur, 8 uur? Maak je geen zorgen, je tijd is welbesteed, hoe zou je al die lezers anders bereiken? Een week adverteren op een billboard? Tienduizend euro. Een advertentie in een vakblad? Tweeduizend euro. Een radiocommercial? Vijfduizend euro.

Schrijf je in voor mijn webinar over bloggen

Vanaf volgende week geef ik opnieuw een reeks webinars over het schrijven van blogs, speciaal voor auteurs. Het eerste webinar gaat over het bedenken van ideeën. Het tweede webinar gaat over het schrijven van aantrekkelijke blogs. Het derde webinar gaat over het gebruik van illustraties.

Wil je meedoen? Meld je dan hier aan. Vergeet vooral niet om vragen over bloggen in te sturen, ik probeer ze allemaal te beantwoorden.

Wat leest een uitgever in de kerstvakantie?

Ik heb een week vrij, lang genoeg om een paar boeken te lezen. En nee, geen managementboeken.
 
Buiten mijn werk als uitgever om lees ik bijna elke week een boek. Waar ik de tijd vandaan haal? Nou, ik heb bijvoorbeeld niets met sport, dus alleen al tijdens de wereldkampioenschappen voetbal bespaarde ik voldoende tijd om De Kremlinfluisteraar van Giuliano da Empoli te lezen. Daarnaast verspil ik geen reistijd omdat ik vlakbij ons kantoor woon, en dat scheelt elke week ook enkele uren. Dus lukte het afgelopen week ook nog om Monterosso, mon amour, het boekenweekgeschenk van Ilja Leonard Pfeijffer te lezen.
Nu heb ik een week vakantie, dus heb ik voldoende vrije tijd om uitgebreid met een e-reader op de bank te hangen, voorzien van lauwe thee en de laatste kransjes uit de kerstboom.  
 
Liften met een koelkast
 
Ik begin met Round Ireland With a Fridge van de Ier Tony Hawks. In een dronken bui verloor de auteur een weddenschap en moest vervolgens door heel Ierland liften met een koelkast. Dit boek is het verslag van die reis. Ik las de titel van dit schijnbaar hilarische reisboek in een ander reisboek en raakte nieuwsgierig.
Als ik in Ierland ben geweest, begin ik aan Het lied van ooievaar en dromedaris van Anjet Daanje. Het is het eerste boek van Daanje dat ik lees. Nu ze zo de hemel in wordt geprezen kan ik niet achterblijven. Straks sta ik op een nieuwjaarsborrel en dan blijk ik niet op de hoogte te zijn van de actuele stand van de Nederlandse literatuur, dat kun je natuurlijk niet hebben als uitgever.
Als ik tijd over heb, of als een van de vorige boeken niet is bevallen, ga ik verder met Het begin van alles, een nieuw boek over de geschiedenis van de mensheid, geschreven door David Graeber en David Wengrow. Ik hoop dat het mij beter bevalt dan Sapiens van Yuval Noah Harari; ik heb me geërgerd aan zijn populistische beweringen en alle politiek-correcte waarschuwingen dat de mensheid eraan gaat. Sapiens heb ik halverwege demonstratief van mijn e-reader verwijderd.
Tussendoor ga ik brieven snacken van schilder Vincent van Gogh in de bloemlezing De kunst van het woord.
 
Geen managementboeken
 
En nee, in mijn vrije tijd lees ik dus geen managemenboeken, want die kan ik door mijn werk niet meer onbevangen lezen. Ik heb nog genoeg te leren, maar ik krijg het goede advies van de auteurs amper mee omdat ik intussen drukker ben met de stijl, de structuur, de vormgeving of de uitvoering van het managementboek. Waarom heeft de auteur deze twee hoofdstukken niet omgedraaid? Waarom worden de best practices niet genoemd in de flaptekst? Die leeslijst, dat hebben ze leuk gedaan, dat zouden wij ook wel eens kunnen doen. Wie heeft dat boek uitgegeven?
Door mijn beroepsdeformatie zou ik ook geen romans uit willen geven: ik ben bang dat ik dan geen plezier meer zou beleven aan het lezen ervan.

Als Vincent van Gogh nu had geleefd, dan had hij zijn broer gemaild

E-mail is al vaak doodverklaard sinds de opkomst van nieuwe sociale media, maar het medium blijkt een volwaardige opvolger van de brief, hoe mensen ook hun best doen om berichten met zo weinig mogelijk liefde te schrijven. Een gemiste kans.

Ik kan mij niet herinneren wanneer ik mijn laatste persoonlijke brief heb ontvangen, geschreven op papier, verpakt in een envelop, voorzien van een postzegel, persoonlijk afgeleverd door de postbode. Ik weet ook niet meer wanneer ik mijn laatste brief heb geschreven, maar het is lang geleden. Sinds het midden van de jaren negentig is de brief langzaam uit mijn leven verdwenen en vervangen door zijn digitale, Engelstalige neefje, de e-mail, want sneller en goedkoper. Ik mis de brief niet, al was het maar omdat ik er nooit in ben geslaagd om een leesbaar handschrift te ontwikkelen. Laatst vroeg iemand na een blik op mijn aantekeningen of ik soms huisarts was, dan weet je het wel.

Ik ben niet gek, ik weet dat de meeste berichten niet belangeloos zijn gestuurd, maar elke keer dat ik naar mijn mail kijk, voel ik me weer als het kind dat de deur van de huiskamer opent op zijn verjaardag. Wat zou het zijn, een geniaal manuscript, een laaiend enthousiaste recensie, een bestelling van honderdduizend boeken? Elke keer heb ik dezelfde hooggespannen verwachtingen. Psychologen zullen zeggen dat ik een ongebruikelijk grote drang naar afleiding heb en neurologen zullen mij een dopamineverslaving verwijten, maar ik ben volgens mij gewoon nieuwsgierig. Dus je hoort mij niet klagen over facturen, ongevraagde reclame, saaie nieuwsbrieven en spam in mijn mailbox. Géén post, dat lijkt me pas erg.

Als mensen mij vragen wat een uitgever doet, dan antwoord ik bellen en mailen. Ik mail de hele dag. Ik stuur een nieuwe versie van een flaptekst naar een auteur, ik beantwoord een vraag van een drukker, ik feliciteer iemand met zijn verjaardag, ik bedank een lezer voor zijn complimenten, ik reageer op een boekvoorstel, ik vraag een collega om contact op te nemen met een illustrator. Eerlijk is eerlijk: mijn berichten hebben weinig diepgang, ze zijn zelden grappig en meestal formeler dan nodig. Maar ik probeer niettemin coherente zinnen te formuleren, niet te veel taalfouten te maken en dingen zo helder mogelijk uit te leggen. Dat doe ik niet alleen uit respect of omdat ik het leuk vind om met taal te spelen, maar ook omdat ik weet dat een zorgvuldig gecomponeerde tekst meer effect sorteert dan een gammele tekst. Een bericht is pas aantrekkelijk als de vorm van de taal zo strak mogelijk om de inhoud zit.

Ik ben soms verbaasd over de berichten die ik van anderen ontvang. Het zijn vast nette mensen, maar als ze mij mailen, presenteren sommigen zich in een uitgelubberde trui met vlekken, een afgezakte broek met een open rits en afgetrapte schoenen. Van een Russische puber die zich voordoet als een bankier vind ik het niet zo erg dat hij betrekkelijke voornaamwoorden met elkaar verwart, het is al prijzenswaardig dat hij zich verdiept in de Nederlandse taal, maar van een volwassen Nederlander die wat van mij gedaan wil hebben, vind ik het toch vreemd dat zijn e-mail wemelt van de fouten. Ik moet het als lezer nu eenmaal doen met de woorden die er staan. Als ik een rommelige zin lees, denk ik dat hij door een rommelige denker is geschreven.

Als Vincent van Gogh nu had geleefd, dan had hij als kunstenaar ongetwijfeld gebruikgemaakt van Instagram, Facebook, Snapchat of Pinterest. Maar voor het delen van zijn zakelijke beslommeringen, frustraties, verlangens en angsten met zijn broer Theo had hij vast gekozen voor e-mail, toch het meest persoonlijke sociale medium. Ik ga zijn brieven de komende kerstvakantie nog eens lezen en daarna mijn best doen om nog aantrekkelijkere mails te schrijven.

Zeven misverstanden over boeken

Boeken bestaan al eeuwenlang, dus je zou denken dat ze geen geheimen meer kennen. In de praktijk hoor ik niettemin regelmatig stellingen over boeken waar ik het helemaal niet mee eens ben. Dit zijn mijn favorieten.

  1. Een hoofdstuk begint altijd links

Auteurs reageren soms verbaasd als ze de opgemaakte versie van hun boek voor het eerst zien: dat klopt toch niet? Ze hadden verwacht dat elk hoofdstuk standaard links, of rechts zou beginnen.

Het is mij een raadsel waar deze mythe vandaan komt, maar pas als ze hun boekenkast hebben bestudeerd, beseffen ze dat er echt geen geschreven of ongeschreven regel is voor het begin van een hoofdstuk.

  1. Woorden in de titel beginnen met een hoofdletter

In dezelfde categorie valt de overtuiging dat woorden in de titel van een boek allemaal met een hoofdletter beginnen. Dat is alleen gebruikelijk in Engelstalige landen. In Nederland doen wij dat niet, al kunnen sommige mensen het niet geloven tot ze het met eigen ogen hebben gezien.

  1. Hoofdstukken en paragrafen moeten worden genummerd

Soms herinner ik me een tekst uit een boek, en dan ben ik ervan overtuigd dat deze tekst ergens rechtsboven stond. Als ik het dan opzoek, blijkt natuurlijk dat de tekst linksonder stond. Zo zijn auteurs er vaak van overtuigd dat hoofdstukken en paragrafen in non-fictieboeken moeten worden genummerd, ‘zo hoort dat’. Maar er zijn wat dit betreft geen regels, en het is niet eens gebruikelijk. Het mag, maar het moet niet.

  1. Een boek zonder noten en literatuurlijst kun je niet serieus nemen

Er is veel te zeggen voor het opnemen van noten en een literatuurlijst: je biedt verdieping en je lezer kan bovendien controleren wat je hebt geschreven. Maar in de huidige vorm is de stelling een drogreden: er zijn ook heel goede non-fictieboeken over willekeurige onderwerpen als geschiedenis, management of biologie zonder noten of een literatuurlijst, en er zijn heel slechte boeken met noten of een literatuurlijst.

  1. Tussen elke alinea hoort een witregel

Omdat we de hele dag online teksten lezen, zijn we gaan denken dat er tussen alinea’s altijd een witregel hoort te staan. In werkelijkheid is die witregel alleen online gebruikelijk, omdat de bedenkers van html deze nu eenmaal hebben geïntroduceerd. In boeken is het helemaal niet gebruikelijk, al kost het ons binnen de uitgeverij soms enige moeite om auteurs daarvan te overtuigen.

  1. De prijs van een boek wordt bepaald door de omvang

De juiste prijs van een boek bepaal je volgens mij het beste met nattevingerwerk. Je houdt namelijk niet alleen rekening met het aantal pagina’s van een boek, maar met veel meer factoren. Is het een groot of een klein boek? Een serieus of een luchtig boek? Een boek voor een breed publiek of een nichepubliek? Een paperback of een hardcover boek? Kleur of zwart-wit? Als uitgever kies ik in overleg met een auteur daarom voor een prijs die rekening houdt met al deze factoren en ‘goed voelt’.

  1. De auteur is belangrijker dan het boek

Deze stelling is even moeilijk (of makkelijk) verdedigbaar als de stelling dat het boek belangrijker is dan de auteur. Ze zijn allebei belangrijk, en ze vormen samen met een groot aantal andere factoren de succesfactoren van een boek. Het is vooraf (en zelfs achteraf) moeilijk om alle succesfactoren te wegen: de bekendheid van de auteur, de kwaliteit van het boek, de aantrekkelijkheid van de titel en de cover, de prijs van het boek, het moment van publicatie; ik houd me aanbevolen voor de formule waarmee ik het succes van een boek vooraf met wiskundige precisie kan bepalen.

Een boek kan niet zonder blog

Het is zonde om een prachtig boek te schrijven en vervolgens niets meer van je te laten horen. Regelmatig bloggen kost veel tijd en moeite, maar het levert veel op. Doe wat muzikanten doen en zorg dat je in beeld blijft.

Veel auteurs zijn een one hit wonder. Ze schrijven een boek en laten na de publicatie niets meer van zich horen. Ze publiceren geen artikelen in vakbladen, geen blogs op LinkedIn, geen brieven in de krant, geen tweets op Twitter; het wordt stil. En dat is prima: net als de hits van onzichtbare zangers en bands kan een boek zijn weg vinden zonder enige hulp. Maar de kans is klein. Doe daarom wat muzikanten doen, en benut alle kansen om jezelf en je boek op de kaart te zetten.

Suzan & Freek

Neem Suzan & Freek. Dit duo is wereldberoemd geworden in Nederland met licht verteerbare Nederlandse liedjes. Die bekendheid hebben ze niet alleen te danken aan hun kwaliteiten als zangers, maar ook aan hun inzet om gezien en gehoord te worden.

Voordat ze bekend waren, plaatsten ze jarenlang covers van liedjes op Facebook. En ook na hun eerste successen zijn ze online liedjes, en persoonlijk en muzikaal nieuws blijven delen via sociale media. Met de gelegenheidsformatie The Streamers gaven ze tijdens de coronapandemie bijvoorbeeld gratis livestream-concerten.

Influencer tegen wil en dank

Muzikanten, kunstenaars, politici, sporters: wie niet vergeten wil worden, zorgt ervoor dat hij online zichtbaar is. De kunst is om daarvoor een medium te kiezen dat bij je past. Voor een auteur van non-fictieboeken ligt het schrijven van blogs, bijvoorbeeld via LinkedIn, voor de hand. Door regelmatig te schrijven over de onderwerpen uit je boek, wat waarschijnlijk ook de onderwerpen zijn waarmee je je dagelijks bezighoudt, kun je de belangstelling van potentiële lezers wekken. Maar bloggen heeft nog twee belangrijke voordelen. Via blogs kun je mensen die je boek al hebben gelezen op de hoogte houden van actuele ontwikkelingen en nieuwe ideeën. En daarmee dwing je jezelf ook om op de hoogte te blijven.

Door regelmatig te bloggen zet je jezelf op de kaart. Afhankelijk van het onderwerp en de kwaliteit van je blogs zal het korter of langer duren voordat je op de kaart staat, maar het is volgens mij onmogelijk om niet zichtbaar te worden als je stug volhoudt. Zeker als je een niche bedient met weinig concurrenten, word je influencer tegen wil en dank.

Webinar over bloggen

In januari geef ik opnieuw een reeks webinars over het schrijven van blogs, speciaal voor auteurs. Het eerste webinar gaat over het bedenken van ideeën. Het tweede webinar gaat over het schrijven van aantrekkelijke blogs. Het derde webinar gaat over het toevoegen van illustraties, dit laatste webinar wordt gegeven door mijn collega’s Debbie en Jessica, die als vormgevers veel ervaring hebben met blogs.

Wil je meedoen? Meld je dan hier aan. Vergeet vooral niet om vragen over bloggen in te sturen, ik probeer ze allemaal te beantwoorden.

Linguïstische obesitas?

Er komen niet alleen meer boeken, maar ze worden ook steeds dikker. Linguïstische obesitas of alleen maar gezond voor schrijver en lezer?

Voor leden van het geslacht homo sapiens is méér de norm. Meer eten, meer geld, meer vakantie, meer vrijheid en meer spullen. Dat is op zich geweldig, want die behoefte aan meer heeft ons uiteindelijk veel welvaart gebracht. Maar inmiddels hebben we welvaart, en nu hebben we een nieuw probleem: we hebben te veel. Te veel mensen, te veel auto’s, te veel koeien, te veel CO2. Zijn onze artikelen, blogs en boeken ook te dik?

Aantr. vr. kl. gebr. zkt. man

Het is nog maar een paar generaties geleden dat schrijvers zuinig waren met woorden. Als je slecht nieuws wilde doorgeven aan je neef aan de andere kant van het land, stuurde je een telegram: vader overleden. Je koos je woorden zorgvuldig, want je betaalde per woord. Ook kranten waren decennialang dun. De redactie beperkte zich tot het belangrijkste nieuws in korte artikelen, want papier, het opmaken van de krant en het drukken ervan was prijzig. Persoonlijke advertenties in die kranten betaalde je zelfs per teken, wat schrijvers dwong tot spaarzaam taalgebruik: aantr. vr. kl. gebr. zkt. man. Die tijd is voorbij. Nu het delen van informatie via papier, radio, tv en internet spotgoedkoop is geworden, gaan alle remmen bij de schrijver los.

We schrijven onze vingers blauw

Online schrijven we onze vingers blauw. De behoefte om te ‘delen’ is enorm. Het sociale medium Twitter was amper uit de luiers, of het voelde zich al gedwongen om het aantal toegestane tekens te verhogen van 140 tot 280. LinkedIn was ooit bedoeld als online smoelenboek, maar inmiddels wordt het vooral gebruikt om artikelen te delen met volgers. En hoe langer hoe beter, is het adagium op LinkedIn; naar verluid telt het ideale LinkedIn-artikel zo’n tweeduizend woorden.

Boeken 25 procent dikker

Ook op papier is méér de trend. Zo zijn er niet alleen meer boeken (naar verluid is het aantal nieuwe boektitels meer dan verdubbeld van 7.000 in 1970 tot 18.000 nu) maar zijn die ook nog eens dikker. Nederlandse onderzoeksresultaten zijn er niet, maar uit Amerikaans onderzoek blijkt dat boeken gemiddeld 25 procent dikker zijn geworden. En als ik naar de boekenkast kijk waarin alle boeken staan die wij als uitgeverij in bijna twintig jaar hebben gepubliceerd, zie ik dat ook onze boeken dikker zijn worden.

Had dit niet wat korter gekund?

Als lezer erger ik me niet aan de hoeveelheid blogs of boeken, dat zie ik slechts als een teken van vrijheid: iedereen kan en mag zijn mening en zijn ervaringen delen. Anderhalf miljard Russen en Chinezen zouden hun vinger aflikken bij de vrijheid die wij hebben. Ik maak me wel zorgen over de omvang van veel teksten. Ik denk vaak: had dit niet wat korter gekund? Op de helft van een Netflixserie ben ik toe aan de ontknoping. Op de helft van een roman begin ik me te ergeren aan alle subplots. Op de helft van een blog dwaalt mijn aandacht af. Man, schrijft toch eens door, denk ik dan, ik heb nog meer te doen: ik moet de hond nog uitlaten, koken, de boekhouding doen, de tuin winterklaar maken.

Met de helft ingekort

Om een daad te stellen, heb ik daarom besloten om dit artikel met de helft in te korten. Ik geef dus geen tips over de manier waarop je je als schrijver tot de essentie kunt beperken. Ik leg ook niet uit hoe je een bestaande tekst kunt inkorten. Dat scheelt jou als lezer veel tijd, die je nu kunt gebruiken om te mediteren, een goed gesprek te voeren met je partner of zelf iets te schrijven. Kort.

Ik heb nog meer in mijn mars

Zin in het schrijven van je tweede boek? Doe dat niet te vlug en ga vooral niet op zoek naar een splinternieuw onderwerp.

De meeste auteurs van een managementboek laten het niet bij één boek. Soms hangen ze al binnen enkele maanden bij mij aan de lijn met nieuwe plannen. In zo’n gesprek probeer ik hun enthousiasme niet te temperen, maar het is wel mijn doel om het plan uit hun hoofd te praten. Binnen een jaar een nieuw boek publiceren is geen goed idee. Je hebt dan onvoldoende tijd om je eerste boek voldoende te promoten. Als je met een nieuw boek begint, staat je hoofd daar niet meer naar, en je hebt er bovendien geen tijd meer voor. 

Aardbeienjam van Shell

Als het op een dag echt tijd is voor een nieuw boek, dan hebben veel auteurs de behoefte om over een nieuw onderwerp te gaan schrijven. Ik heb nog meer in mijn mars, hoor je ze denken; ze willen hun lezers graag een andere kant van henzelf laten zien. Slecht idee. Ik snap die behoefte, maar voor de lezer hoeft het niet. Die wil van jou gewoon nog een boek over projectmanagement. En dan nog een.  

Door een geheel ander onderwerp te kiezen, zet je je geloofwaardigheid op het spel. Je hebt die geloofwaardigheid opgebouwd met een goed boek over marketing en lezers kunnen zich niet voorstellen dat je ook verstand hebt van personal finance. Zo zou ik persoonlijk ook niet geïnteresseerd zijn in een potje aardbeienjam van Shell of benzine van Hero.

Expertstatus

Succesvolle schrijvers hebben hun oeuvre bijna allemaal opgebouwd rond een beperkt thema. Stephen King? Horror en thrillers. Matt Haig? Psychologie en fantasy. Berthold Gunster? Ja maar. George van Houtem? Onderhandelen. Blijven schrijven over het onderwerp waar je verstand van hebt, levert waarschijnlijk niet alleen een goed boek op, maar ook herkenbaarheid, zowel voor lezers als voor anderen die geïnteresseerd in je kunnen zijn. Denk als schrijver van managementboeken bijvoorbeeld aan klanten die je advies willen, sprekersbureaus die je willen uitnodigen voor een presentatie of journalisten die je mening willen vragen.

Met een boek onderbouw je je expertstatus, en met elk volgend boek over hetzelfde onderwerp worden je fundamenten sterker. Vroeg of laat kunnen mensen niet om je heen. En ja, natuurlijk heb je meer in je mars, maar die kennis bewaar je maar voor verjaardagsfeestjes waar familie en vrienden er geen moeite mee hebben dat je een kwartier uitweidt over jouw visie op leiderschap. Daarna pak je nog een biertje, en luister je beleefd naar hun visie op leiderschap.

Zou jij je eigen boek uitgeven?

Stel, je krijgt vandaag vijfentwintigduizend euro om een managementboek uit te geven. Maar er is een catch: het boek moet gegarandeerd een succes worden. Zou je dan je eigen boek uitgeven?

Vanaf november geef ik een nieuwe reeks masterclasses over het publiceren van je eigen managementboek. Eigenlijk is het raar dat ik dat doe als uitgever van managementboeken. De uitgever van een platenmaatschappij geeft toch ook geen muziekles? Dat klopt, maar ik denk dat hij misschien wat meer aanbod van goede muziek heeft.

Helaas zit er niet altijd muziek in de boekvoorstellen en manuscripten die wij ontvangen. Sommige voorstellen zijn schaamteloze kopieën van boeken die eerder zijn verschenen. Andere zijn zo vaag dat je geen idee hebt waar het boek over gaat. De teksten die trots worden aangeprezen, zijn niet zelden slecht gestructureerd en saai geschreven.

Ben ik cynisch? Helaas, de werkelijkheid is nog pijnlijker. Sommige begeleidende mails barsten van de taalfouten, over de manuscripten nog maar niet gesproken. En de auteurs beloven trots dat ze hun boek straks actief gaan aanprijzen, maar als ik hun naam online intik, blijken ze nog nooit een blog te hebben gepubliceerd.

Ruwe diamanten

Er is veel mis met veel boekvoorstellen, maar sommige zijn niettemin ruwe diamanten. Dan zit er bijvoorbeeld een hoofdstuk verstopt in een manuscript waarin een volstrekt origineel concept wordt geïntroduceerd. Andere auteurs hebben een saai rapport in plaats van een boek geschreven, terwijl ze duidelijk aantrekkelijk kunnen schrijven. En weer andere auteurs hebben een prima manuscript in handen, maar hebben geen idee hoe ze het onder de aandacht van het grote publiek kunnen brengen.

Juist omdat zo veel voorstellen en auteurs wel potentie hebben, maar niet weten hoe ze deze kunnen benutten, is het zo leuk om masterclasses te geven waarin ik auteurs kan leren hoe ze een goed managementboek kunnen publiceren.

U hebt één minuut

Tijdens masterclasses geef ik deelnemers soms drie verschillende boekvoorstellen. Echte boekvoorstellen, die ik recent heb ontvangen. De deelnemers krijgen daarbij vijfentwintigduizend euro aan Monopolygeld om in het gekozen managementboek te investeren. Maar er is een catch: het gepubliceerde boek moet geld opleveren, of ze moeten alles terugbetalen. Vervolgens krijgen de deelnemers één minuut om een keuze te maken. Onmogelijk, roepen ze dan. Toch weten ze binnen dertig seconden welk boek ze zouden kiezen.

Vervolgens vraag ik de deelnemers of ze hun eigen boek zouden kiezen onder dezelfde omstandigheden. En dan geven ze niet zelden toe dat ze dan voor een andere titel zouden kiezen.

Een managementboek schrijven kost ontzettend veel tijd, geld en energie. En het is zonde als je die verspilt. Je gaat een ruwe diamant ook niet ongeoefend met een hamer te lijf. Jouw boek verdient beter, en ik wil je er graag bij helpen. Samen met mijn collega’s heb ik drie nieuwe masterclasses samengesteld, over het bedenken van een goed boekvoorstel, het schrijven van je manuscript en het promoten van je boek. Wie weet tot ziens.

‘Samen op reis naar een stukje ambitie’

Dit zei een adviseur een paar weken geleden tegen mij toen hij vertelde over zijn werk. Nu moet je weten dat ik deze adviseur heel hoog heb zitten. Aardige vent, sociaal en betrokken, deskundig en ervaren. Hij kan zelfs aantrekkelijk schrijven, en daarom zie ik deze uitspraak door de vingers, maar eigenlijk kan hij niet. Het deed echt even zeer, alsof ik van mijn tandarts onverdoofd een wortelkanaalbehandeling kreeg.

Spierballentaal

Natuurlijk, ik snap het wel, jargon is geweldig om ingewikkelde dingen snel uit te leggen aan mensen die precies begrijpen wat je bedoelt. Als je als adviseur, coach of manager eenmaal wat ervaring hebt opgedaan, jongleer je al vlug met woorden als wendbaarheid, betekenisgeving, transparantie, zelfsturing en agile. Maar met jargon moet je andere mensen niet lastigvallen, het is iets voor collega’s onder elkaar die een beetje stoer doen over hun successen tijdens de catch-up meeting, zoals bodybuilders hun spierballen laten rollen als ze in de sportschool voor de spiegel staan. Daarbuiten moet je mensen niet lastigvallen met je kunstjes. Een bokser geeft een caissière in de supermarkt ook geen uppercut als hij niet het juiste wisselgeld krijgt.

Spierballentaal hoort ook niet thuis in een managementboek. De succesvolste managementboeken bevatten weinig tot geen moeilijke woorden. Integendeel: de taal van populaire managementboeken blinkt juist uit in eenvoud. Volgens mij vergroot je dan ook je kans op succes als je een helder boek schrijft. Dat kost echter wel wat extra moeite.

Gewend aan moeilijk doen

Makkelijk lezen is verdomd hard schrijven, waarschuwde de 19-eeuwse schrijver en diplomaat Nathaniel Hawthorne. Het kost inderdaad weinig moeite om iets uit te leggen met abstracte, dure of hippe woorden en ingewikkelde zinsconstructies, en veel moeite om dat te doen met eenvoudige woorden en zinnen. Gewoon, omdat je zo gewend bent om moeilijk te doen. Een beleidsmedewerker die aan zijn zevenenveertigste rapport begint, schudt de volgende zin moeiteloos uit zijn mouwen:

‘De halfwaardetijd van directieven van het leidinggevend echelon binnen onze organisaties krimpt snel naarmate het toegepaste idioom ambiguer is geformuleerd.’

De auteur had ook kunnen schrijven dat verzoeken van bestuurders beter worden opgevolgd als ze in heldere taal zijn beschreven. Maar ja, is dat niet wat kaal? Nee, natuurlijk niet! Het is juist aantrekkelijk, zoals een little black dress bijna altijd aantrekkelijker is dan een carnavaleske uitdossing.

Misschien moet er een spellingscontrole komen die alarm slaat als je te veel moeilijke woorden gebruikt. Al kun je je manuscript natuurlijk ook naar een uitgever sturen, die vertelt je ook eerlijk wat hij ervan vindt.

Ik rotzooi maar een beetje aan

Veel schrijvers beginnen hun carrière zorgeloos met een boek. Daar komen ongelukken van. Begin eens met een brief.  

Ik had ooit een docent die een cursus ‘Lange verhalen schrijven’ gaf. Hij begon de eerste les aan zijn studenten journalistiek met de waarschuwing dat het toch nooit wat zou worden met ons, daarvoor hadden we niet genoeg talent en veel te weinig geduld. Maar goed, hij werd ervoor betaald, dus als wij zo beleefd wilden zijn om onze mond te houden, wilde hij best het een en ander vertellen.

Ernest Hemingway, Joseph Mitchell, George Orwell, Truman Capote: het werk van tientallen klassieke schrijvers-journalisten kwam voorbij. Waarna wij uiteindelijk enthousiast een ontzettend lang verhaal in elkaar flansten, in de overtuiging dat we nu heel vlug ontdekt zouden worden. In mijn herinnering kreeg ik een zesje voor de moeite.

Als uitgever zou ik het niet durven, beginnende auteurs vertellen dat het toch nooit wat gaat worden, maar ik denk het wel eens. Waarom niet eerst een paar jaar oefenen met artikelen,  blogs, columns of whitepapers, in plaats van ongeremd beginnen aan je magnum opus terwijl er nog geen letter van je toetsenbord is afgesleten?

‘Ik rotzooi maar een beetje aan’

Deze uitspraak is van Karel Appel, opgetekend door journalist Jan Vrijman in Vrij Nederland in 1955. Ik moet er altijd aan denken als iemand enthousiast vertelt dat hij een boek gaat schrijven over leiderschap, maar nog nooit leiding heeft gegeven of een boek heeft geschreven.

De uitspraak van Appel nam een vlucht toen zijn werk populairder werd. En toen Vrijman later in een documentaire liet zien hoe Appel met verf smeet, was iedereen ervan overtuigd dat die Appel inderdaad maar wat aanrotzooide. Zoals Appel zelf later bij herhaling benadrukte, werkte hij bewust spontaan, maar bij die spontaniteit kun je veel vraagtekens plaatsen. Zo studeerde Appel braaf schilderkunst aan de Rijksakademie in Amsterdam en was hij goed bekend met het werk van andere kunstenaars. Er zijn zelfs voorstudies bekend van zijn ‘spontane’ werk. Zijn spontaniteit was een bewuste keuze, het resultaat van jarenlang schilderen en nadenken over zijn werk. 

Je eerste emmer verf

Omdat we allemaal vanaf onze kinderjaren schrijven, denken we als volwassenen natuurlijk dat het maar een kleine stap is van een boodschappenlijstje naar een boek. En voor de manager die eenmaal een paar rapporten heeft geschreven is een boek een peuleschil. Ik snap het wel, maar volgens mij doe je jezelf tekort. Niet alleen omdat meer ervaring een beter boek oplevert, maar ook omdat je er meer plezier aan beleeft als je beter wordt.

Schrijf bijvoorbeeld eens een ingezonden brief naar de Volkskrant, NRC Handelsblad of Trouw over een misstand waaraan je je ergert. Zoeken naar de juiste woorden om de essentie van de misstand én je emotie te beschrijven is dan een oefening die je meer hoofdbrekens kan kosten dan het schrijven van een heel hoofdstuk. Plotseling is het nacht en staan er slechts vijf gammele zinnen op je beeldscherm. Maar als het uiteindelijk lukt en je zeker weet dat de hele natie jouw brief straks ademloos zal lezen en instemmend zal knikken, dan geeft dat dezelfde kick die Karel Appel had toen hij voor de eerste keer voorzichtig een klodder verf tegen het canvas wierp.

Hoe schrijf je met stijl?

Als je aantrekkelijk schrijft, beleven lezers niet alleen meer plezier aan je boek, ze zullen ook eerder overtuigd zijn van je ideeën. Maar hoe doe je dat, schrijven met stijl?

Ik heb echt geen idee. De vraag is al absurd, alsof er een formule bestaat waarmee stramme, humeurige letters spontaan in het gelid springen en enthousiast verrassende woorden vormen. Schrijven lijkt soms vanzelf te gaan, maar elke keer als ik het gevoel heb dat het schrijven vanzelf gaat, dan levert het mij alleen alledaagse teksten op. En zelfs als ik mijn best doe en net zo melodieus fluit als de rattenvanger van Hamelen, dan nog blijven de metaforen soms verborgen in hun nesten en blijf ik alleen achter met wat lidwoorden en uitgebluste naamwoorden. Easy reading is damn hard writing.

Is er dan niets dat helpt? Natuurlijk wel, maar het zijn allemaal obligate adviezen waar een horoscoopschrijver jaloers op zou zijn. Je bent gewaarschuwd.

Begin met het lezen van boeken, heel veel boeken. Kookboeken, reisboeken, romans of managementboeken, als ze maar goed geschreven zijn. Onze hersenen zijn een grote flipperkast, en hoe meer woorden en woordcombinaties er in je hoofd zitten, des te groter is de kans dat je cursor tegen een originele stuitert als je op zoek bent naar een mooie formulering.

Ga je schrijven, doe het er dan om. Ga in je bureaustoel zitten zoals Max Verstappen in zijn autostoel zit, met de ambitie om de snelste en sierlijkste ronde te rijden van de dag. Je bent zenuwachtig, je voelt de druk van al die anderen schrijvers die je links en rechts in proberen te halen, maar je geeft niet op voordat je de perfecte zin hebt geschreven, zo charmant als Jacky Kennedy, zo meeslepend als een tango, zo opwindend als een lijn cocaïne. Je bent niet meer aan het schrijven om meters te maken, je bent de wereld mooier aan het maken. 

Ga niet op zoek naar tattoo’s, kerstballen of sieraden om je tekst aan te kleden. Een little black dress is voor de meeste gelegenheden effectiever dan een baljurk. Gebruik zo veel mogelijk frisse woorden, vermijd jargon en speel hooguit met wat passende beelden die je boodschap verduidelijken. Minder is meer.

En ga vervolgens schrijven, heel veel schrijven. En als je geluk hebt, dan schrijf je op een dag plotseling die ene zin die precies zegt wat je bedoelt, en waarvoor de lezer even terug bladert om hem nog een keer te lezen. En daarna probeer je gewoon nog zo’n zin te schrijven.

Boek af? Mooi zo, tijd om het te herschrijven

Ik begin altijd met tegenzin. Herschrijven voelt als strafwerk, maar het gevoel verdwijnt snel als ik eenmaal aan het scrabbelen ben geslagen. En enkele uren later vind ik het jammer dat de klus achter de rug is: het redigeren van een tekst is misschien wel het leukste werk van een schrijver. Een woord hier, een komma daar: het voelt alsof je de dag na sinterklaasavond eindelijk mag gaan spelen met je nieuwe Legodoos. 

Ik herschrijf mijn teksten altijd in drie etappes. Ik herschrijf een alinea nadat ik de laatste punt heb gezet. Dan controleer ik of alle kinderen nog op de achterbank zitten en ik verder kan gaan. Op de volgende schrijfdag redigeer ik de opbrengst van de vorige dag. Tenslotte herschrijf ik alles wanneer ik fini onder de tekst heb geschreven. En elke keer is er veel werk aan de winkel. 

Ik weet niet hoe jouw eerste teksten eruit zien, maar die van mij komen vaak nogal ongeschoren uit bed. Er staat wel wat ik bedoel, maar ik heb het vaak slordig opgeschreven om het tempo van mijn gedachten bij te kunnen houden. Als ik na een alinea sta uit te hijgen en teruglees, blijk ik zelden een kunstwerk te hebben geproduceerd, maar een kleutertekening. 

Alles wat er mis kan gaan, gaat mis als ik schrijf. Om mij te plagen trekt Murphy de hele tijd aan mijn armen, hij port in mijn zij en fluistert me saaie woorden in. Daardoor bevat elke zin, elke alinea en elke paragraaf die ik schrijf onnodige fouten. Ik blijf haken achter gaten omdat er plotseling woorden ontbreken, ik struikel over oubollige, moeilijke of lelijke woorden en ik schrik als er plotseling woorden dubbel staan. En dan denk je na zo veel jaren schrijven de belangrijkste taalregels wel te beheersen, maar dan staat er halverwege de tekst toch nog een dt-fout naar je te grijnzen. 

Alle emoties komen voorbij als ik mijn teksten aan het herschrijven ben. Spijt, dat ik iets niet goed heb uitgelegd. Schaamte, dat ik heb lopen opscheppen. Frustratie, dat ik weer dezelfde taalfout heb gemaakt. Nieuwsgierigheid, of het toch mooier kan. En blijdschap, dat niemand mijn tekst heeft gezien voordat ik ‘m nog een keer kritisch las. Voorlopig geen boek voor mij, man, wat een werk.